Samenvatting
Onderzoeksmethode 1
Week 1 Introductie vak onderzoeksmethode
1.1 Wat zijn de probleemstelling, de doelstelling en de
onderzoeksvraag?
Probleemstelling
In het voorstel dat je schrijft om een onderzoek op te zetten en ook in het onderzoeksverslag als
je het onderzoek hebt uitgevoerd begin je met de probleemstelling noemen. Het is de taak van
een onderzoeker om goede informatie te leveren. Op basis van die informatie kunnen anderen
een oplossing bedenken en uitvoeren.
Als onderzoeker is het niet je taak om oplossingen te bedenken voor een probleem, het is je taak
om informatie te leveren die anderen kunnen gebruiken om problemen te signaleren. Als een
producent aan een onderzoeker vraagt aan te geven hoe hij zijn marktaandeel kan vergroten, is
dit geen onderzoeksvraag, maar een beleidsvraag. De vraag in welke mate consumenten bekend
zijn met zijn product is wel een onderzoeksvraag.
Doelstelling
Het is belangrijk dat je in je onderzoeksverslag en onderzoeksplan een schets geeft van de
achtergrond van je onderzoek. Waar komt het idee van je onderzoek vandaan waar is het op
gebaseerd? Het moet voor de lezer duidelijk worden waarom je het onderzoek gaat doen. Het
doel dat je met het onderzoek wilt bereiken, wordt doelstelling genoemd. Het is belangrijk om
een doel ook expliciet te vermelden in plaats van alleen maar impliciet tussen de regels door.
Wel moet de doelstelling van toegepast onderzoek (praktijkgericht onderzoek) meer zijn dan het
leveren van kennis/informatie. In toegepast onderzoek is het belangrijk aan te geven waar de te
verzamelen informatie toe doen. Wat wil je ermee bereiken? (Wat is het nut voor de praktijk) Het
doel om met onderzoek puur kennis te verzamelen, is een kenmerk van zuiver wetenschappelijk
onderzoek.
Onderzoeksethiek
Houd in de afspraken met je opdrachtgever rekening met ethische voorwaarden die er voor
onderzoek gelden. Je mag een onderzoek alleen uitvoeren als je de volgende vragen positief
kunt beantwoorden: doen de respondenten vrijwillig mee aan het onderzoek, wordt er aan hun
duidelijk uitgelegd wat het doel en de werkwijze van het onderzoek is, worden hun gegevens
vertrouwelijk (liefst anoniem) verwerkt, hebben de uitkomsten geen nadelige gevolgen voor hen,
wordt het onderzoek op een eerlijke en objectieve manier uitgevoerd?
Onderzoeksvraag
Een onderzoeksplan en een onderzoeksverslag beginnen altijd met een introductie of inleiding.
De inleiding van een onderzoeksopzet en een onderzoeksverslag eindigt met één of meer
onderzoeksvragen (let op: echt een vraag). Het onderzoek moet antwoord geven op die vraag of
vragen. Bij de ontwikkeling van een onderzoeksvraag begin je meestal breed en eindig je vaak
smal. Het formuleren van de onderzoeksvraag is een moeilijk proces. Het is belangrijk dat je
goed met je opdrachtgevers overlegt (als hiervan sprake is), zij moeten het met jouw
uiteindelijke onderzoeksvraag eens zijn. Het zou vervelend zijn als het onderzoek een resultaat
oplevert dat zij niet verwachten of waar zij niet in geïnteresseerd zijn.
,1.2 Gaat het om een open of gesloten onderzoeksvraag, een
kwalitatief of kwantitatief onderzoek?
Kwalitatief onderzoek
In het geval van een open onderzoeksvraag doe je kwalitatief onderzoek. Gegevens die worden
verzameld hebben een vorm van taal. Meestal is de onderzoeksvraag breed en is er relatief
weinig voorkennis. Het gevolg is dat je niet met een vaste vragen- of observatielijst werkt.Je
respondent kan je op nieuwe ideeën of inzichten brengen, waardoor je vragen gaat stellen of op
dingen gaat letten waar je van tevoren niet aan dacht. Bij kwalitatief onderzoek gaat het vooral
om het verkrijgen van inzichten en minder om getalsmatig onderbouwde feiten. In een
kwalitatief onderzoeksverslag zal je vooral beschrijvingen vinden en vrijwel geen numerieke
tabellen of grafieken. In kwalitatief onderzoek vormen uitgewerkte gespreks- of
observatieverslagen het uitgangspunt van de analyse. Ook werkt men met foto’s en video’s. In
kwalitatief onderzoek werk je met andere analysetechnieken dan in kwantitatief onderzoek.
