TOETS B SAMENVATTING Development, Learning and Behavior
Inhoudsopgave
Week 1 Siegler............................................................................................................................................... 2
Ch4 (pp. 149-153).................................................................................................................................................2
Ch5 (pp. 176-184).................................................................................................................................................2
Week 2 Siegler............................................................................................................................................... 4
Ch8 Intelligentie....................................................................................................................................................4
Ch6 Taalontwikkeling 200-231...........................................................................................................................12
Week 3........................................................................................................................................................ 18
Valkenburg & Piotrowski Ch4.............................................................................................................................18
Valkenburg & Piotrowski Ch5.............................................................................................................................29
Valkenburg & Piotrowski Ch6.............................................................................................................................38
,Week 1 Siegler
Ch4 (pp. 149-153)
Dynamische systeemtheorieën zien ontwikkeling als een zelforganiserend proces dat componenten
samenbrengt, die zich indien nodig aanpassen aan een continu veranderende omgeving. Dynamische
systeemtheorieën richten zich daarom op het denken en de ontwikkeling van de actie, in plaats van
het denken alleen. Het denken vormt de actie, maar het denken wordt ook gevormd door de actie
zelf. Kinderen ontwikkelen vaardigheden op verschillende leeftijden en op verschillende manieren.
Ofwel: net als dat variatie en selectie een biologische evolutie veroorzaken, veroorzaken ze ook een
cognitieve ontwikkeling. Hoe ouder een kind wordt, hoe meer aandacht het kind heeft, hoe beter het
geheugen wordt, en hoe beter de bewegingen worden.
Extra uit hoorcollege:
Motorische ontwikkeling komt tot stand door de dynamische interactie tussen kind, taak en
omgeving.
• Veranderingen in een van de subsystemen kunnen leiden tot een overgang in motor gedrag en
motorische ontwikkeling: heterarchisch systeem
• Onderliggend proces: Zelforganisatie
• Order-parameter: geeft de volgorde van het bewegingspatroon weer (bijv. stap, draf galop, of
zuigeling kruipen, lopen)
• controlparameter: kleine veranderingen in de regelparameter kunnen leiden tot: overgangen van
stabiel patroon A naar een ander of nieuw stabiel patroon B.
Met betrekking tot de helling-opdracht waarbij het kind aftast tussen eraf glijden en eraf lopen:
Dynamic system theorie: Het gaat er vooral om dat door de veranderingen in de omgeven het kind telkens zich
moet aanpassen en op deze manier verandert. Het kind past dus het gedrag aan op basis van de omgeving.. (de
opdarcht of obv eigen ontwikkeling)
Control parameter: hoe stijl de helling is.
Order parameter: beweging van het kind is de order
In dit geval is het belangrij om de begrippen toe te passen op de situatie. De verandering in controle
parameter veranderingen in de order parameter meeneemt. Dus relatief kleine verandering in de helling roept
grote verandering op in order parameter (glijden of lopen)
Ch5 (pp. 176-184)
Hoe verloopt de motorische ontwikkeling van kinderen?
Welke reflexen vertoont een baby?
Na de geboorte is de baby ongecoördineerd door de plotselinge zwaartekracht. Een baby
heeft verschillende reflexen. Reflexen zijn aangeboren en onveranderlijke patronen van acties die
ontstaan in reactie op bepaalde stimulaties. Voorbeelden van reflexen zijn: grijpen, zuigen,
en slikken. Wanneer een reflex niet aanwezig is, kan men zich zorgen maken, omdat dit kan duiden
op een hersenbeschadiging.
Sommige reflexen hebben een duidelijke adaptieve waarde; anderen hebben geen bekende adaptieve
betekenis. In de grasp-reflex sluiten pasgeborenen hun vingers om alles wat tegen de palm van hun
hand drukt. Wanneer ze op de wang worden gestreeld, vertonen baby's de rooting reflex, waarbij ze
hun hoofd in de richting van de aanraking bewegen en hun mond openen
Wat zijn de mijlpalen in motorische ontwikkeling?
