Hoorcollege en werkgroep 1: Kwalificatie en flexibiliteit en loon
Voorgeschreven stof • Literatuur:
Schets § 1.4; 1.5; 3.1; 3.2; 3.3.1; 3.3.2; 3.4.1;7.1.1 en 7.1.2.
• Jurisprudentie:
Nr. 18: HR 24 november 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2495 (Groen-Schoevers); Nr. 55: HR 11 juli 2008,
ECLI:NL:HR:2008:BD1847 (Stoof/mammoet);
Nr. 69: HR 3 mei 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ2907 (Van der Meulen/ Wolters).
Casus 1
Sandra werkt sinds 1 februari 2009 als verpleegkundig specialist chronische zorg in het UMC Utrecht,
binnen de afdeling: Chronische Aandoeningen, dat bestaat uit 30 verpleegkundigen. Toen medio
2019 duidelijk werd dat het UMCU vanwege slechter wordende bedrijfseconomische resultaten
diende te reorganiseren, is Sandra voor de keus gesteld ofwel voortaan als zelfstandige voor het
UMCU te gaan werken, ofwel akkoord te gaan met een beëindigingsovereenkomst, inclusief
afvloeiingsregeling conform het sociaal plan. Sandra heeft na overleg met een jurist gekozen voor de
eerste optie en heeft per 15 oktober 2020 een eenmanszaak opgericht, getiteld: Kundig Care
Verpleging en deze laten inschrijven bij de Kamer van Koophandel. De jurist heeft bovendien een
conceptcontract opgesteld voor de toekomstige rechtsverhouding tussen Sandra en het UMCU.
Sandra en het UMCU hebben dit contract op 1 december 2020 ondertekend. In de considerans bij
deze overeenkomst staat uitdrukkelijk vermeld dat beoogd wordt per 1 januari 2021 een
overeenkomst van opdracht met Sandra te sluiten waarin expliciet is opgenomen dat er geen
arbeidsovereenkomst tussen de partijen bestaat. De inhoud van het werk en de wijze waarop Sandra
de werkzaamheden verricht, is na 1 januari 2021 niet wezenlijk veranderd. Sandra heeft contractueel
een uurtarief bedongen van € 45,- en zij wordt maandelijks per factuur betaald, waarbij ook
omzetbelasting in rekening wordt gebracht. Sandra werkt ongeveer 130 uur per maand voor het
UMCU. Zestig uur per maand dient Sandra op vooraf in het maandrooster vastgestelde tijden
verplicht mee te draaien. De rest van de uren per maand mag ze zichzelf in overleg in laten
roosteren. In de overeenkomst is een bepaling opgenomen die haar nadrukkelijk verplicht om de
zorg zelf te verlenen. Wel mag Sandra zich bij ziekte of tijdens vakanties laten vervangen, mits ze zelf
voor vervanging zorgt én de desbetreffende vervanger beschikt over de vereiste BIG-registratie.
Sandra wordt als expert op het gebied van chronische verpleging vrijgelaten om haar behandelingen
zelfstandig en naar eigen inzicht inhoudelijk uit te voeren, maar zij en het UMCU zijn wel schriftelijk
overeengekomen dat er bij iedere verpleegkundige behandeling van 70 plussers per behandeling
10% extra voor- en nabehandeltijd gereserveerd dient te worden, omdat uit intern onderzoek
gebleken is dat deze doelgroep dat als prettig ervaart. Dit kan door de zorgmanager namens het
ziekenhuis gecontroleerd worden. Het UMCU is de enige opdrachtgever van Sandra en het ziekenhuis
stond erop dat er in de overeenkomst een nevenwerkzaamhedenbeding werd opgenomen waarbij
nevenwerkzaamheden alleen na overleg en met toestemming van het ziekenhuis mogen
plaatsvinden.
