H1 – Het karakter en de plaats van de systeemtheorie.
De psychoanalytische theorie.
Deze behandelt de dynamiek van de psychische processen van de mens, die voor een belangrijk deel
onbewust zijn en worden bepaald door verdringen en afweermechanismen. De voorwerpen van afweer
hebben vaak te maken met seksuele en agressieve driften.
De psychoanalytische therapie.
Is een vorm van therapeutisch handelen waarbij uitsluitend psychische beïnvloedingsmiddelen worden
aangewend om stoornissen op het spoor te komen en op te heffen, met het doel om ziekten te genezen.
Es.
De seksuele driften van de mens.
Ich.
Het gezonde verstand.
Uber – ich.
Normen en waarden vanuit de samenleven, gezin, familie.
Lustprincipe.
Je moet in het leven zoveel mogelijk genieten.
Realiteitsprincipe.
Dat er grenzen zijn in het leven, zeg maar normen en waarden.
Tabula rasa.
Een onbeschreven blad.
Deficiëntiebehoeften.
De eerste 4 treden van de piramide. Ze hebben te maken met het ervaren van tekorten en kunnen
steeds weer opnieuw slechts tijdelijk bevredigd worden.
De systeemtheorie.
De systeemtheorie richt zich niet alleen op het individu, maar op het individu en zijn omgeving.
Sterk de-individualiserend karakter.
De gesignaleerde problemen losmaken van het individu.
Energie.
Is een kernbegrip in alle stromingen, behalve systeemtheorie. Bij energie gaat het om een actie van een
persoon, waar geen reactie op komt.
Voorbeeld: man schopt tegen bal. De bal rolt weg, maar de bal zal verder niet reageren op de man.
Feedback.
Het verschijnsel dat groepen in staat zijn informatie vanuit het systeem of daarbuiten te ontvangen en
te verwerken, waardoor ze het vermogen hebben hun eigen functioneren bij te sturen.
Metatheorie.
Is een theorie van een hoger abstractieniveau dan het niveau van ’gewone’, dat wil zeggen
inhoudelijke theorieën.
,1.1.1 De psychoanalyse.
Freud wordt gezien als de vader van de psychoanalyse. Hij heeft de grondslag gelegd voor deze
stroming. Een definitie van de psychoanalyse dient de volgende twee componenten te bevatten: 1 de
psychoanalytische theorie en 2 de psychoanalytische therapie. Als eerste benoemde hij een aantal
fasen die de mens doorloopt van pasgeborene tot volwassene. De lichamelijk, seksuele en psychische
ontwikkeling van mensen hangen volgens hem nauw met elkaar samen. Wanneer een kind een
bepaalde fase niet goed doorloopt, zal het de niet volledige doorgewerkte elementen uit deze fase
meenemen naar de volgende fase. Deze erfenis kan zich later aandienen als een psychische
aandoening, zoals angst of depressie.
Freud gaat ervan uit dat iedereen een onderbewust zijn heeft. De essentie van Freuds theorie is als
volgt weer te geven. De mens moet tijdens zijn leven in het reine zien te komen met twee principes:
het lustprincipe en het realiteitsprincipe. Het therapeutisch model bij deze stroming werkt als volgt: de
cliënt gaat naar de therapeut,gaat op een bank liggen en ‘probeert’ te associëren met zijn verleden, om
zo erachter te komen in welke fase het verkeerd ging. Deze therapie vorm duurt meestal jaren en is
daarom uitermate kostbaar. De toegankelijkheid van deze therapie is dus zeer beperkt.
Freud onderscheidt de volgende drie ontwikkelingsfasen.
- De orale fase.
- De anale fase.
- De fallische of genitale fase
1.1.2 Het behaviorisme.
Het behaviorisme kan omschreven worden als de psychologie van het uiterlijk waarneembaar gedrag.
De mens wordt gezien als lerend wezen. Alle menselijk gedrag is aangeleerd. Begrippen die belangrijk
zijn binnen deze stroming zijn: conditionering, stimulus, respons en bekrachtiging. Denk aan Pavlov
die de klassieke conditionering ontdekte doormiddel van de hond, het eten en de bel. En aan Skinner
die de operante conditionering ontdekte doormiddel van ratten die eten kregen als ze met hun poot op
een hendel drukten. De therapievorm die erbij hoort wordt gedragstherapie genoemd en is gericht om
ongewenst gedrag af te leren. Deze therapieën zijn in de regel kortdurend.