Wanneer de baby ouder wordt, leert het zijn/haar hoofd optillen, kruipen, staan, en uiteindelijk
lopen. Hierin zijn enige cultuurverschillen. Sommige landen (bijvoorbeeld China en Paraguay)
moedigen de motorische bewegingen soms niet aan, en houden het kind zoveel mogelijk dichtbij
,henzelf om veiligheidsredenen. Aan de andere kant zijn er culturen in Afrika, waar motorische
ontwikkeling sterk gepromoot wordt.
Wat is de moderne kijk op de motorische ontwikkeling van kinderen?
Neuromaturation theory: Eerdere theorieën stelden dat de motorische ontwikkeling wordt
bewerkstelligd door hersenontwikkeling (brain maturation). De ontwikkeling is predetermined
(vast). Het is een fixed sequence order of milestones en de ontwikkeling gaat van proximaal
(centrum) naar distal en van cephaal (top) tot caudal (bottom). Daarbij wordt er gesproken over
‘funtional assymetry; die te danken zou zijn aan de ceberal lateralization waarbij de hersenhelfden
verschillende rollen aannemen en bemiddelen bij gedrag en mentale/cognitieve processen.
Echter, huidige theorieën benadrukken dat motorische ontwikkeling een samenvloeiing is van allerlei
factoren, zoals de ontwikkeling van neurale mechanismen, vermeerdering van kracht, meer controle
over houding en balans en perceptuele vaardigheden. Een voorbeeld is (figure 5.13): walking
naked/with cloths. The most mature walking behavior was seen in the left most path, in the absence
of diapers; dus afhankelijk van andere varianties dan hersenrijping)
Een specifiek belangrijk aspect van motordevelopment is de ontdekking van affordances. Dat zijn
mogelijkheden voor actie. Kinderen ontdekken affordances door de reatie tussen hun lichaam en de
mogelijkheden en de dingen rondom hen. De grote rol van motivatie is helder als je kijkt naar
kinderen die willen lopen terwijl kruipen een makkelijkere optie is. Onderzoek laat zien dat kinderen
di beter zijn in het interacteren met hun omgeving (door ‘reaching for and manipulating objects,
changing their bodyposition and so, beter zijn in perceptual en cognitieve ontwikkeling (by being
better able tos eek out new opportunities and learning.
(box 5.3 De loopreflex is een neonataal reflex waarbij een baby eerst het ene been optilt en dan het
andere in een gecoördineerd patroon wat lijkt op lopen. Deze verdwijnt normaal gesproken na twee
maanden, wat men toeschreef aan corticale ontwikkeling. Echter, uit een onderzoek bleek dat het
beoefenen van de loopreflex ervoor zorgde dat deze bleef bestaan. Uit vervolgonderzoek blijkt dat
dit waarschijnlijk komt vanwege snelle gewichtstoename bij baby's, waarbij de benen sneller
zwaarder worden dan sterker.
Op welke manieren vergroot de wereld van een baby?
Baby's zijn in eerste instantie beperkt tot Pre-reaching movements: onhandige, slaande bewegingen
in de buurt van objecten die ze zien. Uiteindelijk als ze rond de 3-4 maanden oud zijn, bereiken ze
met succes een object. De bewegingen zijn dan echter nog wel wat schokkerig en ongecontroleerd.
Met ongeveer 7 maanden kunnen baby's zitten en wordt hun reiken redelijk stabiel en soepel. Baby's
reiken sneller naar een object als er een volwassene aanwezig is als ze 8 maanden zijn.
Wanneer baby’s 8 maanden oud zijn, zijn ze bekwaam genoeg om zichzelf voor het eerst in hun leven
te verplaatsen door de omgeving. Dit wordt Self locomotion genoemd. Dit zorgt echter ook voor
uitdagingen: er zijn gladde vloeren en andere obstakels. Soms gaan er ook dingen mis. Denk aan
Scale errors: de poging van een kind om een actie uit te voeren op een klein object, wat onmogelijk is
vanwege de grote discrepantie in de relatieve groottes van het kind en het object.
Om Depth perception bij baby's te testen, hebben onderzoekers een visuele klif ontworpen, een klif
met stevig plexiglas eroverheen, de moeder staat aan de andere kant van de klif en roept het kind.
