2021
Invloedrijke factoren bij een
dreigend faillissement: investeren,
een misser of een treffer?
D. (Delano) Tolhuisen | 000476718
Nyenrode Business Universiteit
BSc in Accountancy, semester F
Midwintercourse (MWC) Financiering 3 | voorjaar 2021
Woordentotaal: 2.740 woorden
Vrijdag 30 april 2021
,Inleiding
De kredietcrisis van 2008, die de nodige nasleep heeft gehad in de afgelopen jaren, heeft ertoe geleid
dat een aantal bekende merken uit het straatbeeld zijn verdwenen. Hierbij valt te denken aan Free
Record Shop, Witteveen, Schoenenreus, Op=OP Voordeelshop, Kijkshop, Sissy-Boy, Miss Etam,
Halfords en uiteraard warenhuisketen V&D. Daarnaast balanceren er vandaag de dag nog altijd een
aantal winkelketens op het randje van de afgrond, zoals Blokker en HEMA (Schouten, 2019).
Menig ondernemer zal zich ongetwijfeld hebben afgevraagd: moet ik investeren om de onderneming
te kunnen redden of is dit niet rendabel (meer)? Het kan immers zo zijn dat een onderneming in een
dergelijke situatie investeringen doet waardoor de onderneming juist nog verder de afgrond in zakt.
Aan de andere kant is het misschien juist de ‘boost’ die het nodig heeft om er weer bovenop te kunnen
komen.
Kijk naar Blokker: het bedrijf heeft allerlei trucs uit de doos gehaald. Het inhuren van een celebrity om
de omzet te vergroten, het ontwerpen van een nieuw logo, herinrichting van de winkels, uitbreiding
van de webshop et cetera (Van der Pijl, 2017). Maar zijn deze investeringen voldoende voor het
voortbestaan van de keten? Dat moet nog maar blijken.
Het zijn ongekende beslissingen in een cruciaal stadium van een onderneming. Het is daarbij de vraag
in hoeverre ondernemingen geneigd zijn om een investering door te laten gaan in deze financieel
tegenvallende tijden. Er zullen dan ook verschillende onderliggende factoren een rol spelen in de
besluitvorming om een investering al dan niet doorgang te laten vinden. Voorgaande literatuur
omtrent investeringsbeslissingen heeft gesteld dat financiële beperkingen een key variabele is voor de
investeringsbeslissingen. Daarnaast wordt geconcludeerd dat “financiële noodlijdende bedrijven zich
anders gedragen dan bedrijven met financiële beperkingen” (Bhagat, Moyen & Suh, 2005, p. 461). Dus
de resultaten voor bedrijven met financiële beperkingen zijn niet per definitie eveneens van toepassing
op financieel noodlijdende bedrijven.
Bovenstaande leidde tot de volgende onderzoeksvraag waarin in deze paper wordt ingezoomd:
“In hoeverre heeft een dreigend faillissement van een onderneming invloed op het doen van
investeringen in die onderneming?”
Het antwoord op deze vraag is relevant voor met name aandeelhouders, toezichthoudende organen
en het management van ondernemingen die in financieel noodweer verkeren. Voor hen is de kwestie
relevant om inzicht te krijgen in de beïnvloedbare factoren. Als dit voor hen inzichtelijk is, dan kunnen
zij mogelijke organisatorische of beleidsgerichte beslissingen heroverwegen voordat zij in een
dergelijke situatie terechtkomen. Daarmee kan dan, waar mogelijk, aan de voorkant voorkomen
worden dat de beïnvloedbare factoren de overhand zullen nemen op het moment dat er
investeringsbeslissingen in een cruciaal stadium genomen moeten worden.
Academisch is de beantwoording van de vraag van toegevoegde waarde om inzicht te verkrijgen in het
handelen van organisaties met betrekking tot het investeringsbeleid ingeval sprake is van een dreigend
faillissement. Het onderwerp is een relevante toevoeging aan de huidige stand van de wetenschap,
omdat die veelal nog ingaat op het investeringsbeleid en de onderliggende factoren die hierop van
invloed zijn, in algemene zin (Virlics, 2013). Dit betekent dat de relatie, en het risico, van een
investeringsbeslissing met een dreigend faillissement veelal achterwege blijft en nog een onderbelicht
onderwerp is in de wetenschappelijke literatuur.