Er zijn verschillende opvattingen over kwalitatief onderzoek en verschillende vormen. De meest
gangbare opvatting van kwalitatief onderzoek is dat je je open opstelt voor dat wat je in het
onderzoeksveld tegenkomt. Onderzoeksgegevens die je analyseert zijn meestal teksten.
Uitgetypte interviews, maar ook observatieverslagen of dagboekfragmenten.
Kwantitatief onderzoek
Als de onderzoeksvraag smal is en je weet wat je inhoudelijk kunt verwachten als je gaat
interviewen of observeren doe je meestal kwantitatief onderzoek (gesloten onderzoeksvraag).
Gegevens die worden verzameld hebben een vorm van cijfers. Je legt je respondenten telkens
dezelfde vragen voor. Dit betekent dat je voorafgaand aan de dataverzameling weet welke
vragen je gaat stellen of wat de observatie categorieën zijn. Vaak weet je bij kwantitatief
enquêteonderzoek ook al welke antwoorden respondenten geven. Bij kwantitatief onderzoek zijn
de onderzoeksdata getallen, meestal in de vorm van een datamatrix.
Kwalitatief onderzoek Kwantitatief onderzoek
Open onderzoeksvraag Gesloten onderzoeksvraag
Onderzoeksvraag kan tijdens het
Onderzoeksvraag ligt vast
onderzoeksproces worden aangepast
Doel is vooral het ontwikkelen van nieuwe Doel is vooral toetsen en beschrijven van van
ideeën tevoren vastgelegde ideeën
Dataverzameling is niet standaard, vaak
Er wordt op een standaardmanier date
worden er participerende observaties en open
verzameld, bijv. met een vragenlijst
interviews gehouden
Resultaat van dataverzameling zijn taal; Resultaat van de dataverzameling zijn cijfers
bijvoorbeeld observatie- en
gespreksverslagen
Observatie- en gespreksverslagen worden Data worden met behulp van statistische
meestal eerst gereduceerd tot labels en analyses geëvalueerd
vervolgens wordt getracht daar een structuur
in te ontdekken.
Verifieerbaarheidseis
Of het om kwantitatief of kwalitatief onderzoek gaat moet in alle gevallen gecontroleerd kunnen
worden door hoe een onderzoeker tot zijn conclusies is gekomen. Dit wordt de
verifieerbaarheidseis genoemd. Die is voor kwantitatief onderzoek gemakkelijker haalbaar dan
voor kwalitatief onderzoek.
2
,Bij kwantitatief onderzoek geldt de reproduceerbaarheidseis: je moet je onderzoeksverslag zo
maken, dat iemand anders in staat is het onderzoek over te doen. Het moet duidelijk zijn hoe je
aan je respondenten bent gekomen welke onderzoeksinstrumenten je hebt gebruikt en
dergelijke. Voor kwalitatief onderzoek is dat lastig doordat je met open observaties en interviews
werkt, geen interview kan hetzelfde zijn. Toch moet je ook duidelijk maken hoe je aan je
conclusies komt; die moeten plausibel zijn en je werkwijze moet transparant zijn.
4.3 Hoe rapporteer je onderzoeksgegevens?
Meestal schrijf je een rapport of artikel om onderzoeksgegevens te presenteren, soms
ondersteunend met een presentatie (video- PowerPointpresentatie). Deze artikelen en rapporten
hebben allemaal min of meer dezelfde structuur, namelijk:
1. Titel(pagina)
2. Introductie
3. Methoden/onderzoeksopzet
4. Beschrijving van de gegevens
5. Conclusie en discussie
Soms ook: samenvatting, literatuurlijst en bijlagen.
