ONDERNEMINGSRECHT
WEEK 1
INLEIDING
Definities van het begrip ‘onderneming’
Van Schilfgaarde: een organisatorisch verband (samenwerking) gericht op duurzame deelneming (niet eenmalig) aan
het economisch verkeer (handeldrijven)
Art. 1 lid 1 sub c WOR: een als zelfstandige eenheid optredend organisatorisch verband waarin krachtens
arbeidsovereenkomst of publiekrechtelijke aanstelling arbeid wordt verricht
Zelfde definitie wordt gehanteerd in art. 1 lid 1 sub a SER-Fusiegedragsregels 2015.
Hrgw: bevat geen definitie. Het begrip ‘onderneming’ moet ruim worden geïnterpreteerd. Twee belangrijke elementen:
bedrijfsuitoefening (niet: beroep) en winstoogmerk of winst maken
Verhouding vennootschap-onderneming
Reële benadering: de vennootschap ‘heeft’ een onderneming; de onderneming behoort toe aan de vennootschap.
Instrumentele benadering: de vennootschap ‘drijft’ een onderneming waarbij de onderneming duidelijk in dienst staat
van de eigenaar. De onderneming is te zien als een instrument.
Institutionele benadering: de vennootschap ‘houdt’ de onderneming ‘in stand’.
Kenmerken van een rechtspersoon
Rechtssubject: de rechtspersoon is zelfstandig drager van rechten en verplichtingen en kan deelnemen aan het
rechtsverkeer.
Vertegenwoordiging vereist: in beginsel zijn bestuurders bevoegd de rechtspersoon te vertegenwoordigen.
o Maar: aan andere personen kan in de statuten vertegenwoordigingsbevoegdheid worden gegeven en een door
het bestuur gevolmachtigde derde (procuratiehouder) mag de rechtspersoon vertegenwoordigen.
o De rechtspersoon wordt niet alleen gebonden door vertegenwoordiging, maar ook als een handeling kan
worden toegerekend aan de rechtspersoon.
HR Kleuterschool Babbel: de gedragingen (of nalaten) van een handelend persoon moeten worden
toegerekend aan de rechtspersoon als die handelingen in het maatschappelijk verkeer hebben te gelden als
handelingen van de rechtspersoon. (Géén vertegenwoordigingsintentie)
Beperking van de aansprakelijkheid: de rechtspersoon biedt een schild tegen aansprakelijkheid.
Beperkingen van de rechtsbevoegdheid
o De aard van de rechtspersoonlijkheid brengt beperkingen met zich mee: de rechtspersoon kan niet alles (met
name de handelingen uit Boek 1 BW niet).
o De rechtspersoon staat met een natuurlijk persoon gelijk, tenzij uit de wet het tegendeel blijkt (art. 2:5).
Beperkingen in Boek 2 BW bijv. in art. 2:30 (informele vereniging kan geen onroerende zaken verkrijgen) en
art. 2:140 en 2:250 (rechtspersoon kan geen commissaris zijn).
o Doelomschrijving in statuten (art. 2:7)
o Redelijkheid en billijkheid (art. 2:8)
Het handelsregister
In het handelsregister staan alle ondernemingen en rechtspersonen geregistreerd. Het doel van het handelsregister is
rechtszekerheid in het economisch handelsverkeer. Er geldt een inschrijvingsplicht voor ondernemingen, rechtspersonen met
een zetel in Nederland en buitenlandse rechtspersonen met een onderneming in Nederland (art. 5 en 6 Hrgw). Voor een
rechtspersoon waar een onderneming in zit, geldt dat één keer inschrijven voldoende is (art. 7 Hrgw).
Belang van inschrijving in handelsregister
Bescherming positie van derde
Een derde mag vertrouwen op de juistheid van de ingeschreven gegevens in het handelsregister (art. 25 lid 1 Hrgw).
Zolang wijzigingen niet in het handelsregister zijn ingeschreven en de derde is onkundig van de wijzigingen (subjectief
criterium: of de derde daadwerkelijk niet op de hoogte was van de wijziging), dan mag de derde nog steeds vertrouwen
op de ingeschreven gegevens. Een onjuiste of onvolledige inschrijving kan de onkundige derde niet worden
tegengeworpen (art. 25 lid 3 Hrgw).
