VPR F5
Criteria
De VPRF5-toets is opgesplitst in 2 deeltoetsen.
Deel 1: reanimatie toets, op een pop.(Basic Life Support met AED) in les 5. Je laat zien dat
je in staat bent om een reanimatie met mond-op-mondbeademing uit te voeren en
vervolgens een AED aan te sluiten. Dit alles volgens de richtlijnen van de Nederlands
Reanimatie Raad (NRR)
Let op; je dient deze toets te behalen om deel te mogen nemen aan de toets in les 8.
Deel 2: toets ABCDE methodiek in les 8.
Je toetst in kleine groepjes van 2-3 studenten. Tijdens de toets krijg je te maken met een
situatie die gespeeld wordt door een lotusslachtoffer. Je wordt beoordeeld door je docent en
een werkvelddeskundige (observator) uit de praktijk. De situatie wordt nabesproken en je
krijgt direct, als groep, te horen of de toets behaald (BEH) of niet behaald (NB) is.
Beide toetsen moeten behaald worden om VPRF 5 in zijn totaliteit te behalen.
Voor VPRF5 gelden onderstaande criteria bij het afnemen van de vaardigheidstoets. Deze
zijn verwerkt in het beoordelingsformulier.
Criteria toets reanimatie, mond- op-mondbeademing en inzet AED
De student:
● zorgt voor veiligheid: kijkt om zich heen voor potentieel gevaar;
● controleert bewustzijn: door aanspreken en voorzichtig te schudden aan schouder;
● belt zelf of laat 1-1-2 bellen, maakt gebruik van de luidsprekerfunctie van de mobiele
telefoon en vraagt een omstander om een AED;
● opent luchtweg: kantelt hoofd en lift de kin;
● controleert de ademhaling: kijkt, luistert en voelt gedurende maximaal 10 seconden
of het slachtoffer niet of niet normaal ademt;
● zet de AED aan zodra deze aanwezig is en bevestigt de elektrodes op de juiste
plaats;
● volgt de instructies van de AED en voert deze uit;
● geeft direct 30 borstcompressies met een frequentie van 100-120 per minuut, diepte
5-6 cm;
● geeft twee beademingen, volgens de richtlijnen in maximaal 10 seconden;
● continueert de basale reanimatie: geeft borstcompressies en beademingen in de
verhouding 30:2, hierbij worden de borstcompressies zo min mogelijk onderbroken.
,Criteria toets ABCDE-methodiek
De student:
● laat zien snel en adequaat te kunnen handelen in een vitaal bedreigende situatie:
○ alarmeert meteen en roept hulp;
● past de ABCDE methodiek toe;
● meet de vitale parameters en weet deze juist te interpreteren;
● voert, in de juiste volgorde, passende interventies uit;
● laat zien te weten hoe hij/zij moet handelen n.a.v. de casus;
● werkt op efficiënte wijze samen met mede studenten:
○ er is een duidelijke rolverdeling;
○ ieder pakt meteen de juiste materialen;
● communiceert met medestudenten over de te ondernemen interventies;
● past communicatie volgens de SBARR-methode toe;
● werkt met het EPD.
Algemene informatie:
Saturatie <90= breathing mask 12-15 Liter → Vaak op 15
Saturatie >90= neusbril 2-4 Liter → Vaak 4
Ademhalingsfrequentie meten: 30 sec x2→ D.m.v temperatuur meter timer
ABCDE + SBARR:
Hoe uitvoeren op de toets, Bedsteun omhoog of omlaag, hoe reanimeren etc.
8 Toets casussen: zie eind van het document!!!
A= ademweg vrij, praten, kauwgum in de mond verwijderen → bed rechtop, kussen eruit,
mondinspectie, chin-lift om luchtweg openen door de tong niet te laten zakken, mayo tube
inbrengen: (kan kokhalsreflex, alleen bij bewustzijn reflex). hard aanspreken als cliënt niet
reageert→ aanraken, kun je de ogen voor mij open doen, heeft u veel pijn.
, B= ademgeluid, frequentie, diepte, saturatie (deze blijven zitten), cyanose, observeren
ademhaling, hulpademhalingsspieren. Aansluiten neusbril of breathing mask zie blz 3.
C= bloeddruk, pols 30 sec handmatig, kracht, regelmatigheid, vulling, capillaire refill (nagel 5
sec indrukken en binnen 2 sec terug van kleur, niet mogelijk op nagel dan borstbeen bvb bij
nagellak), infuus inbrengen bij lage tensie, urineproductie, kleur van de huid
D= bloedsuiker, AVPU, EMV, pupilreactie + symmetrisch, pijn ervaring
E= Temperatuur, wond aanwezig, drains aanwezig, medicatie aanwezig zoals pompen
SBARR: overdragen aan de arts: halle spreek ik met de arts van mw ….
S= situation: wie je bent, afdeling, kamer, patiënt, juiste arts, vitale functies, probleem
B= Reden van opname, achtergrond, wat mee bekend, wat in verleden gehad, afspraken
van wel of niet reanimeren, medicatie
A= Wat probleem zou kunnen zijn: ik denk of ik maak me zorgen…
R= Zeggen wat je verwacht van de arts, afspraken gemaakt, vertellen welke interventie je
hebt gedaan en bevestiging vragen.
R= afspraken die afgesproken zijn herhalend opnoemen ter controle ook aan je collega
Oorzaken benauwdheidsklachten & wanneer hoofdsteun van bed omlaag of omhoog +
reden
Oorzaken:
- ribfracturen
- verandering bewustzijn
- koorts longproblemen
aandachtspunten
- goede houding
- stel gerust
- a\geef aan wat je gaat den
- stel gesloten vragen
- samen ademhalen
- erbij blijven → we gaan controles bij je doen en bellen de arts, ik blijf bij u → maak
oogcontact
Bij alle vormen van een shock moet het bed omlaag. Dit zodat het bloed richting de
hersenen stroomt. BEHALVE een cardiovasculaire shock. Hierbij is de patiënt benauwd en
moet het bed omhoog. Wanneer een patiënt bewusteloos raakt: Bed omlaag, kussens weg
en een chin-lift. Bij hypertensie moet het bed omhoog. Dit zodat er geen druk ontstaat in de
hersenen door de hoge bloeddruk van de patiënt.
neusbril 2-4 liter
breathing minimaal 12 tot 15 (eigenlijk min 10 liter)
95-100% geen zuurstof
90-95% zuurstof via neusbril 2-4 liter
<90% zuurstof via masker 12-15 liter
aandachtspunten
- afhankelijk van instelling o2 geven zonder overleg arts
- bij patiënten met copd kan o2 gevaarlijk zijn → CO2 bij hun is altijd hoog en hun zijn
afhankelijk van o2, zo’n toediening kan leiden tot wegnemen van ademhalingsreflex.