Titelblad
Het titelblad is het visitekaartje van je onderzoek. Het moet de volgende elementen bevatten:
Heldere titel: Hierin moet je goed aangeven waar het onderzoek gaat. de titel moet de
kortste samenvatting van het onderzoek zijn. (Gebruik bijvoorbeeld de onderzoeksvraag)
Auteurs en het kader: Je moet de auteurs alfabetische volgorde zetten. Geen voornamen
en titels maar voorletters noemen. Ook kun je het kader aangeven van waaruit het
onderzoek is opgezet. Als je onderzoek doet in het kader van een opleiding, vermeldt je
evenals wie je begeleider is.
Publicatiedatum van een adres: uiteraard is het belangrijk om te weten hoe recent een
onderzoeksverslag is, vooral ook in verband met de geldigheid van de gegevens.
Aantrekkelijke vormgeving: Het titelblad is de eerste confrontatie met een
onderzoeksrapport. Een plaatje of een foto kan erbij helpen om het aantrekkelijk en
uitnodigend eruit te laten zien. Het moet wel functioneel zijn en wat zeggen over het
onderzoek.
De introductie
In de introductie schets je de achtergrond van het onderzoek: het probleem waar het onderzoek
uit voortkomt.
Gebruikelijk is het om in een introductie van breed (maatschappelijk probleem) naar smal te
gaan en te eindigen met de onderzoeksvraag of onderzoeksvragen. In de introductie bespreek
je:
Het probleem: Je schetst in vrij algemene termen het probleem waaruit de
onderzoeksvraag voortkomt. Het moet de relevantie van het onderzoek aangeven. Je kunt
hierbij een voorbeeld noemen.
De aanwezige informatie: Je geeft aan wat er al bekend is over je onderwerp van
onderzoek. Meestal noem je literatuur waarin je onderwerp nader belicht wordt.
De onderzoeksvraag of -vragen: Wanneer het toetsend onderzoek is, wordt ook de
theorie en hypothesen genoemd. Het moet een vanzelfsprekend slot zijn van de
introductie en het uitgangspunt vormen voor het volgende onderzoeksopzethoofdstuk.
3
,Literatuur
Het is belangrijk dat de literatuur jouw verhaal ondersteunt. Vermijd opsommingen. Geef goed
aan dat je de gang van iemand anders volgt, dus dat je de gedachte aan iemand anders
ontleend hebt. Vermeld literatuurverwijzingen op een correcte wijze in een artikel of verslag.
De introductie eindigt met de onderzoeksvraag en wanneer het een toetsend onderzoek is,
worden ook de theorie en de hypothesen vermeld. Het moet als het ware een vanzelfsprekend
slot zijn van de introductie en het uitgangspunt vormen voor het volgende
onderzoeksopzethoofdstuk.
Methode/onderzoeksopzet hoofdstuk
De introductie geeft de onderzoeker aan wat hij wil onderzoeken en waarom dat relevant is. In
het methodische deel wordt aangegeven hoe onderzoek plaatsvindt en:
1. Hoe de steekproef getrokken wordt, als er een steekproef is en wie de populatie vormt, dus
over wie of wat je iets wil zeggen.
2. Of het onderzoek ontwerp antwoord kan geven op de onderzoeksvraag. Dit speelt vooral
wanneer het om een causale vraag gaat.
3. Met welke instrumenten de te onderzoek begrippen gemeten gaan worden
Steekproef en populatie (externe validiteit)
Allereerst moet goed duidelijk worden over wie de onderzoeker wat wil zeggen. Vervolgens geef
je aan of de hele populatie in het onderzoek betrokken wordt of dat er gebruik wordt gemaakt
van een steekproef. Wanneer er sprake is van een streekproef moet duidelijk zijn hoe die
steekproef getrokken is en vooral ook of het een selecte of aselecte steekproef is. Als het een
selecte steekproef is, moet aangegeven worden wat voor gevolgen dat voor het generaliseren
naar de populatie heeft. Het is belangrijk dat de onderzoeker aangeeft hoe groot de beoogde en
hoe groot de feitelijke steekproef is. Als er een groot verschil is, moet uitgelegd worden of dat
gevolgen kan hebben voor de representativiteit van de resultaten.
