Geschiedenis samenvatting leerjaar 2, kwartiel 4
Hoofdstuk 2: De Grieken en Romeinen
3000 v. chr. Ontstaan de hoogontwikkelde culturen langs grote rivieren, zoals de Eufraat en de
Tigris, de Nijl en de Indus.
Ontwikkeling spijkerschrift in Soemeriërs en hierogliefenschrift Egypte.
8e eeuw voor Chr. Griekse wereld (Hellas) van landbouwgemeenschappen naar stadstaten
uitgegroeid (polis = verzameling van dorpen met een stedelijk centrum)
Hier stond een Akropolis, een verdedigbare burcht. Het gezag lag bij adellijke
elite van machtige families.
Stedelijke kern woonde vooral grootgrondbezitters als kleine boeren en handwerkslieden.
o Sparta
Zuidoosten van Peloponesos.
Spartanen de baas (soldaten en ex soldaten)
Moesten een deel afstaan aan deze spartanen (net als horigen), waardoor deze bijna
allemaal vrijgesteld waren van het werk.
Oprichting leger, heeft drie eeuwen in stand gehouden.
Spartaanse burgers noemde zicht gelijken. Dit betekende vooral gelijkheid in recht en plicht,
maar niet dat alle Spartanen een gelijk bezit hadden.
- Het gemeenschapsleven van de soldaten stonden voorop.
De spartanen waren zo overtuigd van hun kracht dat ze hun stad niet ommuurde.
Het werd bestuurd door oude adellijke mannen en twee koningen. Alle volwassen mannen
konden regelmatig in de bijeenkomsten van de volksvergadering stemmen over voorgelegde
voorstellen. De werkelijke macht lag wel bij de raad.
o Athene
Eerst monarchie, later een adellijke raad.
Solon bedacht een nieuw politiek systeem. Hij deelde de Atheners op in vier vermogensklasse.
Bepaalde dat de volksvergaderin kon optreden als hof van beroep bij de vonnissen van de
adellijke bestuuders.
- Positie ambtenaar vormde geen machts.
Om te voorkomen dat één iemand steeds de macht had, werd er elk jaar op een vaste datum
aan de Atheense volksvergadering de vraag voorgelegd of zij een stemming wenste over de
verbanning van een Athener. (dit werd op een scherf gekrast. Diegene met de meeste namen,
werd tien jaar uit Athene verbannen).
o Cultuur
Belangrijke punten de oude Griekse cultuur
,- De taal
- De spelen, waarvan die van Olympia het belangrijkst
- De overige wedstrijden (dol op theater. Alle rollen werden gespeeld door mannen)
- De literatuur
- De verstedelijking
- De godsdienst
- Bepaalde gewoontes en gebruiken.
De Grieken geloofde in meerdere goden.
o Orakels
Bij ingewikkelde levensvragen werd de hulp ingeschakeld van Orakels (250 in totaal)
Neem de goden nog even goed door
o Tempels
Goden hadden tempels. Steden eerden er hun beschermgod en dankten hen voor voorspoed,
goede oogst of oorlogsoverwinningen.
Hadden ook een politieke functies. Toonde de burgelijke macht en waren een voorwerp van
trots.
o Filosofie
‘liefde voor wijsheid.’ De mens en zijn cultuur is te verklaren vanuit een rede.
- Zochten naar rationele ipv bovennatuurlijke verklaringen (basis voor de logica)
o Thales
Vader van de filosofie.
- Voorspelde de zonsverduistering van 585 v. chr.
- Hij slaagde er via meethundige redeneringen in de afstand tussen schepen en de kust te
berekenen.
- Hij verdeelde het jaar in 365 dagen en ontdekte als eerst het sterrenbeeld de kleine beer en
het belang ervan voor de scheepsvaart.
o Socrates
- Richtte zich op praktische vragen: Hoe moeten we leven en wat is goed leven eigenlijk?
- Opvatting: ‘niemand zou bewust iets slechts willen doen. Kennis is belangrijk want dat zorgt
voor goed gedrag.’
- Ontstaan socratische methode (het continu blijven doorvragen)
- Uiteindelijk gedagvaard omdat hij goden in twijfel zou trekken.
Uiteindelijk veroordeeld tot de dood met een gifbeker.
o Olympia
Eens in de vier jaar georganiseerd.
, Groeide steeds groter uit beloningen waren in het begin nog kransen, maar eindigde in grote
sommen geld of beloningen in natura.
- Hardlopen was de eerste Olympische sport.
Grieken sportte naakt.
- Paardensport (met en zonder karretjes)
- Worstelen, boksen en pankration gestreden in leeftijdsklassen, niet gewicht.
- Werpnummers (speer en discuswerpen).
- Vijfkamp (discuswerpen, speerwerpen, verspringen, hardlopen en worstelen).
146 v. Chr. Werd Griekenland bezet door de Romeinen.
Romeinen lieten zich goed inspireren door de Grieken (theater, schrift en taal, wetenschap,
filosofie, astronomie, wis- en natuurkunde en geschiedenis)
o De Romeinen
743 v. chr stichting van Rome.
- Van 508 -31 v. chr bestuur van een republiek
Gedaan door twee consuls en werde gekozen voor een periode van een jaar.
- De dictator had absolute macht en deze werd om de zes maanden herkozen.
- Belangrijkste besluiten werden genomen door de senaat (hoofd van de adellijke families.)
o Julius Ceasar
Bekend als de grootste militaire gokkers ui de wereldgeschiedenis.
- Had veertig jaar nodig om het hoogste ambt in Rome te bereiken.
- In 49 v. chr. Trok hij Italië binnen en ontketende een burgeroorlog. Een jaar later maakte een
samenzwering, gevolgd door een aanslag, een einde aan zijn leven.
o De keizertijd (31 v. Chr. – 1453 n. chr.)
De kleurrijkste periode uit de Romeinse geschiedenis.
- Octavianus (Keizer Augustus) was erg populair en werd de eerste keizer (adoptiefzoon Ceasar).
Ontstaan Christendom. Werd beschouwd als een ‘joodse sekte’
Het duurde eeuwen voordat de christenen de leiding in het Romeinse Rijk overnamen. Tot die
tijd werden de Christenen vervolgd (aangezien ze weigerde om offers aan goden te brengen).
- Het Romeinse rijk groeide steeds groter en groter. Om het rijk bestuurbaarder te maken werd
het opgedeeld in West-Romeins rijk en Oost-Romeins rijk. In de 5 e eeuw viel het West-Romeins
rijk en in 1453 pas het Oost-Romeins rijk. (ontstaan van veel volksverhuizingen).
o Sociale indeling
- Particïers. Afstammelingen van rijke landadel, die bestuurlijk en militair de leiding hadden.
- Plebejers. Boeren, koopmannen, of ambachtsmannen. De niet-adellijke mensen.
- Slaven. Zeer goedkope arbeidskrachten dat overal in het rijk tewerkgesteld werd.
- Huisslaaf: binnen een gezin voornamelijk huishoudelijk werk verrichtte.
- Staatsslaaf: tewerk gesteld bij de aanleg van wegen, bruggen en waterverbindingen.
o Vrije tijd