1.1.3 De humanistische psychologie.
Binnen deze richting ligt de nadruk op de menselijke
mogelijkheden, de mogelijkheid van de mens om te kiezen en
zich te ontplooien. Volgens de humanistische psychologie
hebben mensen een aangeboren behoefte aan groei en
zelfontplooiing of zelfverwerkelijking. Een van de
grondleggers van deze stroming is Maslow. Maslow keek
naar wat mensen kunnen en wat de grenzen van deze
menselijke mogelijkheden zijn. Maslow heeft de
behoeftehiërarchie ontwikkeld. Volgens Maslow komt de
mens pas bij de bedoeling en zin van zijn bestaan als hij de
laatste tree serieus neemt.
Rogers is therapeut van de cliëntgerichte therapie. Deze gaat ervan uit dat de cliënt zo veel mogelijk
door eigen inzichten en op eigen kracht weer greep op zijn situatie dient te krijgen. Hiervoor moet de
therapeut aan 3 punten voldoen: 1 een welwillende sfeer creëren, 2 onvoorwaardelijke acceptatie voor
de cliënt hebben, ofwel authentiek zijn en 3 niet de oplossingen invullen voor de cliënt.
, 1.2.1 Geschiedenis van de theorie en praktijk van de systeembenadering.
De systeemtheorie heeft ingrijpende gevolgen gehad voor de praktijk, bijvoorbeeld voor de praktijk
van de kinderbescherming en voor de beslissingen die door kinderrechters werden genomen. Vroeger
werden kinderen vaak uit huis geplaatst, ze kwamen dan in doorgaans gesloten instellingen op het
gebied van jeugdzorg. Het kind vertoonde immers afwijkend gedrag, en deze vaststelling leidde bij de
autoriteiten tot dan toe tot de eenduidige conclusie dat dit kind niet wilde deugen en dus behandeld en
van het gezin gescheiden moest worden.
Maar toen deed het systeemdenken zijn intrede in Nederland. Men begon zich in kringen van het
kinderrecht te realiseren dat het wel kon lijken of als die kinderen niet deugden, maar dat het ook heel
goed mogelijk was dat er iets mis was met de gezinnen waaruit deze kinderen afkomstig waren. Veel
kinderrechters namen het inzicht dat niet al het gedrag vanuit de individu te verklaren lag, maar dat het
juist te verklaren was aan de hand van de context van het kind.
1.2.2 Het kader en de context als kernbegrippen.
Twee kern begrippen van de systeemtheorie
1 2
Je moet het breed zien. Vanuit het geheel naar de delen kijken.
Voorbeeld: Het hele gezin bekijken. Voorbeeld: Wat is de rol van het kind, in het gezin.
1.2.3 De belangrijkste uitgangspunten van de systeemtheorie.
- Het geheel is meer dan de som van de delen.
- Binnen het systeem zijn de delen van elkaar afhankelijk.
- Het systeem bepaalt in belangrijke mate het gedrag van de individuen.
- Het systeem probeert zich op allerlei manieren aan te passen aan zijn omgeving, omdat het wil
overleven.
- Een systeem heeft de eigenschap zichzelf te handhaven en te blijven voortbestaan, wanneer het
eigenlijk geen recht van bestaan meer heeft.
1.2.4 Individueel gedrag geplaatst in de context van voortdurende interactie.
In de systeemtheorie worden de factoren die de gedragingen van mensen beïnvloeden, niet in de
persoon zelf gezocht maar in de werking van het systeem en in de wisselwerking tussen personen. Het
gedrag van een bepaald persoon vormt een reactie op het gedrag van een andere. Daarbij gaat het om
de beïnvloeden factoren van het gedrag doe niet te vinden zijn in de individuen zelf, maar die gezocht
moeten worden in de structuur, waarvan deze individuen deel uitmaken. De verklaringen van de
systeemtheorie hebben een sterk de-individualiserend karakter.
1.2.5 Informatie als kernbegrip.
In de systeemtheorie staat informatie als kernbegrip. Dit is alle informatie die er gegeven kan worden.
Door middel van informatie wordt er gedrag/reactie opgeroepen bij anderen. Men is constant in
beweging vanwege onderlinge communicatie. Communicatie en interactie is zijn belangrijke punten.