Baby's bleken de 'klif' niet over te steken, wat erop duidt dat ze de significantie van dieptecues en
relatieve grootte begrijpen. In een ander onderzoek werden baby's gestimuleerd over verschillende
hellingen te kruipen of lopen. Hierbij bleek dat kinderen nog niet goed in kunnen schatten wat ze wel
en niet kunnen. Hierbij maakte het ook uit of de ouder het kind stimuleerde, een kind zou door
stimulatie sneller van een te steile heuvel af lopen. Dit wordt ook wel social referencing genoemd:
het kind maakt gebruik van de emotionele respons van een ander om te beslissen hoe het zich moet
gedragen in een onzekere situatie.
, Week 2 Siegler
Ch8 Intelligentie
Wat is intelligentie?
Het begrip intelligentie is moeilijk te omschrijven. Intelligentie kan onder andere beschreven worden
in drie analyseniveaus; als 1 ding als een paar dingen en als meerdere dingen.
Intelligence as a Single trait
Sommigen zien intelligentie als één factor die invloed uitoefend op alle aspecten van cognitief
funtioneren. Dus kinderen die het goed doen op een oefening zullen het ook goed doen op anderen.
Deze positieve correlaties komen zelfs voor bij ongelijksoortige intellectuele taken zoals het
onthouden van getallen en het vouwen van stukjes papier om gedrukte ontwerpen te reproduceren.
Dergelijke alomtegenwoordige positieve correlaties hebben geleid tot de hypothese dat ieder van
ons een bepaald aantal 'g', of General intelligence bezit en dat 'g' ons vermogen om te denken en te
leren over alle intellectuele taken beïnvloedt.
Metingen van 'g', zoals algemene scores op intelligentietests, correleren positief met schoolcijfers en
prestatietestprestaties. Op het niveau van cognitieve en hersenmechanismen correleert 'g' met
informatieverwerkingssnelheid, snelheid van neurale transmissie en hersenvolume. G correleert ook
sterk met algemene informatie over de wereld van mensen. Dergelijk bewijs ondersteunt de
opvatting van intelligentie als een single treat (eigenschap) die het vermogen om te denken en te
leren omvat.
Intelligence as a few basic abilities (2)
Er zijn ook goede argumenten om intelligentie te zien als bestaande uit twee typen intelligentie.
Namelijk: fluid intelligence & crystallized intelligence.
- Fluid intelligence is de vaardigheid om op een bepaald moment nieuwe problemen op te
lossen, bijvoorbeeld door conclusies te trekken en relaties te begrijpen tussen concepten die
men nooit eerder tegengekomen is. Vloeiende intelligentie piekt meestal in de vroege
volwassenheid en vermindert daarna langzaam.
- Crystallized intelligence is de feitelijke kennis over de wereld. Gekristalliseerde intelligentie
begint vroeg in het leven en blijft vermeerderen. Het onderscheid tussen vloeibare en
gekristalliseerde intelligentie wordt ondersteund door het feit dat tests van elk type
intelligentie sterker correleren met tests van hetzelfde type dan met tests van het andere
type. De twee typen hebben ook verschillende ontwikkelingscursussen. Gekristalliseerde
intelligentie neemt gestaag toe vanaf de vroege leeftijd tot op hoge leeftijd, terwijl vloeibare
intelligentie piekt rond de leeftijd van 20 en daarna langzaam afneemt. Daarbij is de
prefrontale cortex actiever bij fluid intelligence maar minder actief bij metingen van
crystallized intelligence.
Een wat meer gedifferentieerde kijk op intelligentie stelt dat het menselijk intellect is samengesteld
uit zeven primaire mentale vermogens. De intelligentie is op een complexe manier opgedeeld in
zeven vaardigheden door Thurstone. Dit worden de zogenaamde zeven primary mental
abilities genoemd die cruciaal zijn voor de intelligentie:
1. woordvloeiendheid, (fluid word)
2. verbale betekenis, (verbal meaning)
3. redeneren, (reasoning)
4. ruimtelijke visualisatie, (spatial visualization)
5. tellen/nummeren,(numbering)
6. geheugen en (rote memory)
7. perceptuele snelheid. (perceptual speed)
