Antwoord: Publiek management: met en via anderen dingen voor elkaar krijgen in publieke domeinen
2.
2. Trends beschrijven die van invloed zijn op publieke organisatie.
Antwoord: • Toenemende en soms tegenstrijdige eisen vanuit politiek en bestuur;
• Globalisering;
• Technologisering
3.
3. De reacties van publieke organisaties op maatschappelijke trends verklaren.
Antwoord: • Een sterkere sturing op prestaties en ondernemerschap (NPM);
• Samenwerken in netwerken en ketens;
• Meer gebruik van technologie bij het leveren van diensten en het communiceren met klanten en burgers (e-governance).
4.
4. De verschillen verklaren in aantal en typen managers in publieke organisaties.
Antwoord: • Managers die leidinggeven aan projecten, processen of programma’s;
• cliëntmanagers’ die verantwoordelijk zijn voor een groep cliënten;
• Ketenmanagers die verantwoordelijkheid hebben om bijvoorbeeld een samenwerkingsverband met andere organisaties aan te sture
5.
5. Voorbeelden geven van de manier waarop publieke organisaties ‘klem’ zitten.
Antwoord: De publieke sfeer zit klem. Aan de ene kant kennen publieke en semipublieke organisaties als ministeries, gemeenten, politiekorpsen, ziekenhuizen, scholen en musea complexe opdrachten. Ze moeten lastige onderwerpen en problemen aanpakken, ze moeten veiligheid verbeteren, de volksgezondheid bewaken, sociaal maatschappelijke misstanden oplossen, en het culturele aanbod in stand houden.
Bij het aangaan van zulke grootse en diffuse opdrachten zijn ze verbonden aan politieke processen en democratische randvoorwaarden, moeten ze openbaarheid betrachten en verantwoording afleggen, en zijn ze onderwerp van toezicht, inspectie en (media) controle. Bovendien moeten ze klassieke waarden hoog houden, zoals rechtsstatelijkheid, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid, en moeten ze zelf het toonbeeld van onpartijdigheid en integriteit zijn.
6.
De publieke sector bestaat uit verschillende onderdelen namelijk:
Antwoord: • De overheid;
• De semioverheid ( bevinden zich in de volgende sectoren:
Energie;
Openbaar vervoer (NS);
Onderwijs;
Woningcorporaties;
Gezondheidszorg en welzijn (ABP/Bank Nederlandse gemeenten);
Media.
• Particuliere organisaties met een publieke taak:
Productschappen;
Vakbonden;
Werkgeversvereniging;
Milieubeweging
7.
Onder de noemer van publiek management richten we ons op de volgende vijf typen organisaties:
Antwoord: 1) Publieke organisaties, zoals ministeries en gemeenten, maar ook justitie en politie;
2) Publieke uitvoeringsorganisaties, zoals dienstverlenende of toezichthoudende organisaties die eer of minder verzelfstandigd zijn;
3) Semipublieke en maatschappelijke organisaties die sterk met de staat verbonden zijn, op zijn minst voor financiering, maar statutair stichtingen of verenigingen zijn en relatief zelfstandig;
4) Ketens en netwerken, waarin publieke maatschappelijke (en private) partijen betrokken zijn;
5) Publiek-private samenwerking; waarin publieke en private spelers samenwerken.
8.
2. De wisselwerking tussen organisaties en hun omgeving verklaren.
De omgeving van organisaties kan op een aantal dimensies sterk verschillen. Er moet rekening gehouden worden met 4 factoren:
Antwoord: 1) Stabiel vs. dynamisch;
2) Simpel vs. complex;
3) Homogeen vs. heterogeen;
4) Welgezind vs. vijandig.
Kenmerken van de systeem- of contingency-benadering van organisaties is het uitgangspunt dat de manier van organiseren beïnvloed wordt door de omgeving.
9.
3. Uitleggen welke redenen er zijn voor samenwerking in netwerken.
Redenen voor samenwerking zijn vooral dat er verschillende ‘bronnen’ bijeen gebracht kunnen worden, z
Antwoord: Kennis, expertise en kunde;
Budget en middelen;
Draagvlak en legitimiteit.
10.