Bij kwalitatief onderzoek kun je als onderzoeker bewust kiezen voor een selecte steekproef. Ook
dan moet je uitleggen hoe de keuze van de respondenten tot stand is gekomen en of er
consequenties zijn voor het generaliseren van de resultaten.
Design (interne validiteit)
Zowel bij kwantitatief als bij kwalitatief onderzoek geldt dat je moet kunnen aangeven wat je
met je onderzoekopzet wilt aantonen, maar ook wat je met je onderzoek niet kunt aantonen.
Twee redenen om duidelijk te beschrijven voor welk onderzoeksdesign je hebt gekozen:
1. Bij kwantitatief onderzoek kan zich een probleem voordoen wanneer het om causale relaties
gaat. Dan is een zuiver experimenteel onderzoek ontwerp nodig, maar in de praktijk is dit
vaak niet mogelijk. Er moet dan aangegeven worden voor welk alternatief is gekozen en wat
de mogelijke gevaren daarvan zijn.
2. Bij kwalitatief onderzoek ligt de keuze voor een onderzoeksonderwerp bijna nog gevoeliger
dan bij kwantitatief onderzoek.
De belangrijkste eis die voor wetenschappelijk verantwoord onderzoek geldt is de
plausibiliteitseis of verifieerbaarheidseis. Het moet duidelijk zijn hoe de onderzoeker aan zijn
conclusie komt en nog beter is het als een andere onderzoeker het onderzoek op dezelfde wijze
kan overdoen. Het is daarom belangrijk dat nauwkeurig beschreven wordt hoe het onderzoek is
opgezet en uitgevoerd.
Instrumenten (instrumentale validiteit)
Het moet duidelijk worden welke begrippen er gemeten worden en vooral ook hoe die begrippen
gemeten worden. Als het om complexe en abstracte begrippen gaat, is het belangrijk om die
eerst goed te definiëren.
4
,Bij kwantitatief kunnen bestaande instrumenten gebruikt worden. Als bestaande instrumenten
gebruikt worden, moet er iets gezegd worden over de betrouwbaarheid en validiteit van de
instrumenten, als daarover iets bekend is.
Bij kwalitatief onderzoek wordt meestal niet met instrumenten gewerkt, maar wordt meestal ook
niet helemaal blanco begonnen. Een kwalitatieve onderzoeker moet zichzelf en het onderzoek
introduceren en er zal ook een openingsvraag moeten zijn als het om een open interview gaat.
Wanneer er verschillende vragen zijn gebruikt, of wanneer er gebruik is gemaakt van een
topiclijst, moeten die ook opgenomen worden.
Resultaten: beschrijving van de gegevens
Het is handig om aan het begin van de resultatenparagraaf nog even kort de onderzoeksvraag te
vermelden. Verder is de gouden regel dat in het resultatendeel alleen de resultaten vermeld
worden en geen interpretaties.
Een andere regel is dat de tekst los van de tabellen en figuren gelezen moet kunnen worden en
de figuren en tabellen los van de tekst. Hoeveelheid tekst en tabellen moeten in balans zijn
(grote tabellen kunnen beter in de bijlage worden opgenomen).
Bij een kwalitatieve analyse is het lastig om bij de beschrijving van de resultaten al de gegevens
te beschrijven en moet daarom uit de tekst duidelijk worden dat de analyse op een
controleerbare en verantwoorde wijze is uitgevoerd. Het best kunnen de fasen besproken worden
in de volgorde van de kwalitatieve analyse paragraaf. Het geven van voorbeelden kan
verhelderend werken.
Conclusie en discussie
De conclusie moet altijd beginnen met het antwoord op de onderzoeksvraag en moet aansluiten
bij de onderzoeksresultaten. Je werkt met waarschijnlijkheden en bent nooit 100% zeker. Met een
onderzoek vind je als de resultaten in de verwachte richting gaan alleen steun voor je onderzoek
gedachte.
Wanneer is vastgesteld wat het antwoord op de onderzoeksvraag is, wordt de betekenis van het
onderzoeksresultaat bediscussieerd. Er moet onderscheid gemaakt worden tussen:
Maatschappelijke en praktische kennis: Wanneer je vanuit de literatuur bevindingen uit
andere onderzoeken hebt, is het goed om die bij de adviezen en de conclusies te trekken.