Bescherming positie van ingeschreven onderneming of rechtspersoon
Als gegevens juist en volledig zijn ingeschreven, kan de derde geen beroep doen op onwetendheid. Het is daarom
belangrijk om wijzigingen zo snel mogelijk in te schrijven in het handelsregister.
1
,HR Bodam Jachtservice: de curator geniet géén bescherming o.g.v. art. 25 Hrgw. Een derde in de zin van art. 25 Hrgw is altijd de
wederpartij of contractspartij, die moet weten met wie hij zaken doet.
HR Damen/Geho: het is in strijd met een vlot lopend handelsverkeer als een derde voor iedere transactie of overeenkomst het
handelsregister moet raadplegen. De derdenbescherming van art. 25 Hrgw heeft daarom een ruime werking.
De derde heeft géén onderzoeksplicht (indien de derde pas na zaken gedaan te hebben het handelsregister heeft geraadpleegd,
wordt de derde ook beschermd).
Onderscheid beroep en bedrijf
Criterium: wat is de algemene gangbare maatschappelijke opvatting?
Beroep: werkzaamheden in de geestelijke sfeer, vrije zelfstandige beroepen, persoonlijke kwaliteiten van de persoon
die de werkzaamheden verricht van belang, meer idealistisch, onstoffelijke dienstverlening. Bijv. arts, advocaat,
belastingconsulent, portretschilder.
Bedrijf: werkzaamheden in de commerciële sfeer (winst maken), meer materialistisch, stoffelijke dienstverlening. Bijv.
kleermaker, timmerman, winkelier, vervoerder, schilder, fabrikant.
Het onderscheid tussen beroep en bedrijf is van belang a) bij personenvennootschappen en b) voor het handelsregister (een
bedrijf heeft een inschrijvingsplicht, een beroepsbeoefenaar is niet inschrijfplichtig; een zzp’er is inschrijfplichtig).
2
, WEEK 2
ALGEMENE BEPALINGEN EN LEVEN VAN EEN RECHTSPERSOON
Fijne gedragsnormen
Redelijkheid en billijkheid (art. 2:8)
Aanvullende werking van redelijkheid en billijkheid (lid 1) en derogerende werking van redelijkheid en billijkheid (lid 2).
Voorbeeld derogerende werking in HR Staalbankiers. Deze gedragsnorm geldt voor alle organen van de rechtspersoon
en diens leden, alsmede andere bij de onderneming betrokkene (bijv. de OR).
o Zorgvuldigheidsbeginsel: bijv. de meerderheidsaandeelhouder/bestuurder moet zich zorgvuldig gedragen
jegens de minderheidsaandeelhouder, die dezelfde informatie moet krijgen als de bestuurder.
o Gelijkheidsbeginsel: aandeelhouders die zich in gelijke omstandigheden bevinden, moeten op een gelijke
manier worden behandeld (art. 2:92 en 2:201)
HR Verenigde Bootlieden: er is géén schending van het gelijkheidsbeginsel als er voor de ongelijke behandeling
een redelijke en objectieve rechtvaardiging aan te wijzen is. M.a.w. je mag aandeelhouders ongelijk
behandelen als dat redelijk en billijk is. Daarvoor moet je kijken naar de omstandigheden van het geval.
Vennootschappelijk belang
Breder geformuleerd gaat het over het ‘rechtspersoonrechtelijk belang’.
o HR Doetinchemse IJzergieterij: commissarissen richten zich bij de vervulling van hun taak op het belang van de
vennootschap en de met haar verbonden onderneming (gecodificeerd in art. 2:140 en 2:250 lid 2).
o Bestuurders richten zich bij de vervulling van hun taak op het belang van de vennootschap en de met haar
verbonden onderneming (art. 2:129 en 2:239 lid 5)
o HR Wennex: aandeelhouders zijn in beginsel niet gehouden zich te richten naar het vennootschappelijk belang.