5. Het belang van vertrouwen bij samenwerken in netwerken uitleggen.
Antwoord: Netwerken vormen een nieuw en steeds belangrijker wordend organisatiemodel. Vertrouwen is een cruciaal element voor het functioneren van netwerken. Vertrouwen zorgt voor openheid, transparantie en het genereren van een diversiteit aan ideeën waardoor netwerken kunnen functioneren. Vertrouwen is onder meer voorwaardelijk voor coöperatie, waarbij leden van een netwerk kennis open met elkaar delen zonder daar voorwaarden vooraf aan te verbinden.
Netwerkrelaties: partnerships, gelijkwaardige relaties, gelijkwaardige doelstellingen.
Voorbeeld van de inhoud
Les 1 Leerdoelen:
1. De definitie van publiek manager uitleggen.
Publiek management: met en via anderen dingen voor elkaar krijgen in publieke domeinen.
Zowel (intern) in publieke en maatschappelijke organisaties;
(intern en extern) via organisatie die tot publieke domeinen behoren of daar sterk
mee verbonden zijn;
(extern) met andere organisaties in of nauw verbonden met het publieke domein.
Het gaat dus zowel om het interne management van een organisatie in de publieke sector
als om het managen van (beleids)processen, waarbij meerdere organisaties en burgers
betrokken zijn, als om het aansturen van ketens en netwerken.
2. Trends beschrijven die van invloed zijn op publieke organisatie.
Toenemende en soms tegenstrijdige eisen vanuit politiek en bestuur;
Globalisering;
Technologisering.
In elke sector hebben deze trends weer specifieke gevolgen. Denk bijvoorbeeld aan
de gevolgen van bezuinigingen en digitalisering voor de bibliotheeksector. Of de
gevolgen van de drie grote decentralisaties voor gemeenten. Daarnaast zijn er
sectorspecifieke trends.
3. De reacties van publieke organisaties op maatschappelijke trends verklaren.
Een sterkere sturing op prestaties en ondernemerschap (NPM);
Samenwerken in netwerken en ketens;
Meer gebruik van technologie bij het leveren van diensten en het communiceren
met klanten en burgers (e-governance).
4. De verschillen verklaren in aantal en typen managers in publieke organisaties.
Managers die leidinggeven aan projecten, processen of programma’s;
cliëntmanagers’ die verantwoordelijk zijn voor een groep cliënten;
Ketenmanagers die verantwoordelijkheid hebben om bijvoorbeeld een
samenwerkingsverband met andere organisaties aan te sturen.
5. Voorbeelden geven van de manier waarop publieke organisaties ‘klem’ zitten.
De publieke sfeer zit klem. Aan de ene kant kennen publieke en semipublieke
organisaties als ministeries, gemeenten, politiekorpsen, ziekenhuizen, scholen en musea
complexe opdrachten. Ze moeten lastige onderwerpen en problemen aanpakken, ze
moeten veiligheid verbeteren, de volksgezondheid bewaken, sociaal maatschappelijke
misstanden oplossen, en het culturele aanbod in stand houden.
Bij het aangaan van zulke grootse en diffuse opdrachten zijn ze verbonden aan politieke
processen en democratische randvoorwaarden, moeten ze openbaarheid betrachten en
verantwoording afleggen, en zijn ze onderwerp van toezicht, inspectie en (media)
controle. Bovendien moeten ze klassieke waarden hoog houden, zoals
rechtsstatelijkheid, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid, en moeten ze zelf het toonbeeld
van onpartijdigheid en integriteit zijn.
,Aan de andere kant worden publieke en semipublieke organisaties gedwongen ‘modern’
en vooral prestatiegericht te opereren. Sinds de jaren 80 van de twintigste eeuw worden
ze gezien als min of meer normale bedrijven die net als bedrijven op de markt door
prikkels gesimuleerd worden om ‘value for money’ te leveren.
Burger verwachten dat publieke organisaties minstens net zo goed worden gemanaged
als private organisaties minstens net o goed worden gemanaged als private organisaties.
Ze willen goede dienstverlening en niet van het kastje naar de muur worden gestuurd. Ze
willen een snelle adequate aanpak van maatschappelijke problemen. Er is weinig geduld
en weinig begrip voor juridische beperkingen en politieke strijd. Dat betekent dat
complexe opdrachten eenvoudig aangepakt moeten worden, bijvoorbeeld door duidelijk
plannen, ‘targets’en indicatoren te gebruiken. Het betekent ook dat keuzen rationeel
moeten worden gemaakt, op grond van kosten-baten afwegingen.
