Hoofdstuk 1:
Het bedrijf als technisch systeem
1. Informatiestromen: Stromen die nodig zijn om goederen of diensten te kunnen produceren
en op de markt te brengen.
Verkooporder: Deze verkooporder doet een informatiestroom op gang brengen, die ervoor
moet zorgen dat de bestelling in productie wordt genomen.
Productieorder: De informatie die wordt gegevens tijdens de bestelling.
Inkooporder: De informatie die ervoor zorgt dat de grondstoffen op voorraad zijn.
2. Goederenstromen en transformatieprocessen: Bestaan uit alles wat getransformeerd wordt
tot een product of dienst.
Factoren die een rol spelen:
Arbeid: Personele capaciteit die nodig is om het transformatieproces en de daaruit
voortvloeiende producten of diensten te kunnen leveren.
Natuur: Alle grondstoffen en materialen die nodig zijn voor de transformatie.
Kapitaal: De machines die gebruikt worden bij transformatie.
De goederenstroom loopt vanaf de inkoopmarkt naar de afzetmarkt/verkoopmarkt. De
totale productiecapaciteit van een bedrijf wordt begrens door de hoeveelheid arbeid,
materialen of kapitaal die aanwezig is binnen het bedrijf. Trajecten bij de goederenstroom:
Materials management: Stroom van goederen van leverancier tot en met de opslag van
de gerede producten in het bedrijf.
Fysieke distributie: Het traject dat de gerede producten afleggen naar de klant.
Tijdens het transformatieproces worden goederen en informatie bewerkt tot producten
en/of diensten (bereiden van maaltijden, maken van kozijnen en het bouwen van huizen).
3. Geldstromen: Het heen en weer gaan van hoeveelheden geld.
Ruilmiddel: Voor producten of diensten.
Operationele geldstroom: Geld dat nodig is om goederen te bekostigen.
Financiele geldstroom: Geld dat geleend of geinvesteerd wordt om het bedrijf te kunnen
runnen en op te zetten bij tijdelijke tekorten.
Rekenmiddel: Prijzen voor inkopen betalen.
Oppotmiddel: Om koopkracht van het heden naar de toekomst over te hevelen.
Het bedrijf als financieel-economisch systeem:
Een bedrijf kan als een verlengstuk van de eigenaar worden benaderd. De eigenaar of eigenaren
trachten met het bedrijf een inkomen te verwerven. In deze situatie is er sprake van het bezitsmodel.
In de financiële zin bestaat het eigendom van een bedrijf uit 2 elementen:
1. De bezittingen (zoals grond, gebouwen, machines en voorraden)
2. De schulden (zoals bankleningen en leverancierskrediet)
Het saldo van deze twee elementen is het eigen vermogen van het bedrijf.
Periodiek bepaalt de eigenaar zijn inkomen. Daartoe berekent hij de toename van het eigen
vermogen over de beschouwde periode. Indien de eigenaar in de tussenliggende periode geen
privestortingen of onttrekkingen heeft verricht, is deze toename van het eigen vermogen te
beschouwen als het economische resultaat (ook wel het bedrijfsresultaat) van het bedrijf over deze
periode.
Bij grote ondernemingen zoals Philips is het eigendom in de handen van de aandeelhouders, die met
hun aandelen een winstinkomen proberen te verwerven. De belangen van deze aandeelhouders
worden meegenomen in de aansturing van de onderneming. Het bestuurt vertaalt deze belangen in
concrete doelen voor de onderneming. Deze doelen kunnen soms negatief uitpakken voor de
,werknemers, bijvoorbeeld als het gaat om de afslanking van het bedrijf ten behoeve van een beter
financieel resultaat voor de aandeelhouders.
Het bedrijf als sociaal-politiek systeem
Een bedrijf is te beschouwen als een sociaal systeem waarin mensen een samenwerkingsverband
aangaan, om bepaalde doelen te verwezenlijken. Die doelen hoeven niet voor iedereen dezelfde te
zijn, maar op bepaalde punten moet er wel een overeenstemming zijn.
Medewerkers brengen hun tijd, energie en capaciteiten en willen daarvoor iets ontvangen. De
organisatie heeft belang bij goede en betrouwbare medewerkers en wil daarvoor iets geven. Er is in
dit opzichte sprake van een ruilrelatie en van wederzijdse afhankelijkheid. Aantrekkelijke
opbrengsten kunnen zowel een materieel aspect hebben in termen van salaris, als een immaterieel
aspect, in termen van goede contacten, werkzekerheid, zelfstandigheid, status en waardering.
