Samenvatting psychiatrie boek ‘psychiatrie voor de sociaal werker’
Inhoud
Les 1, 2 & 3 hoofdstuk 1 & bijlage psychische functies...........................................................................2
Les 4 hoofdstuk 6..................................................................................................................................11
Les 5 & 6 hoofdstuk 4 & 5.....................................................................................................................22
Les 7 hoofdstuk 7..................................................................................................................................38
Les 8 hoofdstuk 3 & 8...........................................................................................................................46
,Les 1, 2 & 3 hoofdstuk 1 & bijlage psychische functies
De psychiatrie is het medische specialisme dat zich bezighoudt met de behandeling van
psychiatrische ziekten. De geboorte van de psychiatrie als medisch specialisme heeft plaats gevonden
in het Europa van de tweede helft van de achttiende eeuw, dus in de tijd van de verlichting. Voor die
tijd hanteerde men in de geschiedenis soms wel al een ziektemodel en zocht men de oorzaak ervan
in een lichamelijke aandoening. In de middeleeuwen werd gekte vaak in verband gebracht met
bezetenheid door de duivel en in de renaissance met behekst zijn. Vanaf het einde van de viertiende
eeuw werden psychiatrische patiënten als ze thuis niet meer te handhaven waren, vaak
ondergebracht in wat men in Nederland ‘dolhuizen’ of ‘zinnelooshuizen’ noemde. Daar verbleven ze
samen met de andere die zichzelf maatschappelijk niet konden redden. Deze inrichtingen waren niet
te vergelijken met ziekenhuizen; van een intentie tot behandeling was geen sprake. In feite werden
de patiënten opgesloten en uitgestoten uit de maatschappij.
In de tweede helft van de achttiende eeuw kwam er internationaal een brede beweging op gang die
de krankzinnige primair als lijder aan een ziekte en als patiënt zag en ook als zodanig wilde
behandelen. De voortrekkers van deze beweging werden gedreven door humanitaire motieven. Zij
wilden patiënten vooral menselijk behandelen en eigenlijk heropvoeden. De bekendste persoon,
maar zeker niet de eerste en enige, van deze beweging is Phillippe Pinel (1745-1826), een in Parijs
werkzame arts, die ten tijde van de Franse revolutie de voorman werd van een beweging die de
krankzinnigen scheidde van de delinquenten en andere onmaatschappelijke, en ze opnam in wat
men nu een psychiatrisch ziekenhuis zou noemen. Zijn daad van bevrijding wordt gezien als de
grondslag die het tijdperk van de moderne psychiatrie heeft ingeluid.
In de negentiende en het begin van de twintigste eeuw was de pasgeboren psychiatrie vooral
inrichtingspsychiatrie. Bij de artsen ontstond, net als in de rest van de geneeskunde, in toenemende
mate de behoefte wetenschappelijk inzicht te krijgen in de aard van de ziekten waar men zich mee
bezighield, om zo op den duur tot een rationele therapie te komen. De dominerende visie in die
periode, de negentiende eeuw dus, op wat geeststoornissen voor ziekten zijn, was dat
geestesziekten hersenziekten zijn. De methode die men gebruikte om dat te onderzoeken, was die
van het pathologisch-anatomisch onderzoek van de hersenen na de dood. Op deze manier ontdekte
men een aantal neurologische hersenziekten. Bovendien was dit de periode waarin de infectieziekten
en ziekten door tekort aan vitaminen werden ontdekt. Men ontdekte dat er voor sommige ziekten
heel specifieke oorzaken bestonden, die dus ook om hele specifieke therapie vroegen. Het
infectieziektemodel dat toen werd ontwikkeld en leidde tot een serie ontdekkingen in de psychiatrie
maar vooral ook daarbuiten in de algemene geneeskunde, kan men een monocausaal model
noemen; men vindt de enige en echte oorzaak voor een aandoening met de daarbij horende
pathologisch-anatomisch aan te tonen afwijkingen in het lichaam en kan dan op zoek gaan naar de
daarbij passende therapie.
Helaas bleek de biomedische benadering haar beperkingen te hebben. In het begin van de twintigste
eeuw kwam men tot de conclusie dat deze benadering weliswaar voor sommige psychische ziekten
wel veel had opgeleverd, maar bij het merendeel van de psychische stoornissen tekortschoot. Men
vond daarbij eenvoudigweg met de toen ter beschikking staande onderzoeksmethoden geen
afwijkingen in de hersenen en/of een infectie dan wel een deficiëntie of een andere oorzaak die het
ontstaan ervan kon verklaren. Kraepelin en Freud hebben de psychiatrie uit deze impasse geholpen
door de introductie van twee nieuwe benaderingen die, hoe verschillend ook, tot op heden van grote
betekenis zijn gebleven.
