Hoofdstuk 1
Fundamenteel onderzoek: als doel om een bijdrage te leveren aan de wetenschappelijke
kennis.
- Kennisprobleem (Wetenschappelijke relevantie)
- Doel: de ontwikkeling en/of toetsing van theorieën voor de oplossing van
kennisproblemen.
- Empirische cyclus
Praktijkgericht onderzoek: als doel om oplossingen te leveren van praktijkproblemen die
bestaan bij aanwijsbare personen, groepen of organisaties buiten de wetenschap.
- In toegepast wetenschappelijk onderzoek vormen praktische problemen van
aanwijsbare mensen of groepen in de samenleving voor het onderzoek.
- Doel: de ontwikkeling, de uitvoering en de evaluatie van oplossingen voor
praktijkproblemen die bestaan bij aanwijsbare personen, groepen of organisaties
buiten de wetenschap. (kennisvermeerdering)
- Regulatieve cyclus van de besluitvorming.
- Direct nut dient te hebben voor aanwijsbare betrokkenen. → het
onderzoek biedt aan de betrokkenen voor de oplossing van een door hen
ervaren probleem.
Verschillen:
- Praktijkgericht onderzoek: methodologische spelregels van de wetenschap
- Net als bij fundamenteel onderzoek is er bij praktijkgericht wetenschappelijk
onderzoek sprake van theorievorming in, dit neem bij fundamenteel onderzoek een
minder centrale plaats in, het hoofddoel blijft het opdoen van kennis ter
ondersteuning van besluitvorming alsook de oplossing van maatschappelijke
problemen.
Respondenten → grootschalig veldonderzoek (sociologie)
Proefpersonen of deelnemers → laboratoriumexperimenten (psychologie)
Geïnterviewden/ informanten/participanten → interviews.
Methodenleer: geheel van onderzoeksmethoden waarover de sociale wetenschappen
inmiddels beschikken.
- Een ‘leer’, omdat: innerlijke samenhang en men kan zich in die methoden verdiepen
en ze aan andere overdragen.
Methodologie omvat methodenleer, maar is meer dan dat
- Het gaat om de wetenschap van de sociaalwetenschappelijke methoden.
- Het is mogelijk om wetenschappelijke uitspraken over onderzoeksmethoden te doen.
Onderzoekers communiceren binnen hun vakgebied (disciplinair) en met collega’s uit andere
vakgebieden (multidisciplinair)
Valorisatie: van belang voor de maatschappij
Zender-boodschap-ontvangersmodel (Lasswell, 1948)
- Wie zegt Wat tegen Wie, Hoe en met Welk effect?
- Richting gegeven aan de studie van massacommunicatie, waarin zender en
ontvanger van de boodschap in eerste instantie goed te onderscheiden zijn
- Bezwaar: perspectief van de zender
, - Te weinig aandacht voor de positie van de ontvanger.
- De boer & Brennecke, 2003, hadden hier wel aandacht voor.
- Communicatie is altijd tweerichtingsverkeer, ook al kunnen de
intensiteit en de directheid van de terugkoppeling (feedback) wisselen.
- Bezwaar: geen aandacht aan de context van de communicatie.
- Bij de sociale wetenschappen zijn vooral de context van de maatschappij en
de organisatie van belang
- Bredere en betere omschrijving van communicatie:
- Wie zegt Wat tegen Wie, Hoe, met Welk effect, met welke Terugkoppeling en
in welke Context?
McQuail, 1987: Vier functies van de boodschap:
- Boodschap als bron van informatie.
- Boodschap als vermaak.
- Boodschap als middel om een persoonlijke identiteit te versterken.
- Boodschap als voertuig van sociale integratie en interactie.
- De functies van informatie en vermaak zijn de bekendste vormen van het ‘dankbaar
gebruiken van de boodschap’ (Uses and gratifications theory)
In het Belmont-rapport, 1979, staan drie fundamentele ethische principes die gebruikt
moeten worden in onderzoek waarbij je mensen gebruikt:
- Respect voor personen. (Autonomie en recht op zelfbeschikking)
- Goed doen. (‘wat u zelf niet graag geschiedt…’)
- Gerechtigheid (eerlijke, redelijke en niet-exploiterende procedures voor potentiële
studie participanten.)
Om een studie te kunnen herhalen dien je als onderzoeker heel precies te weten hoe het
oorspronkelijke onderzoeksontwerp in elkaar heeft gestoken:
- Wat voor opzet was gekozen
- Wat voor empirische gegevens waren er verzameld.
- Bij wat voor mensen die gegevens waren verzameld.
- Wanneer en waar die gegevens waren verzameld.
- Op welke wijze de gegevens werden geanalyseerd.
Peer review: een proces waarbij wetenschappers onderzoekers zich, als het ware,
blootstellen aan college-onderzoekers maar ook aan andere leden van de samenleving.
Zes principes van wetenschappelijke integriteit:
- Wetenschapsbeoefenaren dienen eerlijk en openhartig te zijn, alsook zorgvuldig.
- Wetenschappers dienen betrouwbaar te zijn.
- Controleerbaarheid.
- Onpartijdigheid van de wetenschapsbeoefenaren.
- Onafhankelijkheid van wetenschappers die, ongeacht de bangen van de
opdrachtgever(s), het onderzoek moeten uitvoeren waarbij zij de schijn van
belangenverstrengeling vermijden dan wel vermelden in publicaties.
- Verantwoordelijkheid van wetenschappers voor de maatschappelijke implicaties van
het wetenschappelijke werk.