1
,Literatuuronderzoek
In deze paper wordt onderzocht wat de invloed is van een dreigend faillissement van een onderneming
op de investeringen in die onderneming. Hiermee wordt met investeringen gedoeld op het doen van
uitgaven om waarde te creëren voor de onderneming. Daarbij kan in ogenschouw worden genomen
dat bedrijven soms suboptimale beslissingen nemen aangezien zij niet gebruik kunnen maken van alle
investeringsmogelijkheden die er zijn. Dit is veelal het gevolg van informatieasymmetrie en agency
kosten (López-Gutiérrez, Sanfilippo-Azofra & Torre-Olmo, 2015).
Een dreigend faillissement heeft in de terminologie een grote overeenkomst met financiële nood en
business failure en hiermee worden de financiële problemen van een bedrijf aangeduid (Shamsudin &
Kamaluddin, 2015). De inkomsten zijn onvoldoende om aan de contractuele verplichtingen te kunnen
voldoen (Bhagat, Moyen & Suh, 2005). We spreken dan ook wel van een hoge mate van
waarschijnlijkheid dat het bedrijf in gebreke zal blijven. Hierbij is vaak sprake van financiële
(continuïteits)problemen met als gevolg dat het vrijwel onmogelijk voort kan bestaan zonder de
invloed van ingrijpende maatregelen of invloeden. Daarbij valt te denken aan een drastische reductie
van de kosten, een aanzienlijke toename van de omzet of een verbetering van de brutomarge, al dan
niet gepaard met het doen van investeringen om het gewenste effect te bereiken (Andreou, Andreou
& Lambertidus, 2021).
Na de kredietcrisis van 2008 is er nu sprake van een pandemie die tot een nieuwe financiële crisis heeft
geleid. Als gevolg van de genomen maatregelen ter bestrijding van het coronavirus, die door de diverse
overheden wereldwijd zijn genomen, verkeren steeds meer ondernemingen in financiële
moeilijkheden (Brada, Gajewski & Kutan, 2021). Financiële sterkte van bedrijven is cruciaal voor
bedrijven. Bijvoorbeeld voor bedrijven in de horecasector om de ‘Covid-19-ramp’ te overleven. Bij een
omzetterugval van 80% bij deze bedrijven, zal naar verwachting 32% in financiële nood verkeren.
Ongeveer 5% van de bedrijven die financiële tegenslag ervaren lossen dit probleem op door
onderhoudsinvesteringen te schrappen. Met de juiste financiële resources hoeft dit niet meteen te
leiden tot een faillissement, maar een toename van het aantal faillissementen als gevolg van deze crisis
is realistisch. De onzekerheid van een crisis maakt het voor ondernemers moeilijk voorspelbaar of
eventuele investeringen rendabel zullen zijn. Zij komen hierdoor voor lastige beslissingen te staan. Er
zijn diverse factoren die van invloed zijn op de keuze die ondernemers van bedrijven in financiële
moeilijkheden maken op het gebied van investeringsbeslissingen (Crespí-Cladera, Martín-Oliver &
Pascual-Fuster, 2021). Hierna volgt een uiteenzetting van een aantal bepalende factoren die deze
beslissingen beïnvloeden.
Eén van die factoren is het bruto binnenlands product. Het bruto binnenlands product is een
belangrijke graadmeter van de economische groei in een land. Het bruto binnenlands product heeft
een significante positieve invloed op het aantal investeringen dat door ondernemingen wordt gedaan.
Het bruto binnenlands product bezorgt ondernemers namelijk een hogere onzekerheid waardoor
investeringen vaak uitgesteld worden of helemaal geen doorgang vinden. Hetzelfde geldt voor
onzekerheden in de branche waarin het bedrijf opereert (Rashid & Saeed, 2017). Bedrijven zijn dus,
als gevolg van onzekerheid, terughoudender in het doen van investeringen. Blijkens uit het onderzoek
van López-Gutiérrez, Sanfilippo-Azofra en Torre-Olmo (2015).
Zij komen daarnaast tot de conclusie dat het aantal investeringen door ondernemingen in financiële
moeilijkheden deels afhangt van het aantal mogelijkheden die een onderneming heeft om te kunnen
investeren. Denk daarbij aan de liquiditeit van de onderneming en de groeimogelijkheden.