Les 2
1. De variëteit aan publieke taken en organisatie beschrijven.
De publieke sector bestaat uit verschillende onderdelen namelijk:
De overheid;
De semioverheid ( bevinden zich in de volgende sectoren:
Energie;
Openbaar vervoer (NS);
Onderwijs;
Woningcorporaties;
Gezondheidszorg en welzijn (ABP/Bank Nederlandse gemeenten);
Media.
Particuliere organisaties met een publieke taak:
Productschappen;
Vakbonden;
Werkgeversvereniging;
Milieubeweging
Onder de noemer van publiek management richten we ons op de volgende vijf typen
organisaties:
1) Publieke organisaties, zoals ministeries en gemeenten, maar ook justitie en
politie;
2) Publieke uitvoeringsorganisaties, zoals dienstverlenende of toezichthoudende
organisaties die eer of minder verzelfstandigd zijn;
3) Semipublieke en maatschappelijke organisaties die sterk met de staat
verbonden zijn, op zijn minst voor financiering, maar statutair stichtingen of
verenigingen zijn en relatief zelfstandig;
4) Ketens en netwerken, waarin publieke maatschappelijke (en private) partijen
betrokken zijn;
5) Publiek-private samenwerking; waarin publieke en private spelers
samenwerken.
2. De wisselwerking tussen organisaties en hun omgeving verklaren.
De omgeving van organisaties kan op een aantal dimensies sterk verschillen. Er
moet rekening gehouden worden met 4 factoren:
, 1) Stabiel vs. dynamisch;
2) Simpel vs. complex;
3) Homogeen vs. heterogeen;
4) Welgezind vs. vijandig.
Kenmerken van de systeem- of contingency-benadering van organisaties is het
uitgangspunt dat de manier van organiseren beïnvloed wordt door de omgeving.
3. Uitleggen welke redenen er zijn voor samenwerking in netwerken.
Redenen voor samenwerking zijn vooral dat er verschillende ‘bronnen’ bijeen
gebracht kunnen worden, zoals:
Kennis, expertise en kunde;
Budget en middelen;
Draagvlak en legitimiteit.
Om netwerken goed te kunnen begrijpen is het handig om preciezer te weten wat het
verschil is met hiërarchie en markt.
Hiërarchie:
In een hiërarchisch systeem gaat de sturing top-down via regels, procedures,
planning en controle. Ook verantwoording over de geleverde diensten of producten
gaat via formele procedures en actoren, maar dan niet van beneden naar boven. Van
oudsher is de hiërarchie aanbodsgericht: de aanbieder van een product of dienst
bepaalt wat wordt aangeboden. Hiërarchie is een traditionele sturingsvorm in de
publieke sector. Legitimiteit wordt verkregen via het volgen van de regels.
Hiërarchieën zijn dus procesgerichte vormen van sturing.
Markt:
In markten is het dominante principe dat van winst maken. Zij zijn te vinden in de
private sector. Markten zijn gericht op klanten en hun tevredenheid. Ze zijn
vraaggericht. Als klanten geen of minder producten afnemen, dan verandert de
producent de producten. Legitimiteit wordt dus verkregen door de afzet van
producten: het resultaat telt.
Netwerken:
Organisaties die in netwerken samen werken, willen samen dingen gedaan krijgen.
Netwerken zijn gebaseerd op onderling vertrouwen. De verschillende partijen in een
netwerk hebben elkaar nodig voor bijvoorbeeld toegang tot middelen om hun doel te
bereiken. Legitimiteit van netwerken kan soms verkregen worden door het resultaat,
maar vaak ook door een goed proces.
4. Voorbeelden beschrijven van uitvoering van publieke taken in netwerken.
Vroeger was corporatisme dominant: een geïnstitutionaliseerde vorm van
samenwerking tussen de overheid en andere organisaties. Doelstelling was om
conflicten te voorkomen of te dempen. Bijv. SER waar overheid en werkgevers en
werknemers afspraken maakten over loonontwikkeling.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Margherita1969. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.