Samenvatting hoofdstuk 13, Principes van marketing
13.1
Detailhandel: alle activiteiten rond de verkoop van producten direct aan eindconsumenten
voor persoonlijk, niet-bedrijfsmatig gebruik.
Retail: alle activiteiten rond de verkoop van producten en diensten direct aan
eindconsument voor persoonlijk, niet-bedrijfsmatig gebruik → bredere definitie van
detailhandel.
Detaillisten: bedrijven waarvan de omzet hoofdzakelijk afkomstig is van verkoop van
producten aan eindconsumenten.
Detailhandelsmarketing (retailmarkten): marketingbeleid van detaillisten, gericht op
eindconsumenten.
Detaillistenmarketing (trademarketing): marketingbeleid van fabrikanten, gericht op
detaillisten.
Shopper marketing: marketingbeleid waarbij het gehele marketingproces – van
productontwikkeling tot logistiek, promotie en winkelaanbod – zich erop richt van
consumenten in de winkel kopers te maken → het uiteindelijk kopen van iets.
Belangrijkste typen detailhandel:
Flagshipstore: grote winkels die veel aandacht besteden aan producten/ merken → bv.
G-Starr in Amsterdam, is gericht op product/ merk beleving.
Speciaalzaak: detailhandel met een smal maar diep assortiment → bv. WE, Intersport,
Expert, een functionele showroom waar de klant kan langs komen voor
productinformatie en advies.
Servicestore: hier krijgt de klant persoonlijk advies, bestellingen plaatsen en met de pin
betalen → bv. Coolblue.
Outletstore: als een merk geen plek meer heeft voor oude collecties, naar een outlet
store (vaak van het merk zelf) → bv. Batavia Stad.
Conceptstore: hier draait het om lifestyle en uniek zijn, willen soms wekelijks veranderen
(qua inrichten bv.) → hutspot in Amsterdam.
Pop-upstore: een tijdelijk (leeg) pand in de winkelstraat → denk hierbij aan online
winkels die van plek naar plek willen gaan (van winkelpand naar winkelpand).
Shop-in-shop: warenhuizen of andere webwinkels die in een winkel hun assortiment
willen showen → bv. Bijenkorf, Post NL in Primera winkels, Rituals etc.
Er zijn 3 serviceniveaus voor detaillisten:
1. Zelfbedieningsdetaillisten: detailhandelszaken die geen of beperkte service leveren aan
klanten, klanten voeren het ‘zoeken-vergelijken-selectie’-proces zelf uit.
2. Detaillisten met beperkte service: detaillisten die het winkelende publiek maar een
beperkt aantal diensten bieden → klanten krijgen een beetje hulp bij de aanschaf van
producten.
3. Detaillisten met volledige bediening (full service): detaillisten die het winkelende publiek
een volledig scala van diensten bieden.
Assortiment: de lengte en breedte van het productaanbod.
Speciaalzaak: detailhandel met een smal, maar diep assortiment (bv. Siebel, top 1 toys).
Warenhuis: een detailhandel waarin een grote verscheidenheid van productlijnen wordt
gevoerd, elke lijn wordt gerund als een afzonderlijke afdeling met eigen inkopers en
merchandisers (een breed, maar niet diep assortiment).
Supermarkten: een grote zelfbedieningszaak met lage kosten, lage marges, grote afzet,
die een grote verscheidenheid van levensmiddelen en huishoudelijke producten voert →
wordt het meest bezocht.