Samenvatting Marketing 2
Hoofdstuk 9: Marketing en communicatie strategieën
De communicatiemix:
Reclame: elke vorm van niet persoonlijke communicatie over producten,
diensten, ideeën of organisaties door een adverteerder die daarbij tegen betaling
gebruikt maakt van massamedia met als doel de kennis, houding of het gedrag
van een doelgroep te beïnvloeden.
Publiciteit: een vorm van communicatie die onstaat doordat een bedrijf
bepaalde info aan de media of aan het publiek verstrekt in de hoop dat de
essentie daarvan zonder betaling wordt gepubliceerd of uitgezonden (free
publicity).
Sponsoring: is het verlenen van (financiële) steun aan een persoon of
organisatie die een sportieve, artistieke of andere interessante prestatie verricht,
in de hoop op commerciële publiciteit, om zo de naamsbekendheid van de
onderneming en haar merken of goodwill te verwerven.
Sales promotion: zorgt voor een tijdelijke verbetering van de prijs-
waardeverhouding van een product met de intentie de verkoop op korte termijn
te verhogen. Bijv. displays, spaaracties, prijsvragen en gratis monsters.
Direct marketing: het opbouwen en onderhouden van een directe, duurzame
relatie met prospects en klanten om zo transacties te creëren waarmee beide
partijen hun doel bereiken. De daarbij gebruikte communicatiemiddelen zijn
meestal gericht op het verkrijgen van een onmiddellijke respons. Maar
nieuwsbrieven, relatietijdschriten en andere media worden ook tot
directmarketingcommunicatie gerekend.
Geïntegreerde marketingcommunicatie (GMC): waarbij de gelijktijdige
ingezette media en elementen van de communicatiemix zodanig (strategisch)
geïntegreerd worden gebruikt, dat de communicatie-uitingen elkaar versterken
en een consistente boodschap voor de doelgroep uitstralen.
Stealth marketing: het toepassen van alternatieve marketing
communicatietechnieken en publiciteitstrekkers. Bijv. een bedrijf geeft zijn naam
aan een voetbalstadion (Phillips stadion).
Guerilla marketing: omvat marketingactiviteiten waarbij een organisatie
klanten strikt met product gerelateerde boodschappen en andere
,promotietactieken, op onverwachte plaatsen. Bijv. stickers op appels of flash
mobs.
Buzzmarketing: als een bedrijf opvallend nieuws of amusement gebruikt om
mensen ertoe te brengen om over het bedrijf of zijn merk te praten. Bijv.
videoclips of online games.
Virale marketing (Virusmarketing): de internetversie van mond tot
mondreclame. Virale marketing is een manier van verspreiden van online
communicatie-uitingen, waarvan de naam is afgeleid van de verspreiding
besmettelijke ziektes. Het is ook een alternatief voor guerilla marketing.
Communicatie: omvat de overdracht of uitwisseling van info tussen organisaties
en personen, vaak met als doel om hen te beïnvloeden.
Massamedia: media, waarmee tegen betaling grote doelgroepen kunnen
worden bereikt maar waarbij het niet vaststaat wie de ontvangers van de
boodschap precies zijn. Bijv. televisie, dagbladen en websites van derden.
Communicatiemodel:
Coderen: het omzetten van het te communiceren idee in een grafische
voorstelling of symbolische vorm, zoals in woorden, getallen en illustraties die
met succes kunnen worden overgebracht en voor de ontvanger dezelfde
betekenis hebben.
Decoderen: het interpreteren van de boodschap door de ontvanger door een
bepaalde betekenis aan de symbolen toe te kennen. Hij ‘vertaalt’ de woorden en
beelden in bepaalde informatie, concepten of ideeën.
Ruis: de stroring waardoor het communicatieproces verstoord kan worden. Deze
storingselementen tussen de schakels in communicatieproces veroorzaken
vervormingen bij het coderen en decoderen van de boodschap.
,Communicatiebeleid:
Communicatiedoelgroep: is een bepaalde groep personen of organisaties
waarop de boodschap wordt gericht. Bedrijven communiceren niet alleen met
klanten en personen die hen beïnvloeden, maar ook met andere
belangengroepen, zoals de partners in het distributiekanaal, kapitaalverschaffers
en werknemers. Daarom is er vaak een onderscheid tussen de primaire
doelgroep en de secundaire doelgroep.
, Pullstrategie: richt de fabrikant zich rechtstreeks tot de consument. Via een
reclamecampagne probeert hij de vraag naar zijn producten op te wekken en
merkvoorkeur te creëren. Als dat lukt dan, worden detaillisten onder druk gezet
om het product in hun assortiment op te nemen. Zij bestellen het bij de
groothandel, die op zijn beurt ‘gedwongen’ wordt een order te plaatsen bij de
fabrikant. Het merk wordt als het ware door het kanaal ‘getrokken’. De
reclamecampagne wordt soms ondersteund door sales promotion of
handelspromotie. In de praktijk heeft menig merkartikel zijn plaats op het
overvolle schap van de supermarkt te danken aan de pullstrategie van de
fabrikant.
Pushstrategie: hierbij ‘pushen’ de accountmanagers en vertegenwoordigers
van de fabrikant een artikel zo sterk, dat de tussenhandel het bestelt.
Aantrekkelijke kortingen en andere vormen van promotie stimuleren de
handelaren daarin. Met de distribuanten als voornaamste doelgroep ‘drukt’ de
fabrikant zijn product als het ware door naar de volgende schakel van de
bedrijfskolom, terwijl de detaillist zijn promotiemiddelen richt op de consument.
One-step flow model: de meeste modellen in de marketingliteratuur zijn
vormen van het one-step flow model. Die ‘ene stap’ in het one-step flow
model houdt in dat de organisatie zich direct richt tot de consument als
ontvanger van de boodschap.
Two-step flow model:
Het geeft aan dat de invloed van de massamedia op het consumentengedrag
beperkt is en dat de marketing communicatie in feite moet worden gericht op
opinieleiders (personen die, dankzij hun kennis of deskundigheid op een bepaald
gebied, anderen sterk in hun houding en gedrag beïnvloeden).
Influencers (influential): online opinieleiders. Mensen die via social media heel
veel volgers hebben opgebouwd en deze sterk beïnvloeden. Zij worden door hun
volgers vaak als een betrouwbaarder bron gezien als traditionele adverteerders.
Multi step flow: wanneer er over een merk via influencers wordt
gecommuniceerd, is er sprake van een ‘two-step flow’ in het