Europese Economische Integratie
Voorbereiden elke week:
Week Onderwerp Literatuur
1 Ontwikkeling van Europese economische integratie H1, H2, H3,
2 Integratie van productmarkten en economische groei H4, H5
3 Marktomvang en mededingingsbeleid H6, H7, H11
4 Landbouwbeleid en regionaal beleid H9, H10,
Mid-term tentamen (27 februari)
5 Macro-economische analyse en monetaire integratie H13, H14
6 Optimale muntgebied en Europese Monetaire Unie MU en H15, H16
begrotingsbeleid
7 Begrotingsbeleid, bankenunie en de eurocrisis H17, H18, H19
Tentamen (26 maart)
Week 1: H1 H2 en H3
- Ontwikkeling van Europese Economische Integratie
- Midterm van de eerste 3 weken. 27 februari.
- Tentamen: colleges, boek en werkcollege’s.
Vandaag:
- Korte economische geschiedenis
- Integratie
- Verbreding en verdieping
- “Fiscal federalism”. studie waarbij je de vraag stelt wanneer het handiger is om
besluitvorming op een hoger niveau te tillen en wanneer is het beter dat niet te doen.
1 Korte economische geschiedenis
- Begint na de WOII: Marshall hulp: 1947-1951
Bedrag vanuit Amerika om Europa te herstellen. Degene die de grondstoffen
etc moesten leveren waren Amerika. Ongeveer 1 a 2 % van het BBP van
Amerika gebruikt voor deze hulp.
Voorwaarde van Amerika: Europese landen moesten gezamenlijk tot een plan
te komen om dat krediet te mogen ontvangen en dat is de voorloper van de
OESO geworden. intergouvernementele samenwerking: regeringen van
landen kwamen samen om afspraken te maken over het geld dat ter
beschikking werd gesteld.
Aanvankelijk was die Marshallhulp ook voor oost-europese landen bedoeld,
maar hier zie je al dat de Koude oorlog gaande was. De sovjet unie vond het
niet goed dat landen in haar zone mee mochten doen aan de Marshallhulp. De
SU kwam met een eigen soort hulp voor oost Europese landen.
Aan deze samenwerking deed het VK mee. Heeft altijd gestreefd naar
samenwerking binnen europa, en daar wilde de VK aan meedoen, maar zonder
verlies aan soevereiniteit.
De marshall hulp bestond uit verschillende onderdelen: het verschaffen van
liquiditeit, het verstrekken van kredieten en de OESO.
o Liquiditeit: het geld werd als het ware voorgeschoten zodat de
Europese lanen weer in staat waren om de Amerikaanse import te
betalen. Amerika had er dus zelf ook belang bij
1
, o OESO: verplicht samenwerkingsverband tussen Amerika en Europese
landen. In de OESO moest samen gecoördineerd worden hoe het geld
van het Marshallplan besteed zou worden. de OESO was een
intergouvernementele samenwerking.
o Kredieten moesten zorgen voor meer economische activiteit.
- Europese BetalingsUnie 1950
Er was bijna geen geld in omloop na de oorlog. Dus liquiditeit om Europese
handel te betalen: het marshallplan zorgde dat de liquiditeit weer terug kwam
en de Europese Betalingsuni is opgericht. Dit was een soort giro rekening waar
de Europese landen gebruik van konden maken.
De beperking van liquiditeit in de economie betekent dat je niet zoveel kan
handelen. Betalingsuni was een poging om de liquiditeit te verhogen in de
landen. Bilaterale overeenkomsten tegen elkaar weg te strepen, dus schulden
van landen met elkaar werden weggestreept.
Deze uni werd kort na de oorlog alweer beëindigd vanwege de grote groei van
de aparte landen
- Europese gemeenschap voor kolen en staal 1952
Na de oorlog opgericht: supranationale samenwerkingsverband: dit houdt in
dat de bevoegdheden grensoverschrijdend zijn. dit moest de productie van
kolen en staal beheersen.
Supra gouvernementeel: boven landen om afspraken op te leggen aan landen
om zo gelijkheid te creëren en landen aan banden te leggen. Bevoegd om de
prijzen en hoeveelheid productie van kolen en staal van landen te bepalen. 6
landen, benelux, italie, duitsland en frankrijk. Als je hier greep op kan houden,
heb je betere controle op de ontwikkeling van industrieën.
