Clara Candy kocht machines om snoep te maken, maar betaalde slechts de helft van de
koopprijs omdat zij de machines gebrekkig vond. Food Processing Machinery B.V. vorderde
betaling van de rest van de koopprijs.
Clara Candy verweerde zich met de stelling dat zij geen overeenkomst had gesloten met
Food Processing Machinery B.V., maar met een wederpartij die werd voorgesteld onder de
naam FPM B.V. i.o.
Rechtsregel:
Het gaat hier om toepassing van art. 2:203 BW, in het bijzonder om de leden 1 en 2 van dit
artikel. Uit deze bepalingen vloeit voort dat een persoon zoals hier Clara Candy die een
overeenkomst heeft gesloten met een ander die namens een op te richten besloten
vennootschap met beperkte aansprakelijkheid handelt, slechts uit die overeenkomst kan
worden aangesproken door een nadien opgerichte besloten vennootschap met beperkte
aansprakelijkheid, wanneer deze laatste de overeenkomst uitdrukkelijk of stilzwijgend heeft
bekrachtigd en bovendien moet worden aangemerkt als de vennootschap die partijen op
het oog hadden toen de overeenkomst tot stand kwam.
Of sprake is van een vennootschap die partijen op het oog hadden toen de
overeenkomst tot stand kwam hangt af van de omstandigheden van het geval. Heeft
degene die handelde namens de op te richten vennootschap dit gedaan in het
kader van de uitoefening van een bedrijf, aangeduid als vennootschap (BV) in
oprichting (i.o.) dan kunnen onder meer van belang zijn:
o De namen van de vennootschap in oprichting en de opgerichte
vennootschap.
o De bij de beide vennootschappen betrokken personen.
o De aard van het door de vennootschappen uitgeoefende bedrijf.
o Het kapitaal van de opgerichte vennootschap in het licht van de omvang van
de transactie.
o Hetgeen in de akte van oprichting omtrent de vennootschap in oprichting is.
verklaard (daaronder begrepen dat daaromtrent niets is verklaard).
o Hetgeen omtrent de beide vennootschappen in het handelsregister is
ingeschreven.
De Hoge Raad oordeelde dat het hof tot de slotsom mocht komen dat Food Processing
Machinery B.V. niet kon worden aangemerkt als de vennootschap die partijen op het oog
hadden toen de overeenkomst tot stand kwam. Van belang daarbij was dat Food Processing
Machinery B.V. en FPM B.V. i.o. tegelijkertijd onder verschillende nummers in het
handelsregister ingeschreven waren geweest.
Extra:
2
, Dit is een belangrijke uitspraak over de toepassing van de leden 1 en 2 van art. 2:203 (BV) en
daarmee ook van art. 2:93 (NV) BW.
In het arrest Stichting Diva heeft de Hoge Raad aangenomen dat het bepaalde in art.
2:93/203 van overeenkomstige toepassing is op andere rechtspersonen.
Staalbankiers/Elko Management(2:180 lid 2)
Feiten:
Staalbankiers N.V. leende door middel van een kredietovereenkomst € 5 miljoen aan EDG
Beheer B.V uit.
EDG Beheer B.V. was op 10 juli 2002 opgericht en direct daarna, nog op diezelfde dag, is de
kredietovereenkomst aangegaan en het geld uitgeleend. Op 12 juli 2002 droeg de notaris
zorg voor inschrijving van EDG Beheer B.V. in het handelsregister. In 2004 ging EDG Beheer
B.V. failliet. Staalbankiers N.V. probeerde een deel van het geld dat zij aan EDG Beheer B.V.
geleend had, te verhalen op de bestuurder van EDG Beheer B.V. op grond van art. 2:180 lid 2
BW. De kredietovereenkomst van 10 juli 2002 was immers aangegaan voordat de opgave ter
eerste inschrijving in het handelsregister op 12 juli 2002 had plaatsgevonden.
Rechtsregel:
Hof: Gelet op de ratio van artikel 2:180 lid 2 sub a BW is dit artikel naar het oordeel van het
hof in de gegeven omstandigheden niet van toepassing. Voor Staalbankiers was het als nauw
betrokken derde immers volstrekt duidelijk wie haar contractuele wederpartij was alsook dat
deze op het moment van het ter beschikking stellen van het krediet bestond. Voorts ging zij
er vanuit dat zij zich indien nodig op haar contractspartij kon verhalen, met het oog waarop
zij ook bij de totstandkoming van de kredietovereenkomst de gebruikelijke zekerheden heeft
bedongen. In dezen heeft Staalbankiers zich daadwerkelijk op EDG Beheer verhaald door
uitwinning van de door haar bedongen zekerheden, maar deze bleken onvoldoende om haar
gehele vordering te voldoen. Naar het oordeel van het hof strekt artikel 2:180 lid 2 sub a BW
er evenwel niet toe een crediteur tegen het risico dat onvoldoende zekerheden zijn
bedongen dan wel dat de bedongen zekerheden ontoereikend blijken te zijn, te beschermen
Gelet op deze omstandigheden mist artikel 2:180 lid 2 sub a BW in het onderhavige
geval toepassing. Immers, zoals hiervoor reeds overwogen, heeft artikel 2:180 lid 2
sub a BW ten doel derden via registratie in het handelsregister inzicht te geven in de
hoedanigheid van de contractspartij. Om die reden dient de vordering van
Staalbankiers te worden afgewezen.
