Samenvatting Sociologie
Bijeenkomst 1
Socialisatie is het proces waarbij iemand, bewust en onbewust, door internalisering de waarden,
normen en andere cultuurkenmerken van hun groep krijgt aangeleerd. Het proces waarin iemand
zich manieren van denken, spreken en doen eigen maakt. Het is een levenslang proces en een
voorwaarde voor integratie. Het gaat over het leren deelnemen en over de vorming van eigenheid.
Dit dubbelproces is voor te stellen met behulp van het input-outputmodel.
1. Input: leren tijdens de primaire socialisatie, leren tijdens de secundaire socialisatie.
2. Individu: enkeling met eigen lichamelijke kenmerken.
3. Output: meespelen in het maatschappelijk leven, laten zien wie je bent.
Bij dit proces zijn voorbeelden, aanwijzingen, aanmoedigingen en anderen vormen van sociaal
verkeer nodig. 3 vlakken vermogen om zelf te handelen:
1. Lichamelijk vlak: iemand leert bijvoorbeeld kleding aantrekken, handen schudden, autorijden
2. Communicatief vlak: iemand leert bijvoorbeeld het weekend met vrienden bespreken of de
naam van collega’s onthouden.
3. Mentaal vlak: iemand leert de data waarop familieleden jarig zijn, hoofdrekenen
Hoe iemand door socialisatie zelf leert handelen wordt binnen de sociologie uitgelegd aan de hand
van de roltheorie. De wederzijdse rolverwachtingen houden in dat beiden interactiepartijen weten
welke spel en gedragsregels in een situatie gelden (doen wat van hen verwacht wordt). De roltheorie
houdt in dat er op elk podium wederzijdse rolverwachtingen zijn. De regels die eigen zijn gemaakt
vormen zo de mentale bagage van iemand die in staat is tot interactie/ zelfstandig handelen. Bestaat
uit 2 onderdelen:
1. Iemand dient de regels te kennen. (kledingvoorschrift arts).
2. Een interactiedeelnemer die de rolverwachting kent moet in staat zijn ernaar te handelen.
(kennis bij een arts)
3. Elke partij dient bereid of geneigd te zijn om in beweging te komen en rekening te houden
met de verwachtingen. Meer emotionele bagage (drijfveren aanzetten tot de activiteit).
Het tweeledig proces is leren deelnemen en zelf regels maken dit is de eigen individuele bijdrage.
Iedereen leert de regels geleidelijk volgen en ieder op zijn eigen herkenbare manier. Het switchen
tussen verschillende levensgebieden hangt samen met de sociale differentiatie (de scheiding van
wonen, werken en ontspannen). De verschillende leef podiums waarop iemand actief is noemen we
position set bv thuis, betaald werk, consumptie, vrije tijd, vrienden, onderweg. De roltheorie is op elk
podium heeft wederzijdse rolverwachtingen (student, vriendin, werknemer).
In elk leefgebied moet iemand een geheel van rolverwachtingen hanteren oftewel een role set. De
verwachtingen zijn verschillende in de verschillende rollen. Doordat iemand in het ene levensgebied
meer tegen haar opkijken dan in het andere levensgebied verandert de status en dit noem je status
set. De tegenspelers kijken op naar iemand en de status wordt verhoogt.
Iemand is actief in de serie levensgebieden van haar position set, dit zijn dus de verschillende
podiums waarin iemand actief is. De position set heeft in elk afzonderlijk gebeid met de bijhorende
role set en status te maken, oftewel status set.
Iemands geslacht, huidskleur, leeftijd en accenten roepen verwachtingen op bij anderen. Elke
levensgebied of iemand position set kan veranderen. De kruispuntvergelijking komt vaak terug in
,migratie en diversiteitstatus. Je bent dan actief in verschillende groepen/ velden (familie, vrienden,
belangengroep). De meervoudige deelname aan het sociale verkeer biedt de enkeling meer ruimte.
Als er spraken is van vluchtige onderlinge contacten leidt dit tot kameleonachtige
persoonskenmerken (sennet.) Het verwerven van verwachtingen gebeurt vanuit jezelf en wordt
eigen gemaakt gedurende je leven en je eigen prestaties binnen bereik. Verwachting is een
toeschrijving en kan je zelf niet beïnvloeden vaak gebaseerd op een vooroordeel.
De inputzijde van het model kan de opvoeding genoemd worden. Daardoor leert iemand om
onafhankelijk te worden. Het verschil tussen opvoeding en socialisatie is dat opvoeding gaat over
persoonlijke verhouding van opvoeder tot jonger iemand. Opvoeder is initiatief nemer en opvoeding
stopt bij het bereiken van de volwassen leeftijd. Socialisatie is opvoeding + informatie van anderen
(leeftijdsgenoten, media) en dit stopt niet bij de volwassenwording. Bij opvoeding gaat het over
persoonlijke verhoudingen van een opvoeder (moeder vader leerkracht) tot een jonger iemand die
opvoeding ontvangt. Het opvoedingsdoel is volwassenwording. Socialisatie is het nadoen/
overnemen leeftijdsgenoten, media hoort hierbij. Kan leiden tot gedrag dat opvoeder afkeuren..