Onderzoekstechnische kennis: Het is belangrijk dat je als onderzoeker suggesties doet
voor verder onderzoek.
Wanneer het om een toetsend onderzoek gaat en de onderzoeker vindt geen bevestiging van
hetgeen hij verwacht, is het belangrijk dat er wordt ingegaan op mogelijke oorzaken van dit
onverwachte resultaat: de theorie of de verwachting klopt niet, het kan ook zijn dat het
onderzoek tekort schiet. Ook kan het zijn dat de instrumenten niet de veronderstelde kenmerken
meten. Vooral sociale wenselijkheid kan soms een grote verstorende werking op een meting
hebben. Tot slot kan het zijn dat er door een selecte steekproef een vertekend beeld is ontstaan
(door bijv. alleen positieve mensen reageren in een onderzoek).
Het is altijd goed om in de discussie het onderzoek goed te evalueren. Dit kan waardevolle
informatie voor toekomstig onderzoek opleveren. Een conclusie en discussie moet van de
beantwoording van de onderzoeksvraag naar de bredere bespreking van de betekenis van de
uitkomst van het onderzoek gaan.
Samenvatting
5
,Een samenvatting staat meestal aan het begin van een artikel of rapport en is een halve pagina
lang. Alle aspecten van het onderzoek moeten in de samenvatting aan bod komen. In een
samenvatting worden geen literatuurverwijzingen gebruikt, maar wel kunnen er in een
samenvatting getallen staan (zoals een gemiddelde). Soms worden er ook specifieke
samenvattingen gemaakt voor aparte lezersgroepen. Er is dan een aparte paragraaf met
aanbevelingen. In en zogenoemde managementsamenvatting ligt het accent op adviezen of
beslispunten die uit het rapport naar voren komen.
Bijlagen
Bijlagen bevatten informatie die is opgenomen omdat ze specifiek of uitgebreid zijn voor een
verslag. Ook bevatten bijlagen vaak instrumenten (vragenlijst/grote tabellen en grafieken.
Bijlage moeten genummerd zijn en worden opgenomen in de inhoudsopgave.
Literatuurlijst
Alle in de tekst genoemde literatuur moet in de literatuurlijst voorkomen. Speciale aandacht
krijgen verwijzingen naar websites. Soms wordt ook wel eens literatuur gebruikt die niet direct in
de tekst genoemd wordt, deze literatuur wordt meestal vermeld onder een apart kopje, met
bijvoorbeeld de titel overige geraadpleegde bronnen.
Week 2 Opzet van onderzoek
1.5 Beschrijvend-, explorerend- of toetsend onderzoek?
Het karakter van onderzoeksvragen kan heel verschillend zijn. We maken een onderscheid
tussen:
Beschrijvend onderzoek
Bij kwantitatief beschrijvend onderzoek gaat het meestal om frequentievragen. Je wilt
bijvoorbeeld weten hoe vaak studenten RSI-problemen hebben. Je kunt dan tellen bij hoeveel
studenten van het totaal aantal studenten er in meerdere of mindere mate sprake is geweest
van problemen. Een tabel, een cirkel- of een staafdiagram of een histogram is vaak het
onderzoeksresultaat. Het feit dat er bijvoorbeeld in een tabel staat dat 70% studenten last
hebben van klachten zegt iets over de ernst en de omvang van het probleem, maar niet zoveel
onder de inhoud en de betekenis van het probleem. De betekenis kun je het best onderzoeken
met een kwalitatieve casestudie. Je kunt een aantal diepte-interviews met een paar studenten
houden. De verhalen van deze studenten moeten een goed beeld geven van de inhoud en de
betekenis van de problematiek, iets dat je in een tabel moeilijk kunt laten zien.
Explorerend/verkennend onderzoek
Verkennend onderzoek: Als je wilt ontdekken wat de oorzaak is van de RSI-klachten, doe je
explorerend onderzoek. Als je helemaal geen idee hebt over de oorzaken van de RSI-klachten, is
het verstandig om te starten met een kwalitatief verkennend onderzoek. Je kunt bijvoorbeeld
observeren in computerleerzalen. Aanvullend kun je open interviews houden met studenten. Het
resultaat van een dergelijk verkennend kwalitatief onderzoek kan een theorie zijn die een
mogelijke verklaring vormt voor het ontstaan van deze klachten. Uit het materiaal dat je
verzamelt, doe je een idee op en vervolgens ga je na of de theorie klopt. Op deze manier ga je
door tot je een passende verklaring of theorie gevonden te hebben.