Zij mogen hun eigen belang nastreven, mits zij de redelijkheid en billijkheid in acht nemen. De Wennex-leer is
heersend. De AV als orgaan moet wel het vennootschappelijk belang in acht nemen.
o HR Cancun: regels t.a.v. het vennootschappelijk belang:
Wat het vennootschappelijk belang inhoudt, hangt af van de omstandigheden van het geval.
Als er aan de vennootschap een onderneming verbonden is, dan wordt het belang van de
vennootschap in de regel vooral bepaald door het bevorderen van het bestendige succes van de
onderneming.
Het bestuur moet zorgvuldigheid in acht nemen jegens alle stakeholders (ook de
minderheidsaandeelhouder) zorgvuldigheidsbeginsel
Bestuurdersaansprakelijkheid (art. 2:9)
Corporate Governance Code
De CGC, met daarin gedragsnormen, richt zich op het gedrag van beursgenoteerde vennootschappen. Het ligt voor de
hand om aan te nemen dat het ook geldt voor andere vennootschappen door een reflexwerking. De wijze van
toepassing is: pas de regels toe of leg uit waarom je dat niet doet. De CGC bevat twee soorten regels:
o Principes: uitgangspunt, de algemene regel (bijv. waardecreatie)
o Best practice bepalingen: praktijkregels als uitwerking van de algemene regels (bijv. een visie ontwikkelen op
lange termijn en formuleren van de strategie).
Het leven van een rechtspersoon
Oprichting
o Materiële kenmerken: de structuur van de rechtspersoon (organen) en terrein van werkzaamheid.
o Formeel kenmerk: oprichtingshandeling. Voor het oprichten van een rechtspersoon is altijd een notariële akte
vereist (art. 2:4), behalve voor de informele vereniging (kan mondeling en schriftelijk worden opgericht, kan
later alsnog in een formele vereniging worden omgezet met een notariële akte).
Deze kenmerken maken dat je zien met welke rechtspersoon je te maken hebt.
Een rechtspersoon wordt opgericht voor onbepaalde tijd (art. 2:17).
Omzetting (art. 2:18, zie ook art. 2:72 en 2:183), fusie en splitsing zijn mogelijk.
Er zijn verschillende gronden voor ontbinding (art. 2:19). Het vermogen van de rechtspersoon moet dan wel nog
vereffend worden (i.l. achter de naam). Ontbinding kan ook door de rechter worden bewerkstelligd (art. 2:21).
Doeloverschrijding (art. 2:7)
3
,Een rechtshandeling die in strijd is met het statutaire doel van de rechtspersoon kan achteraf worden vernietigd. Op die manier
wordt de rechtspersoon niet gebonden aan rechtshandelingen die buiten het doel vallen. De doelomschrijving beperkt de
vertegenwoordigingsbevoegdheid van de personen die namens de rechtspersoon handelen.
Maar: de rechtshandeling is slechts vernietigbaar mits de wederpartij wist dat het doel werd overschreden of dit zonder eigen
onderzoek moest weten (géén onderzoeksplicht). Slechts de wederpartij te kwader trouw wordt niet beschermd.
Vernietiging is mogelijk op twee manieren: buitengerechtelijk (de rechtspersoon brengt een verklaring uit jegens de derde of
wederpartij) of door een rechterlijke uitspraak (art. 3:49). Vernietiging kan enkel worden ingeroepen door de vennootschap.
De (vernietigbare) doeloverschrijdende rechtshandeling kan ook geldig worden gemaakt door de statuten te wijzigen en de
doelomschrijving aan te passen, dan wel mogelijk door de doeloverschrijdende rechtshandeling te bevestigen.
HR Playland: niet alleen de statutaire doelomschrijving is beslissend, maar alle omstandigheden moeten in aanmerking worden
genomen om te bezien wat het doel van de rechtspersoon is. Een belangrijke omstandigheid is het vennootschappelijk belang.
In de praktijk komt zelden een beroep op art. 2:7 voor, vanwege de ruime omschrijving van het doel in de statuten, de ruime
uitleg die de Hoge Raad geeft aan het begrip ‘doel’ en de bescherming van de wederpartij.
TOETSING VAN BESLUITEN
Wanneer is een besluit nietig?
