Inleiding en doelstellingen Sociale Filosofie
Francis Fukuyama beweert in zijn boek ‘Het einde van de geschiedenis en de laatste mens’ dat het
liberalisme op economisch, politiek en maatschappelijk niveau overheerst. Op economisch niveau
kan worden gesteld dat de vrije markt wereldwijd verbreid is globalisering. Deze verbreiding is
versnelt door de val van de Berlijnse Muur in 1989 en de daarmee gepaard gaande ondergang van
het communisme. De vrije markt wordt zelfs toegepast op de collectieve sector.
Op politiek niveau komt het liberalisme terug in de institutionalisering van de democratie met de
daarbij horende politieke en burgerlijke rechten en vrijheden voor de burgers. Op maatschappelijk
niveau kan gesproken worden over een toenemende secularisering, individualisering en emancipatie.
Op economisch niveau hebben privatisering en deregulering geleid tot een toenemende mate van
vrije markteconomie en individualisme. Ondanks de liberalisering van de markt, blijft de invloed van
de overheid op de economie en de maatschappij groot elke onderneming heeft te maken met
uitgebreide wetgeving en regelgeving, en ook de burger en de consument ondervinden de invloed
van de overheid economie is altijd politieke economie.
De invloed van het liberalisme blijkt ook uit de nadruk op de individuele verantwoordelijkheid en
vrijheid. Wanneer deze vrijheid niet wordt ingeperkt door staatsinterventies, gaat dit ten koste van
de gelijkheid grotere sociaal-economische verschillen tussen burgers.
Kritiek op het liberalisme en het daarmee samenhangend individualisme is dat mensen tegenwoordig
geen burgerschapszin of gemeenschapszin meer zouden kennen zou kunnen leiden tot een
neergang van de democratie. Hierbij vraagt men zich af: is de samenleving een losse verzameling van
individuen, of bestaat zij uit gemeenschappen, of is het de staat die de samenleving bijeenhoudt?
Elke economie is ingebed in een politieke ruimte economie is altijd politieke economie. Nederland
is een rechtstaat, waarbij wetten regeren in plaats van mensen, ook al worden deze wetten gemaakt
door mensen. Zij, die de wetten maken, moeten zich ook aan wetten houden. Deze wetten stammen
uiteindelijk af van de grondwet. Er bestaan drie grondrechten:
- Politieke grondrechten algemeen kiesrecht, etc.
- Burgerlijke rechten vrijheid van meningsuiting, vergadering, etc.
- Sociale rechten sociale zekerheid en sociaal welzijn
De Nederlandse rechtstaat is een sociale rechtstaat, deze wordt ook wel getypeerd als de
verzorgingsstaat. Deze valt uiteen in sociale zekerheid en sociaal welzijn. Sociaal welzijn betekent dat
de overheid zorgt voor onderwijs, gezondheidszorg, etc. Sociale zekerheid betekent dat de overheid
uitkeringen verzorgt sociale zekerheid is een inkomenspolitiek dat de overheid voert. Op den duur
wordt sociale zekerheid en sociaal welzijn onbetaalbaar fiscale crisis van de staat.
Er bestaan drie verhoudingen in de fiscale crisis van de staat:
1. Wat is een rechtvaardige verhouding tussen politiek, economie en ethiek? ethische crisis
2. Wat is de verhouding tussen vrijheid, gelijkheid en rechtvaardigheid? Hoe meer de staat zich
bemoeit met alles, hoe meer gelijkheid en hoe minder vrijheid
3. Wat is de verhouding tussen individu, gemeenschap en staat? Deze elementen vormen de
verzorgingsstaat
Ik ben verantwoordelijk, als ik het niet kan dan de familie, en anders de staat
,Adam Smith
Liberalisme is altijd individualisme het individu is van ultieme waarde, ieder individu heeft recht
op zelfbeschikking. In de politiek wordt dit gedaan door de Tweede Kamer. In de werkelijkheid
verdwijnt het individu in de anonimiteit, anders is er sprake van discriminatie. De paradox van het
liberalisme is ‘arbeid is uitgestelde consumptie’. Men kan geen iPhone gebruiken als die op hetzelfde
moment geproduceerd wordt hoe meer er gewerkt wordt, hoe minder er geconsumeerd wordt.
Smith stelt dat vrijheid kenmerkend is voor de mens. De verhouding tussen vraag en aanbod is een
natuurlijke verhouding en dus geen staatsverhouding. Als de staat ingrijpt in de economie heb je
geen natuurlijke vrijheid. Dit is onnatuurlijk en daardoor onrechtvaardig. Smith stelt dat de vrije
markteconomie rechtvaardig is omdat alleen de vrije markt leidt tot het opheffen van de armoede.
Volgens Smith zijn mensen egoïstisch mensen zijn hebzuchtig, heerszuchtig en eerzuchtig. Als de
mensen dit niet zouden zijn, dan zou de vrije markt helemaal niet bestaan. Als je geen eerzuchtige
ondernemer hebt, dan zal die onderneming nooit van de grond komen. Het opheffen van armoede
komt niet door de welwillendheid van de burger, maar door zijn egoïsme. Smith stelt dat wanneer
iedereen egoïstisch is en zijn eigen belang nastreeft, dit leidt dit tot de ‘Wealth of Nations’. Dit
gebeurt door de onzichtbare hand en kan alleen plaatsvinden in een vrije markteconomie.
