Portaal, hoofdstuk 5 geletterdheid: lezen
Analfabeten en laaggeletterden: mensen die geacht zijn een tekst te kunnen lezen, maar deze niet kunnen lezen.
Hun kennis van de wereld is kleiner dan geletterden: ze hebben minder toegang tot geschreven informatie of ze
kunnen deze minder goed gebruiken.
Maatschappelijke, culturele en persoonlijke belangen
Geletterdheid in het onderwijs betekent: niet alleen de teksten kunnen lezen, maar ook de techniek van lezen en
schrijven beheersen en teksten kunnen kiezen en begrijpen bij de doelen die je hebt.
Functioneel analfabetisme: als je de teksten niet kan kiezen en begrijpen bij de doelen die je hebt (geen station
borden kunnen lezen, formulieren invullen, etc.).
Waarom lezen?
Mensen lezen in het dagelijks leven om iets te weten te komen, om er plezier van te beleven of om iets te kunnen
uitvoeren. Zij kiezen zelf hun tekst. Leerlingen op de basisschool krijgen een tekst die voor hen gekozen wordt, de
vragen van de leerlingen als: ‘waarom lezen we deze tekst’ of ‘wat kan en wil ik hiermee?’ blijft onduidelijk. Dit zorgt
voor een lage motivatie van de leerlingen om uit henzelf te gaan lezen.
Lezers willen begrijpen wat ze lezen omdat ze dat nodig hebben om andere doelen te bereiken.
Lezen en andere taalvaardigheden
Taalvaardigheden: functies om je expressie uiten, te kunnen communiceren en de wereld om je heen begrijpen
(conceptualiserende functie) lezen, schrijven (receptieve vaardigheden) en spreken en luisteren (productieve
vaardigheden).
Bij lezen en schrijven is de ‘gesprekspartner’ afwezig, je moet zorgen dat je zelf de achterliggende boodschap
begrijpt.
Het taalgebruik in geschreven teksten is formeler: er worden niet-frequentie woorden gebruikt, de zinnen zijn
grammaticaal complexer. De teksten in schoolboeken hebben een hoge informatiedichtheid.
WhatsApp of andere chatdiensten: mensen schrijven op de manier alsof ze met elkaar praten, hierbij kan je de
gezichtsuitdrukkingen niet zien en de intonatie niet horen, daarom maken we gebruik van emoticons. Mensen
schrijven en lezen op deze manier meer dan ooit maar de concentratie en inspanning die erbij nodig is, is maar van
korte duur (anders dan bij het schrijven van lange teksten).
Modellen van het leesproces
Er zijn drie modellen die inzichtelijk maken wat het lezen is:
- Bottom-upmodel: van letters naar betekenis. Dus het herkennen/ lezen van een woord en daarna daaraan
een betekenis geven;
- Top-downmodel: (hoge-orde-processen kennis van de wereld en van de taal) tijdens het lezen van een zin
al verwachtingen bepalen voor het einde van de zin: ik moet mijn lekke band nog … (plakken), als je de letter
‘p’ dan al leest, weet je welk woord het is. Een lezer kan een tekst sneller lezen als het onderwerp bekent is
dan wanneer het onderwerp onbekend is;
- Interactieve model: lage en hoge-ordeprocessen beïnvloeden elkaar tijdens het lezen van een tekst. Een
goed verlopend woordherkenningsproces zorgt dat de begrip beter tot stand komt terwijl door de hoge-
orde-processen de herkenning beter tot stand komt.
Wat doet een geoefend lezer als hij leest?
Hij heeft een leesdoel en hij maakt gebruik vaan aanwijzingen rondom de tekst;
Hij roept eerder verworven kennis op;
Hij kiest voor een bepaalde leesmanier;
Hij maakt al lezend gebruik van zijn kennis van de taal en hij vraagt zich tijdens het lezen af of hij de tekst nog
begrijpt.
, Monitoren: tijdens het lezen afvragen of je de tekst nog begrijpt.