6 landen die iets later met elkaar overleggen, om te spreken over de Europese
economische gemeenschap. hier wilde VK niet aan meedoen omdat ze geen
soevereiniteit wilde afgeven aan een hogere entiteit. Engeland heeft de
voorkeur om handel te beperken tot vrijhandel.
2 Economische integratie
- Economische theorie:
Vrijhandel: aan de grens worden er geen tarieven meer geheven op producten
die men vervoert tussen bepaalde landen die dit hebben afgesproken.
Vrijhandel houdt dus in dat landen onderling geen tarieven of handelsbarrières
opleggen.
Douane uni: onderling zijn er tussen landen geen handelsbarrières, en er is
sprake van een gezamenlijk regime in de handel ten opzichte van andere
landen. Deze integratie vereist dat er wordt nagedacht over een gezamenlijk
tarief voor derden: dus er is een economische buitengrens. Voor deze
onderhandelingen is een gemeenschappelijke autoriteit nodig. Dit is een
verdergaande vorm dan vrijhandel want het vraagt landen om een deel van hun
soevereiniteit op te geven. Om een douane unie te realiseren moest er nog al
wat veranderen in de individuele regimes van de aparte landen. Vervolgens
verdere integratie naar een gemeenschappelijke markt.
Gemeenschappelijke markt: hierbij breng je de integratie naar binnen. Dit
gaat een stapje verder dan de douane unie want handel wordt namelijk ook
beperkt door andere soorten handelsbarrières: denk bijv aan regelgeving,
kwaliteitseisen of productbelasting. Deze worden nu ook allemaal
gelijkgetrokken en hierdoor wordt het voor producenten gemakkelijker om hun
2
, producten af te zetten. Gemeenschappelijke markt is een poging om een
gemeenschappelijk speelveld te creëren. Allen krijgen hetzelfde regime, vraagt
om een verdere vorm van regulering van productieprocessen en
productiestandaarden.
Economische unie: in de economische unie gaat dit nog verder, omdat er
verschillend economisch beleid gevoerd wordt tussen landen. Dus dan ga je
kijken naar harmonisatie van economische regelgeving zoals
pensioenwetgeving, belastingen etc. Gaat vooral om belasting regimes
gelijktrekken.
Monetaire unie : laatste stap in de integratie is de monetaire unie. Als je
allemaal hetzelfde regime hebt dan kan je net zo goed overgaan tot eenzelfde
munt. Deze munt vergemakkelijkt het betalingsverkeer. Een voorwaarde
hiervoor wel is dat er sprake moet zijn van een economische unie om de
monetaire unie te kunnen starten.
- Europese unie:
Geen vrijhandel: deze stap is overgeslagen
Douane unie: gerealiseerd in 1969 nadat het was opgesteld in het Verdrag van
Rome in 1957.
Gemeenschappelijke markt: deze is tot stand gekomen via het recht. Tijdens de
jaren ’60 en ’70 heeft het hof een paar bindende uitspraken gedaan, wat
uiteindelijk leidde tot een gemeenschappelijke markt.
Geen economische unie: want dit is nog voornamelijk nationaal geregeld en hier
zitten dus ook nog verschillen in tussen de landen: de belastingen zijn
voornamelijk nationaal geregeld en deze zijn dus niet geharmoniseerd.
Monetaire unie wel: althans voor 17 landen.
Eigenlijk wel gek dat je wel een monetaire unie bent maar geen economische
unie omdat het een stap na elkaar is. je ziet elementen van een economische unie
wel ontstaan, bijv dat een begroting van een land ten minste voorgelegd wordt aan
de Europese Commissie als bewaker van afspraken om te zien of in de begroting
voldaan kan worden aan de Europese afspraken. De bevoegdheid blijft nationaal
maar krijgt wel op het Europese niveau advies etc.
- Soms expliciete beleid en afspraken: afspraken op nationaal niveau. een bewuste
stap van regeringen om te komen tot integratie. Eenmaal tot die afspraken gekomen,
blijkt dat er veel consequenties ook nog komen, die op dat moment niet voorzien
werden, maar die wel een consequentie zijn van de besluitvorming.
