NEDERLANDS KWARTIEL 2.3
Huizenga, H. & Robbe, R. (2013). Basiskennis taalonderwijs. Hoofdstuk 2, 5, 6 en 11.
HOOFDSTUK 2 TAALONDE RWIJS EN TAAL
Een taalronde is een manier van werken waarin veel domeinen van het taalonderwijs bij elkaar komen. De
kinderen zijn bezig met verschillende aspecten van mondelinge taalvaardigheid.
Bijvoorbeeld: ze luisteren naar de ergernissen van juf, ze luisteren naar elkaars teksten, ze voeren een
klassengesprek over ergernissen en houden een tweetalgesprek over elkaars ervaringen. Daarnaast
kunnen kinderen oefenen met hun schriftelijke taalvaardigheid: ze maken lijstjes en schrijven zelf een
tekst. Daarnaast kunnen kinderen ook oefenen met begrijpend lezen: dit gebeurt wanneer één tekst wat
grondiger wordt gelezen. De kinderen oefenen met hun woordenschat (begrippen) en er kan
taalbeschouwing aan te pas komen (uitleg verschil kortsluiting en kort sluiting). Ook kunnen
spellingsregels toegepast worden (waarom de verdubbelingsregel bij ‘snottebellen’).
Kort gezegd: er zitten verschillende aspecten in taalonderwijs: mondelinge taalvaardigheid, het schrijven van
teksten, begrijpend lezen, spelling, woordenschat en taalbeschouwing. De aspecten kunnen apart gegeven
worden of in samenhang, zoals het voorbeeld hierboven.
PARAGRAAF 2.1 TAALONDERWIJS
De meeste scholen besteden zo’n 8 uur per week aan taal. Het is een belangrijk vak op de basisschool. De meeste
tijd zit in het leren lezen en spellen, maar taalonderwijs is veel breder dan dat.
SUB PARAGRAAF 2.1.1 BELANG TAALONDERWIJS
Kinderen leren moeiteloos hun moedertaal als ze opgroeien. Ze hoeven hier geen speciale inspanning voor te
doen. Ze maken namelijk de taal eigen in de normale interactie met de omgeving. Ouders hebben geen speciale
cursus nodig om hun kinderen taal te leren. In alle situaties in het dagelijks leven waarin kinderen in contact
komen met anderen, ontwikkelen ze hun taalvaardigheid (vergroten woordenschat en spreekvaardigheid). Nu
kun je jezelf de vraag stellen: ‘’Waarom is het dan nodig om taalonderwijs op de basisschool te geven?’’ Er zijn 5
argumenten om apart taalonderwijs te geven.
1 Schriftelijke taalvaardigheid leren kinderen niet spontaan
Op school leer je lezen en schrijven. Kinderen leren wel spontaan spreken, maar de schriftelijke
taalvaardigheid komt ze niet aanwaaien (op een enkele uitzondering na).
2 Niet alle kinderen kunnen zich zelfstandig een bepaald niveau van taalvaardigheid eigen maken
Er zijn veel kinderen die niet het standaard-Nederlands als moedertaal hebben. Ze spreken van huis uit
Fries, Brabants, Marokkaans of Turks en komen soms op de basisschool voor het eerst in contact met
Nederlands. Als je niks doet aan deze taalachterstand, wordt de achterstand alleen maar groter. Je zult
aandacht moeten besteden aan elementaire communicatie of het vergroten van de woordenschat.
3 Op school leer je een ander soort taalgebruik dan in het dagelijks leven
Op school wordt standaard-Nederlands gesproken. Het is een officiële taal, waarbij de nadruk ligt op
het goed formuleren en verzorgd spreken. Je leert op school hier regels voor. Niet hij heb, maar hij heeft.
Ook zijn er bepaalde begrippen en woorden die in het dagelijks leven weinig gebruikt worden, maar in
schooltaak belangrijk zijn: thema, samenvatting, persoonsvorm (= schooltaal). Op school leer je ook
begrippen om ingewikkelde zinnen te verzorgen: oorzaak, gevolg, onderwerp, zelfstandig naamwoord
zijn voorbeelden. Als die regels, woorden en begrippen maakt een kind zich niet zo maar eigen. Daar
heb je de hulp van gericht taalonderwijs voor nodig.