Volgens Smith worden op een markt contracten afgesloten uit eigen belang. Om orde te scheppen
moeten economische transacties nagekomen worden. Er is rechtspraak nodig om ervoor te zorgen
dat de transacties op de markt nagekomen worden economie kan niet zonder de politiek.
Tegelijkertijd stelt Smith dat de rijkdom van een land voortdurend wordt bedreigd door andere
landen die minder rijk zijn. De tweede functie van de politiek t.o.v. de economie is het beschermen
van de rijkdom van een land d.m.v. een defensieapparaat (leger). De derde functie van de politiek is
dat het moet zorgen voor infrastructuur, omdat dit voor een individuele investeerder te duur is.
Smith stelt dat er niet alleen sprake is van een onzichtbare hand, maar ook van een onzichtbare
toeschouwer. Die onzichtbare toeschouwer die iedereen in zich heeft, geeft een moreel oordeel over
jezelf. Men vergeet vaak om naar zichzelf te kijken als een onzichtbare toeschouwer (bijv. jezelf
afvragen of je een Maserati van de zaak kan kopen). Economie is niet alleen politieke economie,
maar ook morele economie. Zelfbeschikking kan alleen op een rechtvaardige manier functioneren
d.m.v. zelfbeperking. Dit moet niet opgelegd worden door de politiek (anders is er geen sprake meer
van vrijemarkteconomie), maar moet onderdeel zijn van de zelfbeschikking, door de burgers zelf
ik beperk mezelf.
Het utilisme is een individuele rechtvaardigingstheorie en maatschappijtheorie die zich afvraagt
wanneer een handeling rechtvaardig is. Een handeling is rechtvaardig als het effect ervan
rechtvaardig is een vrije markt is rechtvaardig als het effect van die markt rechtvaardig is de
vrije markt is rechtvaardig omdat het effect ervan, de Wealth of Nations, rechtvaardig is.
, Hoofdstuk 1: Oudheid en Middeleeuwen: een hogere orde
In de vijfde eeuw voor onze jaartelling beleeft de Griekse cultuur een gouden eeuw. De belangrijkste
stadstaat en tevens het centrum van de Griekse cultuur is Athene. In Athene bestaat in deze periode
afwisselend een democratisch en een aristocratisch bestuur. Politieke beslissingen komen niet voort
uit de hofhouding van een vorst, maar zijn verbonden aan openbare functies en discussies.
Iets later maakt de filosofie een bloeiperiode door. Leraren (Sofisten) geven tegen betaling onderwijs.
Volgens Socrates en Plato gaat het deze Sofisten niet om waarheid, maar om overtuigingskracht. Plato
sticht een school waar gratis onderwijs in het zoeken naar waarheid wordt aangeboden.
In de Griekse filosofie wordt veel belang gehecht aan de ethiek. Dit is met name het geval bij Plato en
Aristoteles. De reflectie over het sociale of politieke leven van wordt bij hen geleid door een ethische
vraagstelling. Volgens Plato en Aristoteles is rechtvaardigheid het belangrijkste criterium in de staat.
Plato en Aristoteles maken geen scherp onderscheid tussen de samenleving of maatschappij enerzijds
en de staat anderzijds samenleving vindt haar ordening in de staat. De ontologie (de leer van het
zijn) vormt de basis voor hun filosofie.
Het belangrijkste verschil tussen deze twee filosofen is dat Plato een theoretisch ideale staat ontwerpt,
terwijl Aristoteles meer empirisch wil bezien wat m.b.t. de staat natuurlijk en goed is twee
verschillende manieren van nadenken over de samenleving. Terwijl Plato een alternatief voor de
bestaande samenleving ontwikkelt, komt de visie van Aristoteles overeen met de toenmalige Griekse
politieke werkelijkheid.
Plato
Plato had veel kritiek op het toenmalige democratische bestuur van Athene. Hij raakte bevriend met
Socrates waardoor zijn belangstelling voor de filosofie werd gewekt. Net buiten de stadsmuren van
Athene stichtte hij een soort universiteit, later de Academie genoemd.
Plato’s belangrijkste werk op het gebied van sociale filosofie heet Politeia (de staat). Hierin staat de
vraag wat rechtvaardigheid inhoudt centraal samenleving en de staat worden door Plato vanuit
een ethisch perspectief in beschouwing genomen. De ethiek houdt voor Plato nauw verband met
kennis. Wanneer iemand begrijpt hoe de werkelijkheid in elkaar zit, zal hij het goede doen. Het
morele kwaad komt volgens Plato voort uit gebrek aan inzicht.
Plato maakt in zijn ontologie een onderscheid tussen twee werelden:
- Wereld van de zintuiglijk waarneembare dingen aardse wereld waarin de mensen leven.
Zintuiglijk waarneembare dingen zijn veranderlijk, vergankelijk en nooit gelijk aan elkaar
- Wereld van de Ideeën (of Vormen) Ideeën zijn het eeuwige blijvende, altijd en overal
gelijke ‘zijn’ van iets. De Ideeën overstijgen de aardse wereld echte werkelijkheid is de
goddelijke wereld van de Ideeën
Toch zijn deze werelden niet volledig van elkaar gescheiden. In het zintuiglijk waarneembare ding is
de Idee ervan aanwezig, doordat de Idee het oerbeeld is waarvan de dingen een onvolmaakte
nabootsing zijn het is mogelijk om vanuit het zintuiglijk waarneembare tot kennis te komen.