Inhoud of strekking is in strijd met de wet of statuten, tenzij uit de wet anders voortvloeit (art. 2:14 lid 1)
Een voorbeeld waarbij uit de wet iets anders voortvloeit is art. 2:15 lid 1.
Verkeerde orgaan heeft besloten (art. 2:14 lid 1)
HR Forumbank: de AV mag niet besluiten op de terreinen die eigenlijk de bevoegdheid van het bestuur zijn. Doet de AV
dat toch, dan is het besluit nietig.
Ontbreken voorafgaande handeling of mededeling (art. 2:14 lid 2)
Fundamenteel oprichtingsgebrek bij besluitvorming (art. 2:14 lid 1)
o De vereiste meerderheid ontbreekt (bijv. een tweederdemeerderheid)
o Het ontbreken van een voor besluitvorming vereist quorum
Strijd met openbare orde of goede zeden
Wanneer is een besluit vernietigbaar?
Totstandkomingsgebrek (voor zover dat niet fundamenteel is) (art. 2:15 lid 1 sub a)
Bijv. de AV neemt een besluit over een onderwerp dat niet op de agenda is aangekondigd (art. 2:224 lid 2).
Strijd met de redelijkheid en billijkheid (art. 2:15 lid 1 sub b)
De rechter toetst besluiten alleen terughoudend: zijn alle belangen bij de besluitvorming afgewogen? Als dat het geval
is, zal de rechter het besluit niet vernietigen. Alleen als een besluit een betrokkene onevenredig en ernstig benadeeld,
zal de rechter tot een vernietiging komen.
HR Lampe/Tonnema: enkel nadeel ondervinden aan een meerderheidsbesluit is geen grond voor vernietiging. Als
minderheidsaandeelhouder moet je rekening houden met de mogelijkheid van een dergelijk meerderheidsbesluit.
Strijd met een reglement (art. 2:15 lid 1 sub c)
Verschillen tussen nietigheid en vernietigbaarheid
Nietigheid werkt van meet af aan, het besluit heeft nooit bestaan; een vernietigbaar besluit is geldig tot het moment
van vernietiging, vernietiging heeft terugwerkende kracht.
Nietigheid is door eenieder in te roepen, kan ambtshalve door de rechter worden vastgesteld; vernietiging moet
gevorderd worden door de rechtspersoon of iemand met een redelijk belang (art. 2:15 lid 3).
Declaratoir vonnis bij nietig besluit; veroordelend vonnis bij vernietigbaar besluit.
De bevoegdheid om vernietiging te vorderen is verbonden aan een korte vervaltermijn: binnen één jaar (art. 2:15 lid 5). Er is wel
een ontsnappingsmogelijkheid: de rechter kan in een individueel geval een besluit buiten toepassing laten wegens strijd met de
redelijkheid en billijkheid van art. 2:8 lid 2.
In beginsel werkt het besluit en vernietiging/nietigheid daarvan alleen intern (binnen de rechtspersoon) en niet tegenover
derden.
Een derde wordt beschermd als hij niet wist of kon weten dat het besluit nietig of vernietigbaar was (2:16 lid 2).
HR Wijsmuller: een besluit van een meerhoofdig orgaan van een rechtspersoon moet een vrucht van onderling overleg zijn.
Ieder moet in de gelegenheid zijn gesteld om deel te nemen aan de besluitvorming.
4
,HR Janssen/Pers: besluit tot ontslag van bestuurders van enig aandeelhouder buiten de AV om (art. 2:238) is geldig, ook al heeft
het besluit het bestuur (nog) niet bereikt, mits het schriftelijk is vastgelegd.
WEEK 3
STICHTING, VERENIGING, COÖPERATIE EN ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ
STICHTING
De stichting wordt met name gebruikt voor tal van maatschappelijke activiteiten, maar ook door voor meer particuliere
doeleinden, zoals het onderbrengen van familievermogens. Een stichting mag een onderneming drijven en winst maken. Het
maken van winst mag zelfs het doel van de stichting zijn, zolang de winst wordt gebruikt om het doel te bereiken.
De stichting kent een ledenverbod: de stichting heeft in beginsel alleen een bestuur, maar het kan wel daarnaast een
toezichthoudend orgaan instellen (zoals een Raad van Toezicht), waardoor alsnog een dualistische structuur ontstaat.