1. Is in het onderhavige geval sprake van een arbeidsovereenkomst tussen Sandra en het
UMCU? Geef hierbij uitdrukkelijk aan welke feiten en omstandigheden indicaties
opleveren voor een arbeidsovereenkomst en welke feiten en omstandigheden indicatief
zijn tegen de aanwezigheid van een arbeidsovereenkomst.
,Volgens art. 7:610 BW moet er voor een arbeidsovereenkomst sprake zijn van persoonlijke arbeid,
loon en een gezagsverhouding. Als er sprake is van een arbeidsovereenkomst geniet de werknemer
veel rechtsbescherming, dan is immers titel 10 van boek 7 geheel van toepassing.
Is er sprake van persoonlijke arbeid?
Er is hier sprake van persoonlijke arbeid, omdat de verpleegkundige behandeling zelf moet worden
uitgevoerd door Sandra. Het ziekenhuis heeft aangegeven dat zij het zelf moet uitvoeren. Zij moet zelf
vervanging zoeken, maar dit is wel geclausuleerd. Aan dit vereiste is dus wel voldaan.
Is er sprake van loon?
Het gaat in dit geval om een uitbetaling per factuur. Dit wil niet aangeven dat er geen sprake is van
een verplichting tot loonbetaling. In principe is hier gewoon sprake van een verplichting om loon te
betalen.
Is er sprake van een gezagsverhouding?
Een gezagsverhouding kan gaan om inhoudelijke instructies, maar ook om organisatorische
instructies. Bijvoorbeeld: wanneer er wel of niet vakantie kan worden aangevraagd door de
werknemer en wanneer er vervanging moet worden geregeld.
Sandra kan gecontroleerd worden door het ziekenhuis wanneer ze die behandeling uitvoert. Het moet
10 procent extra zijn voor 70-plussers. Als ze daar niet aan voldoet, kan ze worden gecontroleerd door
de manager. Ze heeft zich te houden aan de vooraf in het maandrooster gestelde tijden waarin zij 60
uur in de maand moet werken. Zij moet echt verplicht meedraaien in het rooster. Ze mag ook alleen
maar na toestemming en overleg nevenwerkzaamheden verrichten. Dit is typisch een beding dat
neergelegd wordt in een arbeidsovereenkomst. Dit duidt ook op de beperkingen die zij heeft om ander
werk te verrichten.
Er zou ook sprake kunnen zijn van de overeenkomst van opdracht (art. 7:402). De opdrachtnemer is
ook gehouden om gevolg te geven aan tijdig te nemen verantwoorde aanwijzingen. Dus dit geldt niet
alleen voor een arbeidsovereenkomst. Ook bij de overeenkomst van opdracht is er een beperkte
aanwijzingsbevoegdheid, en de opdrachtgever kan ook verlangen dat deze opdracht persoonlijk
wordt uitgevoerd (art. 7:404 BW).
In dit geval zijn er ook aanwijzingen die duiden op de aanwezigheid van een overeenkomst van
opdracht. Inhoudelijk kan ze haar werk immers zelf volledig uitoefenen. Organisatorisch gezien heeft
zij wel enige beperkingen. Zij heeft een eenmanszaak zelf opgericht, namelijk Kundig Care. Daarnaast
staat zij ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. In de arbeidsovereenkomst zijn ze ook
overeengekomen dat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst.
Relevant voor het beantwoorden van deze vraag, is het arrest Groen/Schoevers (nummer 18).
Rechtsoverweging 3.4 geeft aan dat bij de beoordeling van deze vraag moet worden gekeken naar
hetgeen partijen bij het aangaan van de overeenkomst voor ogen stond. Het gaat om de
partijbedoeling, en niet slechts om de naam die aan de overeenkomst wordt toegekend. Niet alleen
de partijbedoeling is van belang, ook hoe de overeenkomst in de praktijk wordt uitgevoerd. Hierbij
moeten alle feiten en omstandigheden in acht worden genomen. Een van de elementen die wordt
aangegeven, was de maatschappelijke positie van de werkende. Om vast te stellen of er sprake is van
een arbeidsovereenkomst moet er worden gekeken naar het volledige plaatje. Dit wordt ook wel de
‘holistische benadering’ genoemd.