2
,Ondernemingen in financieel zwaar weer die veel mogelijkheden hebben om te kunnen investeren,
maken daar over het algemeen ook gebruik van. Sterker nog, het onderzoek concludeert dat deze
ondernemingen zelfs net zoveel investeringen doen als ondernemingen welke niet in financiële
problemen verkeren (López-Gutiérrez, Sanfilippo-Azofra & Torre-Olmo, 2015). Ook Bhagat, Moyen en
Suh (2005) komen tot een soortgelijke conclusie. Zij stellen dat ondernemingen met een dreigend
faillissement vaak eenzelfde investeringsgedrag hebben als gezonde ondernemingen, zolang zij
dezelfde rendabele investeringsmogelijkheden hebben.
De vraag die dan opdoemt is hoe deze ondernemingen haar investeringen financieren. Financiering
kan plaatsvinden middels externe financiering, alsmede door interne financiering. Gegeven de
investeringsmogelijkheden en het leenbeleid van een onderneming dient veelal een fractie van nieuwe
investeringen gefinancierd te worden door het eigen vermogen. Dit kan door de ingehouden winst
opnieuw te gebruiken voor investeringen, door het uitgeven van nieuwe aandelen, of door een
combinatie van beiden (Papademos & Modigliani, 1983). Het enige probleem is dat ondernemingen
die in financieel zwaar weer verkeren meestal geen winsten genereren. Dit maakt het lastiger voor
deze ondernemingen om aan de financiële middelen te komen om de onderneming nog te kunnen
redden. Zij zijn dus hoofdzakelijk afhankelijk van interne financieringen.
Echter, blijkt ook dat aandeelhouders gevoelig zijn voor de investeringsmogelijkheden die een
onderneming heeft. Hoe waardevoller de investeringsmogelijkheden, hoe langer de aandeelhouders
kunnen en willen wachten met het indienen van een faillissementsaanvraag (Lyandres & Zhdanov,
2013). Ook hier komen dus weer de investeringsmogelijkheden om de hoek kijken. Aandeelhouders
zijn dus bedachtzaam op de doorgroei- en investeringsmogelijkheden van ondernemingen op de lange
termijn.
Wat ook opvalt is dat aandeelhouders ondernemingen al dan of niet als zijnde “noodlijdend” inschalen.
Dit ‘label’ dat aandeelhouders op een onderneming plakken, bepaalt in zekere mate het handelen van
het management. Onjuist geïdentificeerde noodlijdende ondernemingen zijn vaak terughoudend in
het verminderen van uitbetalingen aan de aandeelhouders en verhogen veelal het aantal
investeringen op het moment dat de onzekerheid toeneemt. Daarnaast is ook het tegenovergestelde
het geval: ondernemingen die terecht als noodlijdend aangemerkt worden, verminderen de
uitbetalingen aan aandeelhouders snel en stellen hun investeringen uit. Tevens worden deze correct
geïdentificeerde ondernemingen vaker blootgesteld aan beschermingsconvenanten en kunnen ze
minder makkelijk nieuwe leningen aantrekken (Pryshchepa, Aretz & Banerjee, 2013). Dat terwijl juist
op een dergelijk cruciaal stadium van een onderneming het aantal financieringsmogelijkheden al
beperkt is, wordt het op deze manier niet veel gemakkelijker gemaakt.
De stempel die aandeelhouders aan hun onderneming geven is dus vaak van invloed op het handelen
van het management. De terecht als ‘noodlijdend’ aangemerkte ondernemingen stellen, mede als
gevolg hiervan, hun investeringen uit en kunnen lastiger externe leningen aantrekken.
Aandeelhouders lijken dus een grote rol te kunnen spelen in het voortbestaan van een onderneming.
De investeringsmogelijkheden blijken een invloed te hebben op de beslissingen van de
aandeelhouders. Het is mogelijk dat er voor aandeelhouders een verband bestaat tussen het aantal
waardevolle investeringsmogelijkheden en het bestempelen van een onderneming als noodlijdend.