- Kraepelin is beroemd geworden omdat hij de nadruk legde op het belang van een
nauwkeurige beschrijving van het klinische beeld en vooral ook het beloop op de lange
termijn van psychische ziekten. Als eerste beschreef hij het ziektebeeld van zijn cliënten
, systematisch en vervolgens hield hij bij hoe het met hen afliep. Uit deze beschrijvingen van
zijn patiënten leidde hij een aantal indelingsprincipes af, die tot op heden nog gelden, en die
men bijvoorbeeld nog terugvindt in moderne classificatiesystemen zoals de DSM-IV en de
ICD-10. Hij erkende het belang van de psychiatrie, die bestudeert hoe het gewone gedrag tot
stand komt en uit welke functies dit is opgebouwd. Kraepelin was een voorloper van de
moderne neurowetenschappers, die immers steeds meer de eenvoudige en complexere
psychische functies trachten te correleren met bepaalde neuronale circuits in de hersenen.
Hij liet daarmee het simpele neurologische model van psychische stoornissen los. Toch stond
hij wel onder invloed van het in zijn tijd zo succesvolle infectieziektemodel.
- Freud begon zijn carrière als neuropatholoog en onderzoeker, en praktiseerde later vooral als
wat wij nu neuroloog zouden noemen. Hij liep vast in de behandeling van patiënten met
onverklaarbare neurologische klachten, dat wil zeggen klachten waarbij geen lichamelijke
afwijking werd gevonden, een beeld dat destijds met de term hysterie werd aangeduid.
Freud ontwikkelde een nieuwe behandelmethode en een daarbij passende theorie, die
bekend is geworden als de psychoanalyse. De centrale hypothese van deze theorie was dat
de klachten en symptomen van zijn hysterische patiënten berustten op onbewust gemaakte
(verdrongen) innerlijke conflicten. Zij konden worden genezen door deze conflicten weer
bewust te maken. Het was in feite de eerste goed uitgewerkte psychologische theorie, die
breed toepasbaar was in de psychiatrie en daarbuiten. Bij veel psychiaters was de
psychotherapeutische benadering van de psychoanalyse erg populair. Voor de tweede
wereldoorlog werd er erg veel geëxperimenteerd met verschillende vormen van ‘therapie’.
De psychoanalyse was een alternatief voor deze als barbaars ervaren behandelmethoden.
Nog voor de tweede wereldoorlog kwam naast de biologische en de psychologische een
derde benadering tot ontwikkeling. Die werd vooral gestimuleerd door Adolf Meyer. Hij hield
zich bezig met de nazorg en resocialisatie van ontslagen patiënten en deed onderzoek naar
de ziekmakende factoren in de moderne maatschappij en het in een vroeg stadium
behandelen daarvan om opname te voorkomen, dus ook wel preventie. Hij vond de
biologische, de psychologische en de sociologische benadering alle drie onmisbaar om het
ontstaan van de psychische stoornissen in het algemeen en in het individuele geval in het
bijzonder te begrijpen.
Na de tweede wereldoorlog komt de psychiatrie in een stroomversnelling, waarbij de ontwikkelingen
zich voltrekken vanuit drie invalshoeken:
1. Biologische invalshoek: de biologische psychiatrie krijgt een enorme impuls door de
ontdekking van de psychofarmaca in de jaren vijftig van de twintigste eeuw. Men krijgt niet
alleen middelen in handen die de onrust en de onhanteerbaarheid van het gedrag
doeltreffend kunnen beïnvloeden, maar ook stoffen waarvan men de werking op de
hersenen kan bestuderen en daarmee de relatie van hersenfuncties met het gestoorde
gedrag. De bestudering daarvan wordt bovendien bevorderd doordat ook de
neurowetenschappen zich spectaculair ontwikkelen door het ter beschikking komen van
nieuwe onderzoeksmethoden. Aangezien ook de psychologie in toenemende mate de
beschikking krijgt over methoden om de basale psychische functies in kaart te brengen die
ten grondslag liggen aan het complexe gedrag, kan een aanvang worden gemaakt met het
correleren van gedragscomponenten met cerebrale neuronale circuits. Zo langzamerhand
wordt duidelijk welke delen van de hersenen betrokken zijn bij het tot stand komen van ons
gedrag. Een heel bijzondere variant van biologisch denken in de psychiatrie is die waarbij
men de studie van het gedrag van de dieren (de ethologie) gebruikt om inzicht te krijgen in
de structuur van het menselijk gedrag.