1
, 4 Bepaalde taalvormen leer je alleen met behulp van taalonderwijs
Er zijn niet veel kinderen die zonder hulp een goede brief of samenvatting kunnen schrijven of zonder
hulp een goede discussie kunne voeren. Je leert bepaalde taalvormen niet in het dagelijks taalgebruik
en bij de verschillende vakken op de basisschool is hier ook geen tijd voor. Bij deze vakken gaat het er
namelijk om dat je iets leert van de wereld om je heen en taal dient hier als communicatiemiddel.
Binnen het taalonderwijs is er wel ruimte om kinderen de regels van bepaalde taalvormen bij te brengen.
5 Als kinderen plezier in lezen van boeken willen krijgen, dan je moet daar apart aandacht aan besteden
Boeken bieden de mogelijkheid om weg te duiken in de wereld van een verhaal, om kennis te maken
met andere mensen/culturen of om in een spannend avontuur te ontsnappen uit de sleur van alledag.
Kinderen kunnen plezier beleven aan verschillende genres jeugdliteratuur, zoals gedichten, sprookjes
en prentenboeken. Je kunt dat plezier in lezen alleen bevorderen als je kinderen in aanraking brengt
met boeken. Je bevordert nog meer wanneer je gericht aandacht besteedt aan bijzonderheden van
teksten. Hier heb je apart onderwijs in jeugdliteratuur voor nodig.
SUB PARAGRAAF 2.1.2 TAALONDERWIJS OP DE BASISSCHOOL
Verschillende onderdelen van het taalonderwijs komen min of meer geïntegreerd aan bod, bv. via een taalronde.
De taalronde wordt op diverse basisscholen gebruikt, maar vaak wordt er ook nog apart aandacht besteed aan
bepaalde onderdelen in het taalonderwijs, zoals spelling en woordenschat. Op de meeste basisscholen wordt het
taalonderwijs vrijwel altijd opgesplitst in verschillende onderdelen of domeinen en hierbij wordt meestal een
methode gebruikt.
Lezen gebeurt vaak via een methode: de kinderen leren spellingsregels door het invullen van oefeningen en na
het uitwerken van de methode weten ze alles over verkleinwoorden of bezittelijke voornaamwoorden. Er wordt
veel nadruk gelegd op het schriftelijk taalonderwijs: hoe schrijf je woorden, hoe zijn woorden opgebouwd en hoe
zitten zinnen in elkaar? Als leerkracht ben je sterk gericht op het aanleren van correct taalgebruik.
De methode heeft voordelen: je weet wat je moet doen en hebt didactisch verantwoord lesmateriaal. Lesgeven
met methode heet traditioneel taalonderwijs. Traditioneel → de oudste en meest gangbare manier van taalonderwijs.
2
, In de wet op het Basisonderwijs zijn kerndoelen opgenomen. Er is een onderverdeling gemaakt, opgebouwd uit
de volgende onderdelen: (1) mondeling onderwijs, (2) schriftelijk onderwijs en (3) taalbeschouwingsstrategieën.
In de praktijk worden deze onderverdeeld in een fijnere verdeling:
- Mondelinge taalvaardigheid. Hierbij staat spreken, luisteren en het voeren van allerlei mondelinge
gespreksvormen centraal. Het gaat erom dat kinderen ervaring opdoen met bepaalde mondelinge
taalvormen (discussie of spreekbeurt) en dat ze de juiste spreek- en luistervaardigheden hanteren: hoe
stel je een goede vraag, hoe kun je op een ander reageren en hoe leg je iets (spannend) uit?
- Woordenschat. Het gaat om het aanleren van de betekenis van nieuwe woorden, uitdrukkingen,
zegswijzen en spreekwoorden. Ook worden strategieën aangeleerd om achter de betekenis van
onbekende woorden te komen. de ontwikkeling van woordenschat hangt nauw samen met mondelinge
taalontwikkeling. Door het leren van nieuwe woorden ontwikkelen kinderen ook hun spreek- en
luistervaardigheid.