Primaire socialisatie vindt plaats in het levensgebied waarin iemand woont (niet altijd binnen een
kerngezin.) Vanaf de geboorte leert iemand deel te nemen aan de plaats en tijdsgebonden
levensgebieden. Het gaat over de basisopvoeding en de vertrouwde situatie. De samenstelling kan
verschillen en door dagelijkse herhaling wordt het een gewoonte. Later wordt basiskennis/
vaardigheden/ rolverwachtingen natuurlijk. De dagelijkse herhaling van de activiteiten zorgt voor
gewoontevorming (bv wassen, aankleden, slapen). Gaat over de invloed van het hele netwerk van
personen, gebruiken, voort beginselen en spelregels waar het individu zich in bevindt. Opname in
een plaats en tijdsgebonden manier van leven die langzamerhand aan ging voelen als normaal noem
je inlijving. Broertjes, zusjes en anderen kinderen zijn al vaak als speelkameraad bij de primaire
socialisatie betrokken. Er is vaak sprake van significant others wat betekent dat er een
voorbeeldfiguur is (ouders, vloggers). Spiegelen aan zijn/haar opvattingen of voorbeeldgedrag. Ook
ken je veel waarden toe aan wat zij vinden en doen. Het kan een bekende zijn maar ook een
onbekende.
Drielagenindeling uit de sociale geografie:
- De eerste laag die de ruimte buitenshuis kenmerkt bestaat uit flora en fauda, de bodem en
waterhuishouding. (verschil in zand/ klein bodem of wel/ geen aardbeving)
- De twee laag bestaat uit de verbindingen voor personen, goederen en berichten
(mensenproduct). Zoals de spoor en wegverbindingen
- De derde laag bestaat uit woonhuizen, weilanden, akkers, kantoren, fabrieken. Ontstaan
door sociale activiteiten.
In de wereld zijn (Heidegger) iemand is niet in de wieg gelegd als een zelfstandig denkend wezen.
Het handelingsvermogen vormt zich in de loop van het leven waardoor iemand onafhankelijker
wordt. Er wordt gekeken naar ons bewustzijn van de wereld en de wereld die we waarnemen en
waarover we nadenken. Er is een band met de wereld die er toevallig is. Door de verdeling van
wonen, werken en ontspannen krijgen kinderen te maken met verzorgers, leraren en opvoeder van
buiten het thuisgebied die nieuwe en vreemd zijn en dat noem je een grenspassage. Dit is de start
van de secundaire socialisatie. Hierbij merkt een kind dat de eigen woning en woonbuurt behoren tot
een grotere wereld. Tot dan toe waren alternatieven lastig voor te stellen.
Bij secundaire socialisatie gaat een kind deelnemen aan nieuwe levensgebieden. Dit proces duurt
levenslang en is buiten de vertrouwde wereld. De wereld wordt groter en er komt nieuwe kennis,
informatie, normen. Er komen meer onbekende in het leven anders dan in de primaire socialisatie.
, Het kan emoties oproepen van wat er gemist wordt in het eigen gezin. Het contact met
leeftijdsgenootjes (peergroup) neemt toe in de leerplichtige leeftijd. Voor de input van de socialisatie
zijn dus verschillende actoren (mensen, idolen, speelgoed) verantwoordelijk. Daarom spreken we van
een samengestelde socialisatie. Om de gezamenlijke input van personen, dingen, gewoonten,
plaatsen en tijdsritmen te benoemen wordt het begrip sociale instanties gebruikt. Een gezin, school
of club is een instantie ook wel het microsysteem genoemd. Dit bestaat uit de groepen die direct
contact met het kind hebben. Familie en school zijn enkele van de belangrijkste, hoewel er ook nog
veel andere groepen kunnen zijn. De sociaalecologische benadering hoort bij de gedachte dat sociale
differentiatie leidt tot activiteiten in meer dan 1 levensgebied. Er zijn meerdere microsystemen
betrokken bij de socialisatie van een persoon. Een baby maakt pre linguale contactpogingen met
verzorgers (huilen, glimlachen). Bij de secundaire socialisatie kan een significant others van buiten de
thuiswereld meespelen.
Denkbeeldige positiewisseling is het veranderen van een positie en ze dragen bij aan het vormen
van de mentale bagage. Bordieu gebruikt in plaats van mentale bagage het begrip habitus. Verwijst
niet naar de buitenwereld van maatschappelijk instanties maar naar de ideeën, gevoelens en
neigingen die iemand heeft. Komt voor bij spontane en alledaagse keuzen maar ook bij horen, ruiken,
proeven etc. Bourdieu spreekt over velden i.p.v. levens gebeid input-output model drie redenen
onhoudbaar:
1. Rolverwachtingen vullen elkaar bijna nooit aan. Er bestaan in veel levensgebieden
meningsverschillen over de verwachtingen.
2. De mentale bagage is niet zomaar verkregen. Ontvang niet willoos wat er wordt aangereikt
vanuit de verschillende microsystemen (linkerkant model, input.)
3. Socialisatie leidt niet lijnrecht tot output. Stelt men vaak gelijk aan wat wenselijk is,
socialisatie is dan een proces dat geschikte deelnemers aan de bestaand maatschappij
toevoegt.
Subjectiviteit is het eindresultaat van de socialisatie. Bij een subject gaat het om een zelfstandig
handelend individu een persoon. Bij een object zou het dan om een ding gaan. Het subject ontstaat
en verandert als onderdeel van het maatschappelijke leven. Identiteit gebruiken we in alledaagse
gesprekken voor iemands subjectiviteit. We geven ermee aan dat iemand dezelfde blijft.
Literatuur:
- Pagina 31 t/m 64 uit Kuipers, H. J. (2020). Levensloopsociologie (2de editie). Coutinho.