, 2. Psychologische invalshoek; de psychoanalytische behandelmethode blijkt niet zo
doeltreffend en doelmatig te zijn als men gehoopt had. Er komt een aantal andere
psychotherapievormen tot ontwikkeling. Het zijn client-centered therapy, de groepstherapie,
de gedragstherapie en de systeemtherapie. Wetenschappelijk onderzoek naar de
werkzaamheid van de psychotherapie heeft een grote vlucht genomen. Het belangrijkste
resultaat is dat onomstotelijk vast is komen te staan dat psychotherapie in haar
algemeenheid een werkzame interventie is. Ook een aantal thema’s die oorspronkelijk door
de psychoanalyse aan de orde waren gesteld en waarover veel theorieën bestonden, wordt
nu empirisch onderzocht. Met name is duidelijk geworden dat het grootste deel van onze
psychische activiteit onbewust verloopt.
3. Sociologische invalshoek; de antipsychiatrie is een beweging onder patiënten en
hulpverleners uit de jaren zestig en zeventig van de twintigste eeuw, die zich fel verzette
tegen de inrichtingspsychiatrie. Ook de rehabilitatie en maatschappelijke integratie van
psychiatrische patiënten kregen steeds meer aandacht, vooral sinds het op grote schaal terug
plaatsen van chronisch opgenomen patiënten in de maatschappij. De tijd dat psychiatrie
primair inrichtingspsychiatrie was, is definitief voorbij. Zo veel mogelijk opnames worden
voorkomen en mensen worden zo snel mogelijk weer ontslagen. Ook hier is de sterke groei
van wetenschappelijk onderzoek erg belangrijk geweest. Ook werd zichtbaar hoe groot de
last is die psychiatrische stoornissen veroorzaken; de ziektelast. Dat is sinds die tijd in geld uit
te drukken. Door dit wetenschappelijk onderzoek staat de psychiatrie weer op de kaart en is
bovendien duidelijk geworden dat zij ook nog iets kan, namelijk de ziektelast verminderen.
De resultaten van het wetenschappelijk onderzoek zijn een steeds belangrijkere rol gaan spelen in de
dagelijkse praktijk. De drie invalshoeken van waaruit men in de psychiatrie werkt en van waaruit men
het wetenschappelijk onderzoek opzet, zijn zo zichtbaar geworden en zich zo gaan opdringen, dat ze
niet meer te negeren zijn. De verschillende benaderingen worden steeds meer gecombineerd, zowel
in de praktijk als in het onderzoek.
Het biopsychosociale model is een concept dat, onder die naam, in de nationale en internationale
psychiatrie na de tweede wereldoorlog grote invloed heeft gekregen en dat nog steeds populair is.
Dit model verzet zich tegen de dominantie van een eenzijdig biomedisch ziektemodel in de
psychiatrie. Ook verzet het zich tegen de dominantie van een uitsluitend psychologisch of
sociologisch verklaringsmodel. Er wordt ervan uitgegaan dat de drie invalshoeken hoeken, zij het in
wisselende mate, van belang zijn om het ontstaan van gestoord gedrag te begrijpen en bij
diagnostiek en behandeling moeten worden betrokken. Er wordt een scherp onderscheid gemaakt
tussen de classificatie en de diagnose van een cliënt. Classificeren betekent het onderbrengen van
een individuele cliënt bij een groep op basis van een aantal gedeelde kenmerken, waarbij men even
afziet van de relatief unieke, niet gedeelde kenmerken. Diagnosticeren is het zoveel mogelijk
doorgronden van de aard en het ontstaan van de psychische stoornis waar een individu aan lijdt,
waarbij men zo veel mogelijk kenmerken van iemands totale persoon in heden en verleden betrekt.
Men probeert als het ware inzicht te krijgen in de aard en de ontwikkeling van iemands individuele
biopsychosociale profiel. Men kan de aanhangers van dit model typeren als verdedigers van een
integrale of holistische visie op de psychiatrie, maar wel met de kanttekening dat ze overtuigd zijn
van de onmisbaarheid van wetenschappelijke rationaliteit en daarop gebaseerd onderzoek als een
van de pijlers van de psychiatrische praktijk.
De systeemtheorie is in de jaren dertig van de vorige eeuw ontwikkeld door Ludwig von Bertalanffy.
Hij hield zich bezig met de vraag hoe het mogelijk was dat een levend wezen erin slaagt niet dood te
gaan. Het organisme werd door hem getypeerd als een zogenoemd systeem, een zichzelf
handhavende unieke organisatie van allerlei chemische en fysische processen. Het georganiseerde