- Beginnende geletterdheid. Het vermogen om schriftelijke taal te begrijpen en gebruiken.
o Ontluikende geletterdheid (0 – 4 jaar).
o Beginnende geletterdheid (groep 1 – groep 3). Hierbij leren de kinderen lezen. Dit wordt ook
H5 wel aanvankelijk lezen genoemd.
o Gevorderde geletterdheid (vanaf groep 3). Hierbij leren de kinderen welke letters er zijn en
moeten ze in staat zijn om eenvoudige woorden hardop te lezen. Dit gebeurt in de eerste helft
van groep 3. Het wordt ook wel voortgezet lezen genoemd.
- Voortgezet technisch lezen. Dit is onder te verdelen in voortgezet lezen (zie gevorderde geletterdheid)
en technisch lezen. Bij technisch lezen gaat hem ook om het ontcijferen van letters en hardop lezen van
woorden, maar er wordt ook aandacht besteedt aan efficiënte leesstrategieën. Het doel van het
H6 voortgezet technisch lezen is de vaardigheid van het decoderen van teksten te vergroten. Het gaat dus
alleen om het vlot en nauwkeurig kunnen lezen van de tekst, niet om het begrijpen. Technisch lezen
wordt vaak geoefend in groepen, waarbij kinderen worden ingedeeld in niveaus (niveaulezen) > sterke
lln. bij elkaar en zwakke lln. bij elkaar.
- Begrijpend lezen. Dit is een ander vorm van voortgezet lezen. Het gaat om het begrijpen van de tekst
en het achterhalen van de bedoeling. Je kunt erachter komen of een kind een tekst begrepen heeft door
het stellen van vragen over de betekenis van woorden en uitdrukkingen, de verbanden in een tekst of
de bedoeling van de schrijver. Begrijpend lezen is een belangrijke taalvaardigheid.
- Stellen. Hierbij gaat het om schrijven van teksten. Kinderen moeten hun gedachten, ervaringen en
waarnemingen kunnen weergeven in de vorm van verschillende soorten teksten. Ze moeten weten hoe
je te werk kunt gaan bij het schrijven en wat de regels en kenmerken zijn van de belangrijkste
tekstsoorten. Stellen is een vast onderdeel van een methode.
- Jeugdliteratuur. Het gaat om jeugdboeken in ruime zin en omvat zowel informatieve boeken as fictie.
Onderwijs in jeugdliteratuur heeft tot doel om de kinderen in aanraking te brengen met verschillende
literaire genres, hun literaire smaak te ontwikkelen en ze te laten genieten van het lezen van
jeugdmoeten (motiveren tot zelfstandig lezen). In plaats van ‘jeugdliteratuur’ kunnen ook begrippen
worden gebruikt, zoals belevend lezen, waarderend lezen of leesbevordering.
- Taalbeschouwing. Je wilt kinderen leren om te reflecteren op de taalvorm, de manier waarop je iets
verwoord en het gebruik van taal. Kinderen moeten regelmaat en bijzonderheden in taal ontdekken (bv.
persoonsvorm geeft altijd de tijd (vt of tt) aan in een zin). Een belangrijk onderdeel is grammatica.
- Spelling. Kinderen leren de meest voorkomende woorden correct te schrijven en de belangrijkste
spellingsregels toe te passen. Hanteren van regels voor interpunctie behoort ook tot spelling.
De verdeling in domeinen heeft vooral betrekking op het taalonderwijs aan kinderen vanaf groep 3. Taal is zo
complex dat het handig is om een onderverdeling te hanteren. Je houdt dan beter overzicht over wat je kinderen
moet leren en het is gemakkelijker om de leerstof goed gestructureerd aan te bieden en gerichte instructie te
geven op bepaalde onderdelen. Bij kleuters werk je voornamelijk aan de mondelinge taalvaardigheid. Hetgeen
dat je doet aan schriftelijke taalvaardigheid valt onder het domein beginnende geletterdheid.
3