Uitkeringsverbod: er mogen géén uitkeringen worden gedaan aan oprichters, hen die deel uitmaken van de organen en
anderen, tenzij wat deze laatsten betreft de uitkeringen een ideële of sociale strekking hebben (art. 2:285 lid 3).
Uitkering: een onverplichte betaling waartegenover geen gelijkwaardige tegenprestatie staat; direct materieel voordeel
voor degene die de uitkering ontvangt.
Besluit tot uitkering in strijd met het uitkeringsverbod is nietig (art. 2:14 lid 1) (kunnen als onverschuldigd betaald
worden teruggevorderd), de rechtshandeling is nietig (art. 3:40 lid 2) en kunnen bestuurdersaansprakelijkheid (art. 2:9)
en ontbinding door de rechter (art. 2:21 lid 3) tot gevolg hebben.
Wel mogen bestuurders uit dien hoofde een redelijk salaris voor hun diensten ontvangen.
In beginsel kunnen de statuten worden gewijzigd indien de statuten daartoe de mogelijkheid openen (art. 2:393). Als de
statuten niet in die mogelijkheid voorzien, kan de rechter de statuten op verzoek wijzigen (art. 2:294). De rechter is hier
terughoudend in: richtsnoer is wat de oprichters in het algemeen voor ogen stond. Het is aan de andere kant ook onwenselijk als
de statuten ‘op slot’ zitten. De wil van de oprichters moet gerespecteerd worden, maar als nergens uit blijkt dat de oprichters
bewust iets niet/op een bepaalde manier hebben geregeld, is dat een indicatie om tot wijziging over te gaan.
De regeling voor benoeming en ontslag van bestuurders wordt in de statuten geregeld (art. 286 lid 4 sub c). Veelal is sprake van
coöptatie. Daarom voorziet de wet in de mogelijkheid dat de rechter in dringende gevallen bestuurders kan ontslaan op verzoek
van het OM of een belanghebbende vanwege een van de genoemde gronden (art. 2:298). Dit artikel wordt gewijzigd.
HR ANV Fondsen: belanghebbende twee-kringenleer
Direct belanghebbende: iemand die door de uitkomst van de desbetreffende procedure zodanig in een eigen belang
kan worden getroffen dat deze daarin behoort te mogen opkomen ter bescherming van dat belang. Dit zijn vaak
personen met een formele hoedanigheid in de rechtspersoon (bijv. bestuurder, oprichter).
Indirect belanghebbende: iemand die anderszins zo nauw betrokken is of is geweest bij het onderwerp dat in de
procedure wordt behandeld, dat daarin een belang is gelegen om in de procedure te verschijnen.
De rechtbank kan de stichting ontbinden wanneer a) het vermogen van de stichting onvoldoende is voor verwezenlijking van het
doel of b) het doel van de stichting bereikt is of niet meer bereikt kan worden (art. 2:301).
HR Geestelijk leider: de ontbindingsgrond van art. 2:301, dat een stichting zijn statutaire doel niet langer kan bereiken, mag niet
te snel worden aangenomen.
VERENIGING
De vereniging is een rechtspersoon met leden, gericht op een bepaald doel (art. 2:26 lid 1).
De vereniging wordt opgericht bij meerzijdige rechtshandeling: ten minste twee (rechts)personen (art. 2:26 lid 2).
Oprichting kan bij notariële akte (art. 2:27). Een vereniging die niet wordt opgericht bij notariële akte, is een informele
vereniging.
De statuten vormen de grondslag voor de juridische organisatie van de vereniging. De statuten dienen o.a. de
verplichtingen van de leden vast te stellen.
Inschrijving in het handelsregister is verplicht, er bestaat een sanctie om de inschrijvingsplicht af te dwingen.
De vereniging kent een dualistische structuur, ten minste twee organen: de algemene ledenvergadering en het bestuur.
Er zijn ook andere organen denkbaar, namelijk een RvC (bij het ontbreken daarvan en een accountantsverklaring, is een
kascommissie verplicht) en een ledenraad (art. 2:39).
Winstuitkeringsverbod: een vereniging mag geen winst onder haar leden verdelen (art. 2:26 lid 3). Daarvoor is er de coöperatie.