,Empirisch-analystische traditite:
- Enige aandacht voor de inductie van hypothesen, maar vooral nadruk op de toetsing
van theorie en hypothese met grootschalig veldonderzoek
Empirisch- interpretatieve traditie:
- Sterke nadruk op inductie tot theorievorming en hypotheses, waarbij toetsing
ondergeschikt is, met kleinschalig etnografisch veldonderzoek.
Kwaliteitscriteria:
- Inhoudsvaliditeit; via andere experts
- Soortgenootvaliditeit; via soortgenoten
- Convergente validiteit; via diverse metingen
- Construct-, of begripsvaliditeit; via relaties met andere meetinstrumenten
- Predictieve validiteit; via voorspellingen.
Hoofdstuk 2
Probleemstelling: wat en waarom?
1) Vraagstelling: wat wil je precies weten?
- Wat wil je als onderzoeker weten, geformuleerd in een overkoepelende vraag,
meestal vergezeld van enkele deelvragen.
2) Doelstelling: waarom wil je dit weten?
- Waarom wil je het onderzoek uitvoeren en eventueel voor wie (welke opdrachtgever)
3) Theoretisch raamwerk, eventueel weergegeven als conceptueel model
- Vanuit welk perspectief of wetenschappelijke theorie wordt de vraagstelling
beantwoord.
- Een goede en volledige probleemstelling bevat idealiter een overkoepelende
vraagstelling gevolgd door een set daarmee samenhangende deel vraagstellingen.
Onderzoeksontwerp: hoe?
4) Hoe wil je het onderzoek opzetten?
- Opzetten: grootschalig veldonderzoek, experiment, etnografisch veldonderzoek,
analyse van de inhoud van teksten en gebruik van bestaande data.
- De opzet geeft de structuur voor de dataverzameling aan met de volgende
kenmerken: de mate van controle die de onderzoeker nodig heeft, het
tijdsperspectief en het aantal momenten van dataverzameling.
- Grootschalig veldonderzoek: generaliserende uitspraken doen.
- Als je data verzamelt over het verleden, doe je retrospectief onderzoek.
- Als je data verzamelt over de toekomst, doe je prospectief onderzoek.
- Er is sprake van longitudinaal onderzoek als onderzoek op een aantal specifieke
momenten wordt herhaald.
- Doel: nagaan of of er sprake is van een verschuiving of van een ontwikkeling.
- Wanneer je meerdere dataverzameling momenten kiest, maar bovendien steeds
weer dezelfde personen ondervraagd, is er sprake van een panel opzet.
- Etnografisch veldonderzoek: je genereert vaak grote stukken tekst met uitspraken
van je informanten en je veldnotities.
5) Wat voor data wil je verzamelen?
- Dataverzamelingsplan
, - Relatie tussen de veelal abstracte theoretische concepten uit je vraagstelling en de
feitelijke vragen of observaties die je voorstelt om die theoretische concepten
waarneembaar of bevraagbaar te maken (operationalisatie)
- Kwantitatief onderzoek: voorgestructureerde dataverzamelingsplannen
- Kwalitatief onderzoek: tekst wordt vooral verzameld.
- Kwalitatief + kwantitatief = gemengde methoden onderzoek
6) Bij wie wil je die data verzamelen?
- Steekproefplan
7) Wanneer wil je die data verzamelen?
8) Waar wil je die data verzamelen?
- Primair onderzoek: een onderzoeker verzamelt zelf data om de eigen vraagstelling te
beantwoorden, bijv. experiment, vragenlijst of observeren.
- Secundaire data.
9) Hoe wil je die data analyseren?
- Data-analyseplan
- Kwalitatieve data-analyse: beschrijving van personen/situaties staat centraal en wel
zo dat de lezer een scherpe voorstelling krijgt van situaties en kan begrijpen wat
personen beweegt.
- Beschrijven welke kwalitatieve data-analyse je gaat uitvoeren,
10) Hoe wil je rapporteren?
De probleemstelling: wat wil je precies onderzoeken en waarom.
- Maatschappelijk probleem dat om een oplossing vraagt.
- Ontbreken specifieke kennis
- Nieuwsgierigheid.
- De probleemstelling geeft antwoord op de vragen wat, waarom en vanuit welk
theoretisch raamwerk.
Onderzoeksontwerp: ‘hoe’ het onderzoek uitgevoerd gaat worden om antwoord te verkrijgen
op je vraagstelling.
- Hoe: de manier waarop je je onderzoek wilt opzetten, welke gegevens oftewel data je
wilt verzamelen, bij wie je die gegevens wilt verzamelen, wanneer en waar het
onderzoek wordt uitgevoerd.
- Aanzet voor de wijze waarop je de verzamelde gegevens wilt analyseren en
daarover wilt rapporteren.
- Methodologische beslissingen beschreven.
- Het onderzoeksontwerp wordt ook bepaald door praktische voorwaarden, zoals de
beschikbare tijd en het beschikbare geld.Het tijdsplan omvat de duur van het
beoogde onderzoek als geheel en de invulling van de afzonderlijke fasen
daarbinnen.
- Structuur
Een verkenning van de literatuur kan zowel betrekking hebben op de inhoudelijke kant (de
probleemstelling) van het onderzoek als op de methodologische kant (het
onderzoeksontwerp)
Hoe ga je te werk bij zo’n literatuuronderzoek?
- Globale thema (trefwoorden en synoniemen)
- Zoekmachine of bibliografische database.