Wederzijdse afhankelijkheid is niet volledig. Medewerkers kunnen het bedrijf verlaten als de ruil hen
niet meer bevalt of als zij ergens anders meer opbrengsten verwachten. Organisaties kunnen mensen
ontslaan als de bijdragen van die werknemers niet meer aan de eisen voldoen of als de organisaties
moeten inkrimpen. In beide situaties is er sprake van een kosten-batenafweging.
Het besturen van een organisatie vereist van het management dat het op de een of andere manier
alle groepen voldoende tevreden stelt en voor langere tijd aan zich weet te binden. Het bedrijf is te
beschouwen als een conglomeraat van partijen die deels verschillende en deels dezelfde belangen
hebben. Vanuit dit standpunt gezien, is een organisatie op te vatten als een sociaal politiek systeem.
Een sociaal systeem omdat het gaat om mensen die een samenwerkingsverband aangaan.
Een politiek systeem omdat alle groepen invloed willen uitoefenen op de besluiten die in het bedrijf
genomen worden. Groepen hebben er belang bij dat die besluiten gunstig voor hen uitvallen.
Omdat een partij in haar eentje meestal onvoldoende macht heeft, moet zij coalities aangaan met
andere groepen om invloed uit te kunnen oefenen.
Het bedrijf als open systeem
Een systeem bestaat uit een verzameling elementen en hun onderlinge relaties. Zo kan iemand de
organisatie als systeem nemen en de afdelingen als elementen.
Systemen functioneren in een omgeving. Is een afdeling een systeem, dan vormen de andere
afdelingen in de organisatie de omgeving.
De omgeving van een systeem bestaat uit alles wat zich buiten het systeem bevindt, maar waar het
systeem wel mee verbonden is.
De scheiding tussen het systeem en de omgeving noemen we de systeemgrens.
Er bestaan open systemen en gesloten systemen:
Gesloten systeem: kan het functioneren van het systeem verklaard worden uit alles wat er zich
binnen het systeem afspeelt, zonder invloed van buitenaf.
Open systeem: is het gedrag van dit systeem alleen te begrijpen als de invloed van de omgeving in
beschouwing wordt meegenomen.
Bedrijven zijn open systemen onderhouden relaties met omgeving (leveranciers, klanten)
Open systeem sprake van invoer, doorvoer (transformatie) en uitvoer. Om te kunnen produceren
heeft een systeem (afdeling, bedrijf) invoer nodig van bijvoorbeeld informatie en materialen (kennis,
grondstoffen, energie, mensen enz.). Die informatie en materialen worden vervolgens
getransformeerd tot producten of diensten en daarna uitgevoerd naar de afnemers.
,Bij open systemen is er sprake van feedback, ook wel terugkoppeling genoemd. De uitvoer van het
systeem en de reacties die dat oplevert, geeft informatie over de werking van het systeem.
De hoeveelheid verkochte goederen op de markt en de inkomsten die de verkoop oplevert, vormen
voor het bedrijf de feedback. Zijn die inkomsten voldoende, dan is er sprake van positieve feedback
en kan het bedrijf op dezelfde wijze blijven functioneren.
Zijn die inkomsten onvoldoende, dan is er sprake van negatieve feedback en moet het bedrijf zoeken
naar een betere manier van functioneren.
Het bedrijf en zijn omgeving
De omgeving van organisaties kan worden verdeeld in 2 categorieën:
Transactionele omgeving: Deze wordt gevormd door partijen (mensen, instanties) met wie
het bedrijf regelmatig contact heeft, waardoor het bedrijf op een directe manier wordt
beïnvloedt en beïnvloed wordt. Tot de transactionele omgeving behoren bijvoorbeeld de
leveranciers, de klanten, de kapitaalverschaffers en de eigen brancheorganisatie.
Contextuele omgeving: Deze bestaat uit ontwikkelingen in de omgeving, die wel van invloed
zijn op het bedrijf, maar waarop het zelf meestal geen invloed kan uitoefenen. In de
contextuele omgeving gaat het om ontwikkelingen op het gebied van economie, politiek,
wetenschap en technologie, de arbeidsmarkt etc.
Soorten organisaties:
Profit-organisaties zijn voor hun inkomsten direct afhankelijk van de afnemers, omdat die
afnemers voor producten of diensten kunnen kiezen van een andere organisatie.