5
,Maar: de wet verbiedt niet het maken van winst noch het uitoefenen van een onderneming. Een incidentele
contributieverlaging is géén uitkering. Bovendien is het feit dat een lid tegen betaling goederen of diensten levert of tegen een
redelijke vergoeding een bestuursfunctie vervult, niet in strijd met het uitkeringsverbod.
Aan het lidmaatschap van een vereniging kunnen verplichtingen worden verbonden (art. 2:27 lid 4 sub c). Bijv. het betalen van
contributie. In de statuten kan ook worden bepaald dat de vereniging verplichtingen voor haar leden kan aangaan met derden
(art. 2:46). Aan de andere kant heeft het lid een zekere zeggenschap in het verenigingsverband (stemrecht in de ALV).
Het lidmaatschap is in beginsel persoonlijk en niet overdraagbaar (art. 2:34 lid 1). Ieder lid heeft één stem (art. 2:38 lid 1). Het
lidmaatschap kan op vier manieren eindigen (art. 2:35).
De algemene ledenvergadering
Alle leden die niet geschorst zijn, hebben toegang tot de ALV en hebben stemrecht (art. 2:38 lid 1). Ook personen die deel
uitmaken van andere organen van de vereniging, maar geen lid zijn, mogen stemmen mits de statuten dit toelaten (lid 3).
De ALV is o.a. bevoegd tot benoeming, schorsing en ontslag van bestuurders (art. 2:37), statutenwijziging (art. 2:42),
goedkeuring balans (art. 2:48), ontbinding (art. 2:19 lid 1 sub a), omzetting (art. 2:18).
Daarnaast heeft de ALV een restbevoegdheid: alle bevoegdheden die niet op grond van de wet of de statuten aan een ander
orgaan toekomen, komen toe aan de ALV (art. 2:40 lid 1) er bestaat discussie over of de ALV registergoederen kan verkrijgen
Het bestuur
De benoeming van bestuurders geschiedt in principe uit de leden, maar het kan ook uit niet-leden (art. 2:37 lid 1). Een
bestuurder kan te allen tijde worden ontslagen door het benoemende orgaan (art. 2:37 lid 6).
Het bestuur is belast met het besturen van de vereniging (art. 2:44). De bestuurstaken bestaan onder meer uit het uitstippelen
van beleid, de dagelijkse gang van zaken, de vertegenwoordiging en het geven van leiding. Het bestuur is slechts indien de
statuten het toelaten bevoegd om overeenkomsten met grote financiële gevolgen te sluiten (art. 2:44 lid 2).
HR Vereniging Martijn: de Vereniging Martijn, een pedoclub, werd verboden verklaard, omdat de werkzaamheid de
maatschappij zou kunnen ontwrichten, en de werkzaamheid van de vereniging (de website waarop zij seksueel contract met
kinderen goedpraatte, stimuleerde en verheerlijkte) in strijd is met de openbare orde (art. 2:20 lid 1). De norm van ontwrichting
werd ontleend aan de Hell’s Angels-zaak. Beperking van de vrijheid van meningsuiting en vrijheid van vereniging zijn toegestaan,
nu de beperking bij wet voorzien is (art. 2:20 lid 1), noodzakelijk is in een democratie en in het belang van de goede zeden is.
Informele vereniging (art. 2:30)
Een vereniging waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. De wettekst suggereert dat de informele
vereniging wel over statuten beschikt. De ALV van een informele vereniging kan besluiten de statuten op te nemen in
een notariële akte, vanaf dat moment is sprake van een formele vereniging.
Oprichting bij meerzijdige rechtshandeling, oprichting vormvrij.
Beperking rechtsbevoegdheid: géén registergoederen verkrijgen of erfgenaam zijn (lid 1).
Bestuurders zijn hoofdelijk aansprakelijk naast de vereniging voor rechtshandelingen die tijdens de bestuursperiode
opeisbaar zijn geworden (lid 2). Die aansprakelijkheid geldt niet voor een gepleegde o.d.