De rol van de school
Om te kunnen lezen heb je twee soorten kennis nodig: kennis van de wereld en van de taal.
Om betekenis te geven aan een tekst gebruikt en lezer verschillende vormen van de kennis van taal:
- Semantische informatie: wat het woord betekent; dat er woorden zijn die verwijzen naar iets uit de
werkelijkheid
- Fonologische informatie: hoe het woord klinkt;
- Morfologische informatie: hoe kan het woord verbogen/ vervoegd of kunnen er samenstellingen van
gemaakt worden?; opbouw van woorden, een onbekend woord herleiden tot bekende elementen
- Syntactische informatie: hoe het wordt gebruikt in de zin;
- Pragmatische informatie: in welke situaties wordt het gebruikt; welke tekstsoorten er zijn en welke
functies ze hebben
- Orthografische informatie: hoe wordt het woord geschreven.
Kennis van de wereld: kennis die je nodig hebt om de tekst te kunnen begrijpen. Een lezer gebruikt zijn voorkennis.
Dus hoe meer kennis je hebt van de wereld hoe meer voorkennis je kan activeren voor het lezen van een tekst en
dus kan je een tekst beter begrijpen.
Motivatie
Lezen is belangrijk voor kinderen, het moet daarom vanzelfsprekend zijn om te lezen en te schrijven. Kinderen
moeten gemotiveerd zijn om te lezen, ze kunnen doelen stellen voor zichzelf waardoor het leuker wordt om te lezen
(met name buiten school).
Verschillende ideeën over lezen:
- Technisch lezen letter-klankkoppeling, eenvoudige teksten, steeds vlotter woorden kunnen herkennen.
Om te testen of kinderen al vlot woorden kunnen herkennen wordt dat getoetst: rijtjes en korte teksten
hardop voorlezen. De uitkomst is het AVI-niveau. De moeilijkheid van de teksten wordt gekenmerkt aan de
lange of korte zinnen, en door de woorden;
- Vrij lezen kilometers maken, is vrij lezen wel vrij lezen? Kinderen moeten uit een bepaald niveau kiezen,
mogen geen strips of tijdschriften kiezen;
- Begrijpend lezen begrip van de te lezen tekst staat centraal. De leerlingen maken opdrachten over de te
lezen tekst. Bij het begrijpend lezen richten alle methoden op het aanleren van leesstrategieën. De teksten
worden geschreven met het doel er leesstrategieën in toe te kunnen passen, er wordt geen rekening
gehouden met de interesses van de leerlingen;
- Lezen bij de zaakvakken in deze teksten staan woorden die de leerlingen nog niet kennen en worden
onderwerpen beschreven die ver van de leerlingen afstaan. Het lezen van de zaakvakken is extra lastig
omdat het in de andere vakken niet gekoppeld wordt.
Door het leesonderwijs onder te verdelen in verschillende aspecten krijgen de leerlingen een vertekend beeld van
wat lezen nou inhoudt. Soms mogen ze zelf kiezen wat ze lezen, soms moeten ze iets leren. Ook krijgen leerlingen
geen antwoord op de vraag waarom ze iets moeten lezen. De schoolse leespraktijken verschillen veel met het lezen
buiten de schoolse context.
Hoe kan het ook?
De keuze voor teksten die de leerlingen gaan lezen is belangrijk, de plek waar leerlingen lezen is belangrijk en het
doel waarmee je leest is van belang.
Scholen moeten meer aandacht besteden aan wat lezen en schrijven betekenen in de levens van de leerlingen, zo
krijgt het lezen een doel. Leerlingen moeten de kunst van het lezen en schrijven leren, daardoor moeten ze
gemotiveerd raken. Als leerlingen geïnteresseerd zijn in een bepaald onderwerp en je wil je leerlingen motiveren om
te gaan lezen, moet je hierop inspelen. Het is belangrijk om als school een visie te ontwikkelen over hoe en
waarmee je die doelen wil bereiken.