Bbp (per hoofd) is een veel gebruikte welvaartsindicator (maatstaf voor welvaart) > dit is een
gemiddelde dus zegt niks over de verdeling > omdat de productie van de informele sector niet
wordt geregistreerd, geeft dit bbp een (te laag) vertekend beeld van de koopkracht
Armoedegrens = het bedrag dat minimaal nodig is om menswaardig te kunnen leven
‘Het probleem van prijsverschillen kan worden ondervangen door niet de feitelijke wisselkoers te
gebruiken, maar de koopkrachtpariteit.’ >
Koopkrachtpariteit = in elk land berekend hoeveel een standaard pakket goederen en diensten
kost in de lokale munt eenheid/koopkracht van het inkomen en dat met elkaar te vergelijken/een
theoretische wisselkoers die rekening houdt met het verschil in prijsniveaus tussen landen
‘Maar ook de koopkrachtpariteit gaat uit van het gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking
en zegt niets over de verdeling van het inkomen over de bevolking. Door het vergelijken van de
lorenzcurven van landen met elkaar krijgt men inzicht in de inkomensverdeling van de
verschillende landen. Vaak is het inkomen in ontwikkelingslanden heel ongelijk verdeeld.’
Deviezen = buitenlandse munten en internationale betaalmiddelen
Human development index (HDI) = welvaartsbegrip waarbij naast het bbp ook rekening wordt
gehouden met het opleidingsniveau van de bevolking en met de gezondheidszorg.
‘Voorzieningen voor de gezondheidszorg en het onderwijs (die overheid financiert) zijn van
invloed op de welvaart.’
Arbeidsverdeling/arbeidsdeling = de verdeling van het productieproces in deeltaken
! De fabrikant trekt zich daarbij weinig aan van nationale grenzen !
Internationale/buitenlandse handel = de ruiltransacties waarbij de nationale grenzen worden
overschreden
Globalisering = de internationale vervlechting van het economisch verkeer
Goederenverkeer:
‘In de macro-economie geven de begrippen export en import de waarde van de verhandelde
goederen weer, het zijn bedragen.’
Saldo op de handelsbalans = verschil uitvoerontvangsten en invoerbetalingen met betrekking tot
goederen
In- en uitvoer zijn waardegrootheden, ze hebben een volume (hoeveelheden) en een
prijscomponent.
Waarde = volume x prijs
Handelsoverschot = uitvoer > invoer
Wederuitvoer = goederen die zijn ingevoerd en na een kleine bewerking worden uitgevoerd/
tijdelijk eigendom worden van een Nederlands bedrijf en vervolgens weer worden uitgevoerd. De
toegevoegde waarde van de wederuitvoer is laag.
Doorvoer = worden dit soort goederen geen Nederlands eigendom (niet geregistreerd op de
handelsbalans)
Dienstenverkeer/onzichtbare handel:
‘Het gaat met name om geldstromen die te maken hebben met vervoersdiensten en reisverkeer
(toerisme).’
Invoerquote = invoer/bruto binnenlands product x 100%
Uitvoerquote = uitvoer/bruto binnenlands product x 100%
, ‘De quotes laten de mate van openheid van een economie zien. Naarmate de som van de
exportquote en de importquote hoger is, zijn er meer transacties met het buitenland en is de
economie opener. In het theoretische geval dat de quotes gelijk zijn aan nul, spreken we van een
gesloten economie of autarkie.’
Kapitaalverkeer:
‘Bij grensoverschrijdende kapitaalstromen maken we onderscheid tussen geldstromen die
betrekking hebben op buitenlandse beleggingen en die betrekking hebben op directe
buitenlandse investeringen.’
Beleggingen > bedoeld om inkomen te verdienen/vermogen te vergroten via koerswinsten, niet
geïnteresseerd in zeggenschap
Investeringen > wel geïnteresseerd in zeggenschap; investeringen bestaan uit:
• Transacties in aandelen > met als doel zeggenschap in buitenlandse onderneming
• Investeringen in buitenlands onroerend goed > huizen, kantoren en fabriekscomplexen
• Onderlinge leningen binnen een concern
Multinationals > ondernemingen die in het buitenland investeren (zijn ondernemingen die
produceren in verschillende landen).
Motieven voor multinationals om te investeren in het buitenland:
• Onderzoek naar de aanwezigheid van bodemschatten > geïnvesteerd in de exploitatie van
grondstoffen.
• Wens om dichterbij afzetmarkt te produceren > verlaging transportkosten
• Het omzeilen van hoge invoerheffingen > autoriteiten doen vaak expres; gunstige effect op
werkgelegenheid en overdracht kennis (onvermijdelijk dat deel kennis doorsijpelt naar gastland)
• Aanwezigheid van andere productiefactoren als: arbeid en kapitaal.
• Outsourcing > taken uitbesteed aan een bedrijf in ander land > producten/onderdelen
ingekocht bij een buitenlands bedrijf
• Korte termijn: werkgelegenheid verloren, lange termijn: verbetert concurrentiepositie van
bedrijf door verlaging van productiekosten > meer afzet en dus meer productie in land/
activiteiten in lagelonenland meer werkgelegenheid > meer welvaart/koopkracht > meer
vraag naar producten van land
• Offshoring > deel productieproces verplaats naar ander land > multinationale blijft eigenaar
van productievestiging
• ‘Het bedrijf heeft bij offshoring grotere controle/minder externe afhankelijkheid, omdat de
productie in eigen hand blijft > bedrijf kan zo meer invloed uitoefenen op het laag houden
van productiekosten.’
Comparatieve-kostentheorie (= binnenlandse ruilverschillen)
Arbeidswaardeleer = volgens deze leer wordt de waarde van een product uitsluitend bepaald
door de hoeveelheid arbeid die nodig is om een product te maken
Absoluut kostenvoordeel = als een land beide producten goedkoper kan produceren dan het
andere land
‘Stel: een land heeft een absoluut kostenvoordeel, dan is voor een land internationale handel toch
voordelig omdat; een land zich specialiseert in dat product waarin het relatief goed is, kan het
door internationale ruil meer goederen ter beschikking krijgen.’
Comparatieve kostenvoordeel/relatieve kostenverschillen = het product met de laagste
opofferingskosten
Volgens deze theorie; een land zal zich specialiseren in die goederen waarbij het een
comparatief kostenvoordeel heeft = opofferingskosten van product lager dan in andere landen
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper nikkivanvliet. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.