Inschrijving in het handelsregister is facultatief, tenzij de informele vereniging ook een onderneming is (lid 3). Indien de
informele vereniging is ingeschreven, dan is het bestuur slechts subsidiair aansprakelijk (lid 4).
Pres. Rb. FOK: een informele vereniging treedt naar buiten op in een gecoördineerde vorm. Op grond daarvan wordt een
geobjectiveerde bedoeling van groepsleden aangenomen om een rechtspersoon tot stand te brengen waarin de leden volgens
bepaalde regels en voor een door hen gesteld doel willen samenwerken.
Formele vereniging Informele vereniging
Oprichting Notariële akte (2:27) Vormvrij (2:28 lid 1 jo. 2:30 lid 1)
Handelsregister Inschrijving verplicht (2:29 lid 1). Inschrijving niet verplicht (2:30 lid 3).
Vergeten in te schrijven? Dan hoofdelijke Ingeschreven? Dan bestuur slechts subsidiair
aansprakelijkheid van bestuurder voor aansprakelijk (lid 4)
rechtshandeling die de vereniging bindt (lid 2)
Aansprakelijkheid Geen hoofdelijke aansprakelijkheid van bestuurders Hoofdelijke aansprakelijkheid van bestuurders voor
schulden uit rechtshandelingen die tijdens bestuur
opeisbaar worden (2:30 lid 2)
Rechtsbevoegdheid Mag in beginsel alles (zie wel 2:44 lid 2) Kan geen registergoederen verkrijgen (zie Boek 3) en geen
erfgenaam zijn (2:30 lid 1)
6
,7
, COÖPERATIE EN ONDELRINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ
Coöperatie: dient in de stoffelijke (economische) behoeften van haar leden te voorzien krachtens overeenkomsten. De
coöperatie is werkzaam voor de economische belangen van haar leden. Bijv. in het geval van de coöperatie Friesland
Campina het ophalen van melk en de verwerking in de fabriek.
Onderlinge waarborgmaatschappij: sluit verzekeringsovereenkomsten met haar leden vanuit haar verzekeringsbedrijf.
De coöperatie en owm zijn per definitie formele vereniging, aangezien we moeten worden opgericht bij notariële akte.
Titel 2 over verenigingen is van toepassing, behalve:
Winstuitkeringsverbod (art. 2:26 lid 3): winstuitkeringen aan leden is toegestaan.
Beperking bestuursbevoegdheid (art. 2:44 lid 2): het bestuur mag wel registergoederen verkrijgen en vervreemden.
Leden hebben een dubbele relatie met de coöperatie:
Lidmaatschapsverhouding
o Eindigt op gelijke wijze als bij de vereniging (art. 2:35 en 2:36).
o Vrijheid van uittreding: leden zijn in beginsel vrij om het lidmaatschap op te zeggen (art. 2:60). De statuten
kunnen wel voorwaarden aan de uittreding verbinden, zodat het voortbestaan niet op het spel komt te staan.
Contractuele verhouding (ledencontract)
o De coöperatie mag de met haar leden aangegane overeenkomsten niet eenzijdig wijzigen (art. 2:59 lid 1).
De coöperatie kan daarnaast overeenkomsten aangaan met anderen, mits er een statutaire grondslag daarvoor bestaat (art.
2:53 lid 3). Het aangaan van overeenkomsten met niet-leden mag niet het aangaan van overeenkomsten met leden tot
ondergeschikt belang maken (art. 2:53 lid 4).
De coöperatie kent ten minste een ALV en een bestuur. Daarnaast is een RvC of RvT mogelijk. De RvC heeft de bevoegdheid
iedere door de ALV genoemde bestuurder te allen tijde te schorsen (art. 2:57 lid 3). De ALV kan de schorsing weer opheffen.
Wordt een coöperatie ontbonden, bijv. als gevolg van een faillissement, dan zijn de leden tegenover de rechtspersoon naar de in
de statuten aangegeven maatstaf voor een tekort aansprakelijk (art. 2:55). De statuten kunnen de aansprakelijkheid van de
leden van de coöperatie uitsluiten of beperken (art. 2:56).
Voor de onderlinge waarborgmaatschappij gelden dezelfde regels als voor de coöperatie (al wijkt art. 2:62 af van art. 2:60).
8