Explorerend onderzoek: Bij een kwantitatief explorerend onderzoek moet je van tevoren
uiteraard al ideeën hebben over mogelijk beïnvloedende factoren. Je stelt immers gerichte
vragen. Bij een gestructureerde enquête over RSI-problemen liggen de vragen al vast. Je hebt al
enig idee van de relevante factoren voor het ontstaan van het probleem.
6
, Je moet een vragen- of observatielijst maken. Na het verzamelen van alle gegevens, onderzoek
je met statistische technieken of je verbanden en/of verschillen ontdekt en vooral hoe sterk die
verbanden en hoe groot de verschillen zijn. Het is niet mogelijk halverwege het onderzoek je
vragen te veranderen. Dit kan wel bij kwalitatief onderzoek.
Verklarend/toetsend onderzoek
Wanneer je een idee hebt en je wilt weten of dat klopt, dan spreken we van toetsend onderzoek.
Stel dat je op basis van het kwalitatieve vooronderzoek in het warenhuis tot de conclusie bent
gekomen dat er vaak geklaagd wordt over de managers op afdelingen waar de omzet relatief
laag is. De onderzoeker heeft de indruk dat er op dat soort afdelingen autoritair leiding wordt
gegeven en de medewerkers vaak niet bij het beleid betrokken worden. Daardoor is de
betrokkenheid ook minder groot. Je kan een theorie maken van een onderzoek, je kan ook
bestaande theorieën gebruiken (deze is al eerder uitgevoerd en getoetst). De onderzoeker toetst
dan of die theorie ook geldt voor de situatie die hij onderzoekt.
Een theorie mondt altijd uit in een verwachting Een hypothese. In je onderzoek toets je die
hypothese. Als je in je onderzoek steun vindt voor je hypothese, is de veronderstelling dat de
theorie klopt.
Evaluatieonderzoek
Dit is een bijzondere vorm van onderzoek. Je evalueert of je het gewenste effect hebt bereikt. Dit
doe je ook bij voorlichtingsonderzoek. Het is een vorm van toetsend onderzoek. (kwantitatief)
Kwalitatief toetsend onderzoek
Dit komt nauwelijks voor.
2.1 Wat is een onderzoeksontwerp?
Nadat je hebt vastgesteld wat je wilt weten, je onderzoeksvraag, moet je gaan vaststellen hoe je
dat gaat onderzoeken, je moet dan een onderzoeksontwerp maken. In dat onderzoeksontwerp
moet je drie vragen beantwoorden:
1. Welke vorm van onderzoek kies je?
2. Welke eenheid kies je: populatie of steekproef?
3. Hoe meet je de kenmerken?
Welke vorm van onderzoek kies je?
In het geval als je wilt onderzoeken wat de invloed van iets heeft (massamedia) op iets anders
(tienermeisjes) moet je een kwantitatief experiment opzetten. In dat experiment confronteer je
tienermeisjes telkens met verschillende media (bladen, tv en internet) en ga je na wat het effect
op hun zelfbeeld is.
Je kunt ook een survey gebruiken. Het doel van een survey is het verzamelen van informatie
over onderzoekseenheden. De meeste enquêtes (bijvoorbeeld over klanttevredenheid) zijn
surveys. Het is afhankelijk van je onderzoeksvraag voor welke vorm van onderzoek, ook welk
design genoemd, je kiest.
Welke eenheid kies je: populatie of steekproef?
In een voorbeeld van een artikel met een onderzoek naar de invloed van media op 15/16-jarige
meisjes in het algemeen, hebben ze maar elf meisjes geïnterviewd. Kun je op basis van de
resultaten van 11 meisjes, waarbij niet duidelijk is hoe ze geselecteerd zijn, een algemene
uitspraak doen? Nee, op basis van zo’n kleine en zeer selecte steekproef is dit niet mogelijk.
Hoe meet je de kenmerken?
7