Wanneer alle omstandigheden van het geval worden meegewogen, kan ervan uit worden gegaan dat
er sprake is van een arbeidsovereenkomst. Er zijn nog andere omstandigheden die kunnen worden
genoemd. Het is wel per factuur betaald, maar de rechtspraak zegt dat er dan niet gelijk geen sprake
is van loonbetaling.
,Er moet ook worden gekeken naar de aard van de werkzaamheden. Van de collega’s zijn een aantal in
vaste dienst. De aard van de overeenkomst is niet heel anders dan van die collega’s die het volgens
vaste dienstdoen. Een werknemer wordt eigenlijk gedwongen om een overeenkomst van opdracht af
te sluiten, terwijl ze eerst een arbeidsovereenkomst had. We zien dat zij eigenlijk nog steeds hetzelfde
werk verricht. In dit geval is het meer een core business. Ze zullen meer op de kwaliteit zitten, en
daardoor is er meer sprake van ondergeschiktheid.
Sandra heeft een uurloon van 45 euro. Haar positie is niet heel sterk. Ze werkt alleen maar voor het
ziekenhuis. Daarnaast is er een grote afhankelijkheid. Er is ook een nevenbeding opgenomen.
Het is aannemelijk dat hier sprake is van een arbeidsovereenkomst, ondanks dat in de considerans is
vermeld dat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst.
Stappenplan:
1. Stel de rechten en verplichtingen van de partijen vast. Wat hebben zij bij de totstandkoming
van de overeenkomst beoogd en hoe hebben zij uitvoering gegeven aan deze overeenkomst?
2. Bepaal vervolgens of er sprake is van een arbeidsovereenkomst aan de hand van de
holistische benadering (maatschappelijke positie is relevant).
Relevante gezichtspunten:
- Wijze van beloning en betaling
- Mate van ondernemingsrisico
- Doen van investeringen
- Het beschikken over eigen bedrijfsmiddelen
- Duurzaamheid van de arbeidsprestatie
- De mate van zelfstandigheid
- Aard van de werkzaamheden
- Maatschappelijke positie werkende
- De mate van afhankelijkheid van de desbetreffende opdrachtgever
2. Welke rol speelt hierbij het rechtsvermoeden van artikel 7:610a BW? Motiveer.
Art. 7:610a BW geeft aan dat iemand die ten behoeve van een ander tegen beloning door die
ander gedurende drie opeenvolgende maanden, wekelijk dan wel gedurende ten minste 20
uren per maand arbeid verricht, wordt vermoed deze arbeid te verrichten krachtens
arbeidsovereenkomst.
Sandra werkt ongeveer 130 uur per maand, en is al drie maanden werkzaam als zelfstandige
voor het UMCU. Daarnaast verricht zij arbeid ten behoeve van het UMCU, en zij doet dit
tegen een beloning van 45 euro per uur. Dit betekent dus dat er een vermoeden is dat Sandra
dit werk verricht op basis van een arbeidsovereenkomst.
Het bewijsrisico dat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst, komt dan te liggen bij de
werkgever: UMCU. Art. 610a geeft eigenlijk een processueel steuntje aan Sandra, mocht zij bij
de rechter willen bepleiten dat zij een arbeidsovereenkomst heeft. Zij hoeft dan niet aan te
geven dat er geen sprake is van een arbeidsverhouding. De werkgever zal dan moeten stellen
en bewijzen dat dit niet het geval is. Het is dus een vermoeden. Het UMCU kan best met
gemakt aangeven door bijvoorbeeld te stellen dat ze per factuur heeft betaald, dat ze een
eenmanszaak heeft, en dan verliest het rechtsvermoeden haar werking.
