Geschiedenis Samenvatting: Tijd van Pruiken en Revoluties
§1: De Verlichting
Ancien Régime
In de 17e en 18e eeuw heerste het Ancien Régime: een standenmaatschappij waarin
de adel en de geestelijkheid privileges hadden, terwijl de burgers overal voor
betaalde. Maar de burgers werden welvarender en eiste inspraak in het bestuur.
Sommige burgers kochten zichzelf de adel in voor de privileges en anderen kregen
baantjes bij de koning, zoals pacht- en belastinginner, die veel te veel geld vroegen.
Kritiek uit de 3e stand luidde dat hoge belastingen de economie beperkten, gildes
vernieuwingen en efficiëntie in de weg stonden en lage lonen voor hoge kosten.
Boeren hadden het zwaar, omdat ze geen eigen grond hadden en het moesten lenen
van de adel, geestelijkheid en de bourgeoisie. Ze kregen per dag betaald, wat veel
onzekerheid gaf, want er was vaak niks te doen. Ze hadden maar weinig bezittingen.
Kritiek op de standensamenleving
De wetenschappelijke revolutie zorgde ervoor dat mensen op een meer
wetenschappelijke manier gingen nadenken. Dit rationalisme kwam los van het
geloof en wilde de ‘perfecte’ samenleving van God verbeteren.
In de Verlichting was er onder leiding van Voltaire kritiek op de kerk door filosofen,
want zij vroegen zich af waarom priesters en kloosterlingen belangrijk bleven zonder
hun initiële functies. Voltaire zei dat een geloof zich boven een ander mocht stellen.
De staat hield de burgerij bewust gelovig of bijgelovig om te kunnen handhaven.
Jean-Jacques Rousseau vond dat de adel hun rechten niet meer verdienden, want die
waren allemaal overgenomen, dat de macht van het volk afkomstig is en dat alle
mensen van nature gelijk zijn. De wil van de meerderheid is dus het belangrijkst en
individuen moeten daarvoor uitwijken. Ook pleitte hij voor hoofdelijke stemming.
Kritiek op het absolute koningschap
John Locke vond dat iedereen voor de wet gelijk is, inclusief de vorst. Dit gold als
sinds de Glorious Revolution. Engeland was een voorbeeld voor de Franse filosofen,
want daar betaalde de adel wel belasting.
Charles de Montesquieu wilde trias politica, want zo zou de volksvertegenwoordiging
wetten kunnen bedenken en goedkeuren.
Verspreiding van verlichte ideeën
Diderot en d’Alembert brachten alle kennis die verkregen werd door wetenschappers
samen in de Encyclopédie, die gebruikt werd door steeds meer bedrijven.
De boeken waren ook te vinden in bibliotheken en salons, waar er fel over
gedebatteerd werd. Ook werd de kennis door kritische toneelstukken verspreid.
, §2: Verlicht absolutisme
Frederik de Grote en Voltaire
Frederik de Grote van Pruisen was het voorbeeld van verlicht absolutisme.
Hij praatte met wetenschappers en verlichte filosofen, paste dit toe op zijn beleid en
zorgde voor zijn onderdanen, maar hij eiste wel alle macht op.
Voltaire kwam als asielzoeker naar Pruisen, na jaren brieven te hebben gestuurd naar
Frederik. Hij werd lid van de Pruisische Academie van Wetenschappen.
De vriendschap stokte omdat Voltaire uitbundig leefde, maar Frederik erg zuinig was.
Ook verwachtte de koning gehoorzaamheid, maar Voltaire vond zichzelf intelligenter
dan de koning. Na ruzies in de Academie ging Voltaire weg, terwijl ze hetzelfde over
de wereld dachten: “Alles voor het volk, maar niets door het volk”.
Verlichting in de praktijk
Voltaire en Frederik waren voor geloofsverdraagzaamheid, terwijl dit in Frankrijk juist
was opgeheven (Edict van Nantes). De gevluchte hugenoten brachten kennis en
kapitaal naar Pruisen, waar ze opgevangen werden en de economie stimuleerde.
De lutherse koningen zagen dat verdraagzaamheid beter was voor het land en lieten
rooms-katholieken en hugenoten in Berlijn kerken bouwen.
Frederik hielp gebieden die het zwaar hadden (oorlog, pest, etc.) en loste de
hongersnoden op door moerassen droog te leggen voor meer grond en door de
aardappel te introduceren.
Oorlog
Frederik vond dat een verlicht vorst zich moest weghouden van oorlogen, omdat dit
alleen maar veel geld kostte en de onrechtvaardige en misdadige rooftocht op iets
waar iemand geen recht op heeft. Later kwam hij hier op terug na zijn verovering
van Silezië, want hij zou beter zijn dan de oude deugdzame, maar zwakke vorst.
Nadat Maria Theresia koningin van Oostenrijk werd probeerden meerdere Europese
vorsten het te veroveren. Frederik veroverde dus Silezië voor meer macht een
aanzien, maar ook voor economisch voordeel. In de Zevenjarige oorlog werd
Oostenrijk nog een keer verslagen. Pruisen gold nu als een belangrijk Europees land.
§3: Slavenhouders en abolitionisten
Plantagekoloniën en slavenhandel
In Spaans-Amerika was er vooral land- en mijnbouw. De kolonisten waren de elite
bezitters van de plantages, die de overhand kregen nadat de goud- en zilvermijnen
uitgeput raakten, wat het plantagekoloniën maakten. De meeste plantages lagen in
Brazilië of op eilanden als Cuba en Haïti. De landen met nieuwe kolonies, waaronder
de Republiek, namen een deel van de Atlantische handel over, ook de trans-
Atlantische slavenhandel, wat erg veel winst gaf.