Samenvatting 3e klas stof scheikunde
Scheikundigen verdelen de materie in twee groepen: mengsels en zuivere stoffen.
Mengsels
Mengsels bestaan uit meer dan één stof, dus ook meer dan één soort moleculen.
Sinaasappelsap bestaat bijvoorbeeld uit onder andere watermoleculen, suikermoleculen en
vitamine C moleculen. Mengsels hebben een smelttraject en een kooktraject. Dat betekent
dat de temperatuur verandert tijdens het smelten en koken.
Zuivere stoffen
Zuivere stoffen bestaan uit één stof en dus ook één soort moleculen. Suiker bestaat uit
suikermoleculen, gedestilleerd water uit watermoleculen etc. Zuivere stoffen hebben een
smeltpunt en een kookpunt.
Zuivere stoffen kun je verdelen in drie groepen stoffen:
1. moleculaire stoffen: bestaan uit niet-metaalatomen en zijn opgebouwd uit moleculen.
2. metalen: bestaan uit metaalatomen
3. zouten: bestaan aan metaalatomen en niet-metaalatomen en zijn opgebouwd uit
ionen. Een uitzondering hierop zijn ammoniumzouten, maar die leer je pas in klas 4.
Metalen en zouten bestaan dus niet uit moleculen.
In de volgende tabel staan de belangrijkste verschillen tussen de drie groepen:
Moleculaire stoffen Metalen Zouten
alleen niet- alleen metaalatomen metaalatomen en niet-
bestaan uit: metaalatomen metaalatomen
opgebouwd uit moleculen positieve metaalionen ionen
bij elkaar gehouden
door vrije elektronen
bindingen -atoombinding, tussen metaalbinding (sterk) ionbinding (sterk)
atomen binnen een
molecuul (sterk)
vanderwaalsbinding,
tussen moleculen, vrij
zwak, sterker bij grotere
moleculen
waterstofbruggen,
tussen moleculen met –
OH of –NH groep (vrij
sterk)
stroomgeleiding niet in vaste of vloeibare in vloeibare fase of
fase opgelost in water
stroomgeleiding niet van toepassing vrije elektronen vrije ionen
door:
smeltpunt/kookpunt relatief laag hoog hoog
Bij welke groep een stof hoort, kun je dus experimenteel bepalen door te kijken in welke fase
een stof stroom geleidt.
Scheiden
Om een mengsel te splitsen kun je gebruik maken van een scheidingsmethode. Hieronder
zie je een overzicht van de scheidingsmethoden. Een scheiding is geen chemische reactie.
, Methode toepasbaar bij berust op verschil in….
filtreren suspensies deeltjesgrootte
centrifugeren suspensies en emulsies dichtheid
extraheren mengsels van vaste stoffen oplosbaarheid in het
extractiemiddel (bv water)
destilleren oplossingen kookpunt
indampen oplossingen kookpunt
adsorberen oplossingen aanhechtingsvermogen aan
adsorptiemiddel (bv norit)
chromatografie mengsels van kleurstoffen aanhechtingsvermogen aan
papier en oplosbaarheid in
de loopvloeistof.
Begrippen die horen bij de scheidingsmethoden:
chromatogram: het resultaat van chromatografie, waarop je de
vlekken ziet.
emulsie: fijn verdeelde vloeistof in een andere vloeistof (is
troebel).
filtraat: dit is wat door het filter heen gaat bij filtreren
oplossing: gas, vaste stof of vloeistof opgelost in een
oplosmiddel (helder)
residu: dit is wat in het filter achter blijft bij filtreren en wat in de
destillatiekolf achterblijft bij destilleren.
suspensie: fijn verdeelde vaste stof in een vloeistof (is troebel).
Moleculen en atomen
Elke zuivere stof heeft zijn eigen soort moleculen. Moleculen van één stof zijn allemaal gelijk
aan elkaar. Moleculen zijn opgebouwd uit atomen. Er zijn een dikke
honderd verschillende soorten atomen.
Atomen bestaan uit protonen (in de kern), neutronen (in de kern) en
elektronen (in de elektronenwolk). Het massagetal van een atoom is de
som van het aantal protonen en neutronen. Het atoomnummer (zie
periodiek systeem) geeft het aantal protonen van een atoomsoort aan.
De gemiddelde atoommassa staat ook op het periodiek systeem.
Ontleedbare stoffen en niet-ontleedbare stoffen
Er zijn twee groepen zuivere stoffen: ontleedbare stoffen die je kunt ontleden en niet-
ontleedbare stoffen, die je dus niet kunt ontleden.
Niet-ontleedbare stoffen of elementen bestaan uit één soort atomen.De meeste niet-
ontleedbare stoffen hebben als formule de afkorting van het element (officieel moet je
zeggen het symbool van het element), bijvoorbeeld He (g), Al (s) en K (s). Er zijn 7
uitzonderingen, dit zijn elementen die als niet-ontleedbare stof uit moleculen bestaan met
twee dezelfde atomen: Br2, O2, F2, I2, H2, N2, Cl2. Een ezelsbruggetje hiervoor is Brenda
Organiseert Feest In Het Nieuwe Clubhuis (of als je in de bovenbouw zit: binas tabel 40A).
Ontleedbare stoffen of verbindingen bestaan uit meer dan één soort atomen.
Voor de naamgeving van de ontleedbare stoffen zijn de eerste zes Griekse telwoorden
belangrijk: mono 1, di 2, tri 3, tetra 4, penta 5 en hexa 6.
Als het tweede element O is, eindigt de naam op oxide, SO2 is bijvoorbeeld zwaveldioxide.
Difosforpentaoxide is P2O5. Moleculen van deze stof bestaan uit 2 P-atomen en 5 O-atomen.
Als het tweede element S is, eindigt de naam op sulfide, H2S is bijvoorbeeld
diwaterstofsulfide.