Rome, EEA, Maastricht.
- Soms (onverwachte) consequenties
Hof van justitie toetst de afspraken.
Uitspraken HvJ,
Nieuwe beperkingen tonen zich.
- De integratie is dus niet altijd een proces dat expliciete besluitvorming nodig heeft.
Want soms leidt een besluit tot consequenties dat weer besluitvorming vereist.
Verdrag van Rome (1957)
- Eerste verdrag is Europese gemeenschap van kolen en staal.
- Tweede verdrag is verdrag van Rome: Europese Economische Gemeenschap
opgericht: door Frankrijk Duitsland Italie, Nederland, Belgie en luxemburg.
Vrij verkeer van goederen, diensten, mensen en kapitaal
3
, 2e 3e en 4e kan 10 jaar lang ongeveer vergeten: de EEG heeft uiteindelijk alleen
kunnen zorgen voor vrij verkeer van goederen. Dit werd op supranationaal
niveau besloten maar er werd nog wel rekening gehouden met het
subsidiariteitsbeginsel.
Supranationaal: verschillende afspraken waarbij er commissies/raden komen
met bevoegdheden die afspraken zullen maken. Welke tarieven worden
geheven etc. landen waren dus ondergeschikt aan deze beslissingen.
Subsidiariteit: zo veel mogelijk besluitvorming en uitvoering op nationaal
niveau kan, als het zo is moet dat gebeuren en als dat niet zo kan dan krijg je
pas dat het op een hoger niveau plaatsvindt subsidiariteitsbeginsel.
- 6 landen: UK gaf voorkeur aan intergouvernementaal, maar had hier al heel snel spijt
van en wilde toch toetreden.
- Realiseren van douane unie (1969)
o In de jaren ’60 focuste de EEG zich voornamelijk op het bereiken van een
Douane Unie, deze werd in 1969 gerealiseerd. Waarom duurde het zo lang?
Men moest het eens worden over tarieven, douaneclassificaties en
grensformaliteiten.
o Tarieven: 12 jaar om tot zo’n afspraak te komen, het is eigenlijk best kort
want je moet een eerst overeenstemming krijgen over de tarieven voor
goederen: hoe hoog moeten die importtarieven zijn? met 6 landen is dat best
lastig. Je moet het namelijk voor alle sectoren en alle goederen eens worden.
o Douaneclassificatie: Je moet het ook eens worden over douaneclassificaties.
administratieve stelsel waarbij alle producten die worden geïmporteerd en
geëxporteerd worden via dezelfde categorie benoemd worden. bijv als in het
ene land whiskey whiskey wordt genoemd bij 21% alcohol, dan moten de
andere landen dat overnemen.
o Grensformaliteiten: procedures.
- Vervolg vrij verkeer van goederen
Wegnemen niet tarifaire handelsbelemmeringen en positieve integratie:
Harmonisatie en wederzijdse erkenning van technische
standaarden etc.: bijv als het in het ene land zo heet moet het ook in
andere landen zo heten.
Harmonisatie van BTW: verschillende principes om BTW te heffen.
Het feit dat we een BTW stelsel hebben is al een vorm van
harmonisatie. Er waren eerst verschillende stelsels om consumpties van
goederen te belasten, dus hierover werd ook harmonisatie afgesproken.
Belangrijk om vast te stellen of de producent of de consument die BTW
gaat betalen.
Alles moet nu op Europees niveau vastgesteld worden wat onder een
bepaalde categorie valt. Verder gaan met integratie dan wat je je van te
voren had voorgesteld.
Positieve integratie: gemeenschappelijk regime toewerken -->
realiseren van een gemeenschappelijke markt, door het vormen van
regelgeving en gemeenschappelijk beleid. op deze manier wordt een
groter economisch speelveld gecreëerd.
Negatieve integratie haal je handelsbarrières weg, zoals tarieven. Met
deze vormen wordt een gemeenschappelijke markt gerealiseerd.
o Van douane unie naar gemeenschappelijke markt. Door dit bovenstaande
proces en daarop is de Europese unie uitgekomen.
4