Wat vaststaat is dat aandeelhouders een grote rol spelen in de gang van zaken binnen een
onderneming in zwaar weer. Daarentegen blijkt ook uit onderzoek dat zij niet altijd de juiste beslissing
3
, weten te maken (Pryshchepa, Aretz & Banerjee, 2013). Dit zit hem mogelijk in de onwetendheid van
aandeelhouders op het gebied van faillissementen. Zo blijkt namelijk dat de koers van een aandeel in
een bedrijf dat surseance van betaling heeft aangevraagd veelal nog verder doorstijgt, terwijl
onderzoek uitwijst dat die aandeelhouders bij het daadwerkelijke faillissement minder geld betaald
krijgen voor de aandelen dan de beurskoers. Aandeelhouders lijken dus niet over voldoende kennis te
beschikken met betrekking tot het faillissementsproces (Hubbard & Stephenson, 1997).
Aandeelhouders weten dus een bedrijf juist te analyseren op het gebied van doorgroei- en
investeringsmogelijkheden, maar zijn niet altijd in staat om de juiste beslissing te maken. Hun
aanzienlijke invloed op het beleid van een onderneming kan doorslaggevend zijn in de keuze om al dan
niet te investeren in de onderneming.
Daarnaast blijkt dat financieel onzekere tijden voor ondernemingen een positieve invloed hebben op
het doen van investeringen op duurzaam en innovatief gebied. Een empirische analyse van Amore
(2015) concludeert dat financiële onzekerheid een positief effect heeft op het innovatief gedrag en
daarmee ook op het doen van investeringen in onderzoek en ontwikkeling.
Uit een onderzoek naar verschillende faillissementen over 29 jaar tijd komt ook naar voren dat het
doen van verwaarloosbare innovatieve investeringen in onderzoek en ontwikkeling een sterk verband
houdt met de kans op een faillissement. Dit verband doet hem zich sterker voor bij bedrijven in de
technologische industrie (Tian & Bai, 2020). Logisch geredeneerd zou men er dus naar moeten streven
om hier meer investeringen in te doen. Op het moment dat een financiële crisis zich voordoet zijn
bedrijven dan ook extra wendbaar (Tian & Bai, 2020). Ook een regressieanalyse van Petrakis, Kostis en
Valsamis (2015) naar innovatie- en concurrentieprestaties in 24 Europese landen tijdens de
kredietcrisis van 2008-2013, bevestigt dat een pro-innovatieve cultuur van positieve invloed is op de
‘overlevingskans’ in financieel onzekere tijden. Deze bedrijven hebben vaak minder last van
internationale financiële onzekerheid dan andere bedrijven die minder investeringen op dit gebied
hebben gedaan.
Toch kan je een kanttekening plaatsen bij het doen van hoge investeringen in onderzoek en
ontwikkeling. Een intensief investeringsbeleid op het gebied van onderzoek en ontwikkeling kan
namelijk ook de kans op een faillissement juist vergroten. Deze correlatie zit hem in het feit dat aan de
ene kant de onderzoek- en ontwikkelingskosten een verbetering van de winstgevendheid met zich mee
zal brengen, maar dat aan de andere kant als gevolg van hoge onderzoek- en ontwikkelingskosten de
vaste lasten fors zullen toenemen, wat resulteert in een hefboomwerking van de bedrijfsvoering en
daarmee een grotere volatiliteit van de cashflow veroorzaakt, waardoor de kans op wanbetaling
toeneemt (Tian & Bai, 2020).
Onderzoek en ontwikkeling, en dus innovatie, zijn van groot belang op het voortbestaan van een
onderneming. Er blijkt dus een correlatie te bestaan tussen de kans op een faillissement en het doen
van investeringen in onderzoek en ontwikkeling, die twee kanten uit werkt.
Wat opvalt uit het literatuuronderzoek is dat er sprake is van diverse factoren die van invloed zijn op
het doen van investeringen, zoals het aantal investeringsmogelijkheden, de invloed van
aandeelhouders, de financieringsmogelijkheden en de omvang van investeringen op het gebied van
onderzoek en ontwikkeling. Echter, blijkt uit het literatuuronderzoek nergens dat investeringen in
sommige gevallen wellicht niet meer rendabel en effectief kunnen zijn, gezien de fase waarin de
onderneming zich verkeert. Het is dus de vraag of het wel in alle gevallen raadzaam is om überhaupt
4