Non-profitorganisaties zijn voor hun inkomsten niet afhankelijk van hun afnemers, omdat
deze niet betalen en vaak ook niet kunnen kiezen voor een andere organisatie voor de
betreffende producten of diensten. Ze halen hun inkomsten bijvoorbeeld uit donoren. De
overheid is een donor van veel non-profitorganisaties.
Een donor is iemand/instantie die middelen verstrekt zonder dat hij of zij de gebruiker van de
producten of diensten is.
Besturen
Goed functionerende bedrijven ontstaan niet vanzelf. Besturen vereist 3 samenhangende
activiteiten:
1. Doelen vaststellen: Deze besturingsactiviteit is gericht op het vaststellen van wat het
management met de organisaties wil bereiken en de manier waarop dat gebeurt.
2. Inrichten: Bij deze besturingsactiviteit wordt bepaald op welke manier de organisatie de
werkzaamheden verricht en welke middelen zijn nodig.
3. Beheersen: Deze activiteit richt zich op de uitvoering van de dagelijkse werkzaamheden.
Ondersteunen
Bestuurders kunnen zich bij het bepalen van de strategie en van de inrichting van de organisatie en
bij de besturing laten ondersteunen door specialisten. Dit maakt een deel uit van de ondersteunende
processen.
, Hoofdstuk 2
Niveaus van besturing
Besturing is nodig om doelgericht en doelmatig te kunnen werken. We beschrijven 3 niveaus waarop
besturing plaatsvindt:
1. Besturing op strategisch niveau
2. Besturing op tactisch niveau
3. Besturing op operationeel niveau
Besturing op strategisch niveau
Besturing op strategisch niveau heeft betrekking op het formuleren van de doelstellingen van het
bedrijf en de wijze waarop het management die doelstelling denkt te bereiken: de strategie. Het gaat
hierbij meestal om de langere termijn. De top van de organisatie neemt meestal de beslissingen.
Het management moet bij het kiezen van een strategie rekening houden met o.a. arbeidsmarkt,
concurrentie, leveranciers, ontwikkelingen, afhankelijke partijen, omgeving etc.
Besturing op tactisch niveau
Besturing op tactisch niveau gaat het ten eerste om de inrichting van de organisatorische activiteiten
die voortvloeien uit de strategische doelen van het bedrijf. Voorbeeld is de lay-out van een fabriek of
een kantoor.
Bij tactische besturing gaat het ten tweede om de planning van capaciteit. Deze planning omvat de
vaststelling van de aard en de omvang van de benodigde productiemiddelen (machines, middelen en
mensen)
Ten derde moet een bedrijf de beheersingsstructuur vaststellen. Dit houdt in dat het een keuze
maakt voor de manier waarop de werkzaamheden gestuurd en bijgestuurd worden. Het gaat hierbij
om de verdeling van verantwoordelijkheden en bevoegdheden.
Inrichten en beheersen vereisen dat afspraken zijn gemaakt over de volgende zaken:
Verdelen van werkzaamheden in taken en functies
Samenvoegen van taken en functies in organisatorische eenheden (afdelingen, diensten,
groepen)
Toekennen van bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan medewerkers en
leidinggevenden
Afspraken maken over de te behalen resultaten van medewerkers en organisatorische
eenheden
Bepalen van de manier waarop en door wie die resultaten gemeten worden
Bepalen of bijsturing en/of herplanning nodig is
Om een goede afstemming van activiteiten te creëren, wordt de organisatie opgedeeld in
organisatorische eenheden. Aan de hoofden van die eenheden worden vervolgens bevoegdheden
met verantwoordelijkheden toegekend. Periodiek maken de managers aan de top vervolgens
afspraken met de hoofden van de diverse organisatorische eenheden. Deze afspraken kunnen bijv. in
een contract of een budget worden vastgesteld.
Als in de afspraken is opgenomen welke resultaten een afdeling dient te behalen, is er sprake van
sturing op resultaten.
Budget= De weergave in geld van een overeenkomst tussen een budgetgever (het topmanagement)
en een budgethouder (bijvoorbeeld een afdelingshoofd), waarin de budgethouder zich gedurende
een bepaalde periode verplicht tot het (doen) verrichten van de overeengekomen werkzaamheden
en de budgetgever tot het beschikbaar stellen van de middelen.