Uitgewerkte leerdoelen eerstejaar stof 'Goederenrecht' van de opleiding HBO-rechten. Document bestaat uit samenvattingen van verschillende onderdelen binnen het goederenrecht, een begrippenlijst en voorbeelden (bv. uit jurisprudentie). Het boek 'Praktisch Goederenrecht' gebruikt in de uitwerking.
Goederenrecht: de relatie tussen een persoon en een goed. Overeenkomstenrecht: de relatie tussen
twee personen met betrekking tot bv. de koop of verkoop.
Goederen: alle zaken en alle vermogensrechten. Zaken: voor menselijke beheersing (een mens moet
er over kunnen heersen) vatbare stoffelijke (je moet het kunnen aanraken) objecten. Onroerende
zaken: Grond, nog niet gewonnen delfstoffen, met de grond verenigde beplantingen en gebouwen en
werken die duurzaam met de grond zijn verenigd. Roerende zaken: alle zaken die niet onroerend zijn,
bv. een pen.
Vermogensrechten: rechten die (1) overdraagbaar zijn of, (2) doel hebben om stoffelijk voordeel te
verschaffen, of (3) verkregen zijn in ruil voor stoffelijk voordeel.
Registergoederen: goederen voor welker overdracht of vestiging inschrijving in daartoe bestemde
openbare registers noodzakelijk is. Voor deze goederen is dus een registratieplicht nodig.
Natuurlijke vruchten : zaken die volgens verkeersopvatting als vruchten van andere zaken worden
aangemerkt. Burgerlijke vruchten: rechten die volgens verkeersopvatting als vruchten van goederen
worden aangemerkt.
Naar verkeersopvatting: als hetgeen volgens verkeersopvatting onderdeel van een zaak uitmaakt, is
bestanddeel van die zaak dus bv. een appel hoort bij een appelboom. Is een bepaalde zaak
onvoltooid zonder het bestandsdeel? Zodanig verbonden: een zaak die met een hoofdzaak zodanig
verbonden wordt dat zij daarvan niet kan worden afgescheiden zonder beschadiging van betekenis
wordt toegebracht aan een der zaken, wordt bestanddeel van die zaak. Het is zo verbonden dat je
het niet kunt verwijderen zonder daar schade aan toe te brengen bv. een openhaard en een woning.
Goede trouw:
- Het weten: wanneer iemand de feiten of het recht waarop zijn goede trouw
betrekking heeft kende, als jij weet dat de tweedehands telefoon die jij gaat kopen
gestolen is ben jij niet de goede trouw.
- Had moeten weten: wanneer iemand de feiten of het recht waarop zijn goede
trouw heeft behoorde te kennen. Als jij de telefoon koopt voor 40% van de prijs had
jij dan niet moeten weten of had je daar geen onderzoek over kunnen doen, je weet
niet dat hij is gestolen?
Portacabin-arrest: container/kantoor die ergens worden geplaats voor mensen om te werken. Je
kunt het makkelijk verplaatsen, dus je zou zeggen roerend. Maar HR zegt naar zijn aard en inrichting
is het onroerend
Leerdoel 2:
, Absolute rechten: rechten tussen een persoon en een goed, eigendomsrecht is een absoluut recht
en kun je tegenover iedereen handhaven. Als iemand je auto wil lenen kun je zeggen nee die is van
mij, dit is mijn goed en mijn recht. Er zijn 8 benoemde rechten binnen de absolute rechten (1 =
eigendomsrecht).
Relatieve rechten: rechten die tussen bepaalde personen gelden, heeft te maken met
overeenkomstenrecht. Het recht werkt slechts tegenover één persoon, bv. als er een overdracht is
van een auto dan heeft de verkoper recht op het geld bij de koper en niet bij iemand anders.
Leerdoel 3:
Beginselen goederenrecht: heeft te maken met het absolute recht, het belangrijkste is het
eigendomsrecht. Beginselen het absoluut recht:
- Zaaksgevolg – droit de suite (het recht volgt de zaak en niet de persoon, jou
eigendomsrecht is gevestigd op de auto ongeacht waar het zich bevind of onder wie
het zich bevind).
- Prioriteitsbeginsel – droit de priorité (een auto wordt verkocht aan A en de volgende
dag aan B, goederenrechtelijk gezien heeft persoon A het eigendomsrecht want die
was eerder). Een eerder gevestigd absoluut recht (=ouder recht) gaat voor een later
gevestigd absoluut recht (jonger recht).
- Voorrangsrecht – droit de préférence (vooral bij faillissement – als je je auto naar de
garage brengt maar die garage gaat failliet dan heb je ten alle tijden het recht om je
auto terug te krijgen want jij hebt het eigendomsrecht over jouw auto). Bij botsing
tussen een absoluut recht en een relatief recht gaat het absolute recht voor.
Week 2
Leerdoel 1:
Eigendom is het meest omvattende recht dat een persoon of een zaak kan hebben een eigenaar
van een zaak is ook eigenaar van alle bestanddelen van die zaak.
Bevoegdheden eigenaar:
- Eigenaar van een zaak, is ook eigenaar van alle bestanddelen van die zaak
- Beschikkingsbevoegd (vervreemden – verkopen – weggeven - uitlenen, bezwaren)
- Recht van gebruik (fietsen op mijn eigen fiets)
- Recht van revindicatie (je fiets is gestolen – je ziet hem staan – je mag hem weer
meenemen)
Het meest omvattende recht, maar … het gebruik van de zaak mag niet in strijd zijn met rechten van
anderen en wettelijke voorschriften en regels van ongeschreven recht.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper farahhhhb. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,98. Je zit daarna nergens aan vast.