, Dan pas begint de rechtsstrijd en dan kijken we pas naar art. 7:610 BW. Het rechtsvermoeden
is niet meer dan een weerlegbaar vermoeden. In dit geval zal het niet gebeuren. Maar het
kan voorkomen dat de werkgever niet kan bewijzen dat er geen sprake is van een
arbeidsovereenkomst, en dan kan de rechter concluderen dat er aangenomen moet worden
dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst.
Voorwaarden rechtsvermoeden in de zin van art. 7:610a BW:
- Arbeid ten behoeve van een ander;
- Tegen beloning door die ander;
- Gedurende drie opeenvolgende maanden;
- Wekelijks of gedurende minimaal 20 uur per maand.
Casus 2
Roderik een neef van Sandra werkt als productiemedewerker groenten bij Bio-Pure, een grote
biodynamische groentekwekerij in de glastuinbouw. Het bedrijf heeft twee vestigingen: één in
Houten en één in Schoonhoven. Roderik zijn taken bestaan voornamelijk uit het oogsten van de
kasgroenten (tomaten, aubergines en groene paprika’s). Hij heeft op 1 april 2020 met Bio-Pure een
arbeidsovereenkomst in de vorm van een oproepovereenkomst (nulurencontract) gesloten voor de
duur van twee jaar tegen een loon van 12 euro per uur. Hij heeft in de maanden april, mei en juni
2020 gemiddeld 40 uur per week gewerkt. Sinds 1 juli 2020 krijgt Roderik echter minder werk. Bio-
Pure wijt dit aan de omstandigheid, dat de drie verschillende groentesoorten die het bedrijf in kas
teelt vanaf juli steeds minder vrucht dragen, waardoor er nu eenmaal minder groenten geoogst
hoeven te worden.
Stel, Roderik wendt zich op 1 juli 2020 tot u.
a. Geef advies aan Roderik over de mogelijkheden die hij heeft om in rechte af te dwingen om
voor 40 uur per week werk te krijgen, dan wel loonaanspraken voor 40 uur per week. Geef
ook aan wat hierbij zijn kansen op succes zijn.
Art. 7:610b BW
Er ontstaat een rechtsvermoeden van de bedongen arbeid van de gemiddelde arbeid per maand
indien de arbeidsovereenkomst ten minste drie maanden heeft geduurd. Roderik zou dit artikel
kunnen inroepen. Dit is het rechtsvermoeden van de arbeidsomvang. Hoeveel kans van slagen heeft
dit? Voldoet hij aan de vereisten? De wetgever probeert te ontmoedigen dat flexibele arbeidsrelaties
altijd maar in onzekerheid zitten omtrent hun arbeidsomvang. Dit artikel geeft de mogelijkheid om de
arbeidsomvang vast te stellen. Roderik voldoet in dit geval aan de vereisten. De arbeidsovereenkomst
heeft namelijk al 3 maanden geduurd. Het gaat dus om een vermoeden, niet om een vaststelling.
Het gaat hier om een piek die plaatsvindt in juni, april en mei. Het rechtsvermoeden van 40 uur per
week zal dus door de werkgever kunnen worden weerlegd. De werkgever kan aangeven dat het in dit
geval om een piekperiode gaat, en dit is dus niet representatief voor de gemiddelde arbeidsomvang.
De rechter kan een referteperiode kiezen van een langere duur, dus van bijvoorbeeld een jaar. Dan
kom je uit op een heel ander gemiddelde dan 40.
Art. 628 > als het niet kan worden weerlegd. Als het eenmaal juli wordt, dan zou Roderik wel
aanspraak kunnen maken op een loonspraak van 40 uur per week. Hij kan dan zeggen: ik beroep mij
op de loondoorbetalingsplicht. Art. 628 bepaalt dat de werkgever verplicht is om het naar tijdruimte
vastgestelde loon te voldoen indien de werknemer de overeengekomen arbeid geheel of gedeeltelijk