Samenvatting opbrengstgericht werken aan lezen en schrijven – voor groep 4 t/m 8
Hoofdstuk 1 lezen en schrijven
1.1 Leerlijnen gevorderde geletterdheid
Leesvaardigheid: technisch lezen en begrijpend lezen
Schrijfvaardigheid: spelling en strategisch schrijven
Kinderen beginnen op jonge leeftijd met taalontwikkeling.
Ontluikende geletterdheid: voorschoolse periode waarin kinderen leren spreken en luisteren.
Beginnende geletterdheid: groepen 1, 2 en 3. De lees- en schrijfvaardigheden komen tot
ontwikkeling.
Gevorderde geletterdheid: groepen 4 t/m 8. Hier verhogen zij het lees- en schrijftempo, krijgen
begrip voor teksten, structureren hun schrijftaken.
In de fase van gevorderde geletterdheid worden 8 leerlijnen onderscheiden waarop kinderen
zich door middel van onderwijs ontwikkelen:
- Technisch lezen
- Spelling en interpunctie Lees- en schrijfmotivatie
- Begrijpen lezen Reflectie op geschreven taal
- Strategisch schrijven
- Informatieverwerking
- Leeswoordenschat
De twee rechter leerlijnen komen terug in alle 6 de linker domeinen en zijn dus geïntegreerd in
die 6.
Aan de hand van de leerlijnen en tussendoelen kun je als leerkracht zien welke ontwikkeling een
kind achter de rug heeft, wat kan die, wat is de volgende stap naar het einddoel.
Maatwerk bieden
Er zit een zekere rek in de tussendoelen. Kinderen kunnen er langer of korter over doen.
Een cyclisch proces
Verschillende tussendoelen komen in volgende leerjaren op een hoger niveau terug.
Samenhang tussen leerlijnen
Het is belangrijk om steeds de samenhang tussen de leerlijnen te blijven zien. Ontwikkeling op
de ene leerlijn is immers van invloed op de ontwikkeling van de andere leerlijn. Bijvoorbeeld:
een goede technische leesvaardigheid is essentieel om tot goed leesbegrip te komen, begrip van
de tekst zorgt voor vloeiender kunnen lezen, enz.
Samenhang tussen einddoelen en tussendoelen
Referentie niveaus worden in dit boek benoemt die horen bij tussendoelen.
Eindniveau groep 8 → referentieniveau 1F (fundamenteel niveau) 75% v/d leerlingen moet dit
halen.
Kinderen die al eerder 1F hebben, streef je naar referentieniveau 1S (streefniveau eind
basisonderwijs, gelijk aan niveau 2F).
1.2 De ontwikkeling van technisch en begrijpend lezen
Bij technisch lezen gaat het over het omzetten van geschreven letters in gesproken klanken. We
moeten alleen ook snappen wat er staat → Begrijpend lezen: snappen wat je leest en de
betekenis kunnen achterhalen.
, Onderbouw (gr. 1 t/m 3): prentenboeken voorlezen, hakken en plakken, letters aanleren.
Eerste fase groep 3 het leren van klankzuivere woorden (maan, sok). In de tweede fase lezen ze
moeilijkere woorden, niet klankzuiver. Door bekendheid met letters en woorddelen gaat het
lezen steeds sneller.
Het is uiteindelijk belangrijk dat je begrijpt wat je leest, daarom wordt technisch lezen en lezen
met begrip vanaf het begin zoveel mogelijk geïntegreerd in activiteiten.
Middenbouw (gr. 4 en 5): teksten lezen, moeilijke woorden oefenen → open lettergreep
woorden (muren), kinderen maken steeds meer gebruik van betekenis- en zinscontext, omgaan
met leestekens en vanaf groep 4 ook lezen bij andere vakken.
Bovenbouw (gr. 6 t/m 8): leesontwikkeling gaat door in bovenbouw, alleen in een minder hoog
tempo dan in de jaren ervoor. Onderhouden en verder ontwikkelen door aandacht aan
(technisch) lezen te besteden. Ze hebben verschillende teksten/tekstsoorten om te leren en
kennis te verwerven.
1.3 De ontwikkeling van spelling en strategisch schrijven
Bij spelling (coderen) gebeurt het omgekeerde als bij technisch lezen: hier worden de klanken
omgezet nar geschreven tekens, ofwel letters.
Kinderen leren steeds meer planmatig en verzorgd een inhoudelijke boodschap over te brengen.
Om het verschil aan te geven met technisch schrijven en omdat strategieën bij het schrijven zo
belangrijk zijn, spreken we in dit verband van strategisch schrijven.
Onderbouw (gr. 1 t/m 3): in de kleutergroepen experimenteren kinderen met schrijven:
tekeningen maken, een ‘brief’ schrijven aan opa, enz. Van krabbels gaan ze naar letterachtige
tekens, naar letters. In gr 3 leren ze gelijktijdig met lezen, letters en woorden schrijven. Eerst
koppeling letters aan klanken met klankzuivere woorden, daarna ook afwijkende
spellingsregels (bang, bank).
Middenbouw (gr. 4 en 5): spellingsproces verloopt steeds sneller. Kinderen krijgen
spellingsregels aangeleerd en woorden die je in je geheugen moet prenten. Kinderen leren
interpunctie en teksten schrijven.
Bovenbouw (gr. 6 t/m 8): alle spellingsregels kennen en toepassen, ww-spelling, leenwoorden,
complexe interpunctie, eigen werk en anderen op spelling corrigeren en reflecteren op
schrijfproduct en proces. Ze kunnen boodschappen kort en bondig formuleren. Verbuigingen
naamwoorden, vervoegingen van werkwoorden en basale grammatica (ow, gez, pv) leveren niet
veel problemen meer op.
Hoofdstuk 2 Signaleren van onderwijsbehoeften
2.1 Toetsen
Methodegebonden toetsen: toetsen die afkomstig zijn uit een methode die gebruikt wordt.
Methodeonafhankelijke toetsen: toetsen die afkomstig zijn uit eigen leerlingvolgsysteem, bv.
Cito. Bij het maken van een trendanalyse op school-, groeps- en leerling-niveau kun je cd
methodeonafhankelijke toetsen uit uw eigen leerlingvolgsysteem gebruiken.
Scholen beslissen zelf of ze de toets technisch lezen afnemen of Avi en de DMT aan alle
leerlingen voorleggen. Scholen met veel achterstandsleerlingen en/of NT2-leerlingen kiezer er
vaak voor om in plaats van technisch lezen standaard de DMT en AVI in te zetten. Bij DMT wordt
de score namelijk minder negatief beïnvloed door gebrek aan woordkennis dan bij de technisch
lezen toets.
Voor schrijven zijn geen methodeonafhankelijke toetsen beschikbaar.