Hof: Art. 2:180 lid 2 is in het onderhavige geval niet van toepassing omdat een beroep
daarop in de gegevens omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid
onaanvaardbaar is in aanmerking genomen dat:
Staalbankiers als nauw betrokken partij bij de onderhavige aandelen-
financieringstransactie wist dat EDG Beheer op 10 juli 2002 was opgericht
Staalbankiers op grond van deze wetenschap, en in afwijking van de in de
kredietovereenkomst standaard opgenomen voorwaarde dat het krediet pas ter
beschikking zou worden gesteld nadat een uittreksel uit het handelsregister van de
Kamer van Koophandel was ontvangen, de notaris toestemming heeft gegeven het
krediet direct na de oprichting aan EDG Beheer ter beschikking te stellen
Vaststaat dat de opgave van de eerste inschrijving in het handelsregister slechts
twee dagen na het ter beschikking stellen van het krediet is geschied.
3
, Gelet op de bewoordingen waarin de onderhavige bepaling is gesteld en de hiervoor
aangehaalde wetsgeschiedenis, moet worden geoordeeld dat zij niet slechts, zoals het hof
heeft aangenomen, strekt ter bescherming van derden die met de vennootschap handelen in
het tijdvak tussen haar oprichting en de eerste inschrijving in het handelsregister, maar ook
van het algemene belang dat is betrokken bij de naleving door de bestuurders van deze
inschrijvingsplicht omdat daardoor een geordend rechtsverkeer wordt bevorderd en het
repressieve toezicht van de overheid wordt vergemakkelijkt. → Uit dit laatste vloeit volgens
de Hoge Raad dat een beroep op art. 2:180 lid 2 ook kan worden gedaan door een met de
vennootschap handelende derde die weet dat de inschrijvingsplicht niet is nageleefd.
Het onderdeel mist in zoverre feitelijke grondslag dat de onderhavige bepaling,
hoewel van dwingend recht (art. 2:25 BW), niet tevens van openbare orde is omdat
zij niet strekt tot bescherming van algemene belangen van zo fundamentele aard dat
zij (ongeacht het partijdebat of de bijzondere omstandigheden van het geval) altijd
door de rechter moet worden toegepast. Voor zover het onderdeel betoogt dat aard
en strekking van art. 2:180 lid 2, aanhef en onder a, eraan in de weg staan dat zij op
de genoemde grond buiten toepassing wordt gelaten, berust het op een onjuiste
rechtsopvatting en faalt het dus. Zoals ook in het Eindverslag I over art. 6:2 is
opgemerkt, kunnen de redelijkheid en billijkheid een dwingende rechtsregel
corrigeren. De omstandigheid dat wordt gederogeerd aan een regel van dwingend
recht brengt overigens wel mee dat hoge eisen moeten worden gesteld aan de
motivering van het rechterlijk oordeel terzake.
De omstandigheid dat de onderhavige inschrijvingsplicht mede dient ter bescherming van
het algemene belang dat is betrokken bij de naleving door de bestuurders van deze
inschrijvingsplicht, brengt niet mee dat omstandigheden aan de zijde van de partij die een
beroep doet op art. 2:180 lid 2, aanhef en onder a, niet kunnen meewegen, of (veel) minder
gewicht in de schaal leggen. Zoals hiervoor overwogen strekt de onderhavige bepaling
immers mede ter bescherming van derden die met de vennootschap handelen in het tijdvak
tussen haar oprichting en de eerste inschrijving in het handelsregister. Omstandigheden aan
de zijde van de partij die zich als derde op de onderhavige bepaling beroept, kunnen daarom
wel degelijk van belang zijn voor de beoordeling van het verweer dat dit beroep naar
maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
Extra:
Toch kreeg Staalbankiers N.V. niet haar zin. In de omstandigheden van dit concrete geval
vond de Hoge Raad aanleiding om in navolging van het hof aan te nemen dat het beroep van
Staalbankiers N.V. op art. 2:180 lid 2 BW, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid
onaanvaardbaar was.
Dit is een toepassing van de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid
van art. 6:2 lid 2 BW. Het beroep van een bestuurder op deze beperkende werking
moet aan hoge eisen voldoen. Dat betekent dat de hoofdregel nog steeds de strenge
civiele sanctie van art. 2:180 lid 2 BW is.
In dit geval was aan die hoge eisen voldaan omdat tussen de oprichting van de
vennootschap en de inschrijving daarvan een periode van slechts twee dagen zat,
waaruit volgde dat de bestuurder tegenover Staalbankiers N.V. niet of nauwelijks
enig verwijt trof, dat Staalbankiers als nauw betrokken derde precies wist wie haar
contractuele wederpartij was en dat deze wederpartij bestond, dat zij zekerheden
had verkregen van EDG Beheer B.V. en deze zekerheden die kennelijk niet toereikend
waren – had uitgewonnen en dat zij zelf het kredietbedrag van € 5 miljoen nog op 10
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper rechtsgeleerde99. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,99. Je zit daarna nergens aan vast.