Bijna v0lledig complete oefenvragen en uitwerkingen van de colleges van het vak JCF1, executierecht en burgerlijk procesrecht van blok 4 jaar 2 aan de Hanzehogeschool.
Onderwerpen:
Materieel en formeel burgerlijk recht
Bronnen burgerlijk procesrecht (wet- en regelgeving)
Functies en algemene uitgangspunten
Deelnemers civiele procedure
Gerechtelijke instanties
Vragen en opdrachten
Vraag 1
Welke drie functies heeft het burgerlijk procesrecht en wat houden deze in? Probeer
andere voorbeelden te bedenken bij de functies dan in het boek worden beschreven.
- Het handhaven en beïnvloeden van materiële burgerlijke rechten en plichten;
- Het voorkomen van een gerechtelijke procedure;
- Het voorkomen van eigenrichting.
Vraag 2
Wat is geen rechtsbron van het burgerlijk procesrecht?
a. EEX-Verordening (EEX-Vo)
b. EG-Bewijsverordening
c. EG-Betekeningsverordening
d. Verordening (EU) 2018/644
Vraag 3
Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is opgebouwd uit “boeken”. Geef aan
uit welke artikelen de betreffende boeken bestaan (het eerste artikel en laatste
artikel) en (kort) wat er in elk boek wordt geregeld.
1. De wijze van procederen voor de rechtbanken, de gerechtshoven en de Hoge
Raad (art 1 Rv – art 429 Rv)
2. Van de gerechtelijke tenuitvoerlegging van vonnissen, beschikkingen en
authentieke akten (art 430 Rv – art 616 Rv)
3. Van rechtspleging van onderscheiden aard (art 621 Rv – art 1019dd Rv)
4. Arbitrage (art 1020 Rv – art 1077 Algemene slotbepaling Rv)
,Vraag 4
Beschrijf ook wat er in de Wet RO is geregeld en hoe deze wet is opgebouwd.
Hierin is opgenomen hoe de rechterlijke macht in Nederland is georganiseerd. Hierin
zijn onder meer de organisatie, de taken en de bevoegdheden van de rechtbanken,
gerechtshoven en de Hoge Raad vastgelegd.
Vraag 5
Welke belangrijke begrippen, regels of beginselen uit het burgerlijk procesrecht kun
je vinden in de volgende artikelen? Geef bij elk artikel aan over welke regel of begrip
dit gaat. Geef ook aan wat de regel of het begrip inhoudt.
A. Art. 18 GW Art. 17 GW Art. 112 GW Art. 6 EVRM Art. 13 EVRM
Eenieder heeft recht op een juridische bijstand in een procedure.
B. Art. 27 lid 1 Rv
‘De zitting is openbaar. De rechter kan evenwel gehele of gedeeltelijke behandeling met
gesloten deuren of slechts met toelating van bepaalde personen bevelen’
C. Art. 19 Rv
‘Recht op gehoor. Beginsel van hoor en wederhoor’
D. Art. 1 GW, 117 GW, Art. 6 EVRM
Iedereen wordt gelijk behandeld en hebben dan ook allemaal recht op een eerlijk proces (fair
trial).
E. Art. 6 EVRM
‘Recht op een eerlijk proces’
F. Art. 20 lid 1 en 2 Rv Art. 6 EVRM Art. 30 Rv Art. 230 lid 1e Rv
Behalve dat de uitspraak openbaar moet zijn, moet de rechter zijn uitspraak motiveren. Dit
wordt ook wel met redenen omkleed genoemd. De uitspraak moet de grondslagen bevatten
voor de beslissing en de argumenten waarop de rechter zijn beslissing heeft gebaseerd.
G. Art. 27 Rv, Art. 29 Rv
Zittingen moeten in beginsel openbaar plaatsvinden. Ook moet de uitspraak in het openbaar
plaatsvinden.
H. Art. 23 Rv jo. Art. 26 Rv
De rechter mag niet weigeren om recht te spreken, partijen hebben recht op een beslissing.
I. Art. 25 Rv
‘De rechter vult ambtshalve de rechtsgronden aan.’
J. Art. 24 Rv
‘Onderzoek en beslissing alleen op grond van de gestelde feiten’
Vraag 6
Welke van de onderstaande beschrijvingen over de lijdelijkheid van de rechter is
juist?
a. De lijdelijkheid van de rechter brengt mee dat partijen bepalen welke rechtsregels
in hun betreffende rechtsbetrekking van toepassing zijn.
, b. De lijdelijkheid van de rechter brengt mee dat de aard en omvang van het geding
niet door hem, maar door partijen wordt bepaald.
c. De lijdelijkheid van de rechter brengt mee dat partijen de termijnen binnen de
procedure kunnen bepalen.
d. De lijdelijkheid van de rechter brengt mee dat hij te allen tijde getuigen moet
horen.
Vraag 7
Hoeveel gerechten worden er in Nederland in het burgerlijk procesrecht
onderscheiden en waar is dit geregeld? Noem deze gerechten en geef de
hiërarchie/rangorde tussen de gerechten in Nederland weer.
Er zijn 3 gerechten, aldus artikel 2 Wet RO. De hiërarchie is: Hoge Raad –>
Gerechtshof –> Rechtbank.
Vraag 8
Geef van de volgende handelingen aan door welke deelnemer(s) aan het burgerlijk
procesrecht deze handeling wordt verricht:
a Het schrijven van een pleidooi dat tijdens de zitting mondeling wordt toegelicht.
Advocaat
b Het leggen van conservatoir beslag op een auto.
Gerechtsdeurwaarder
c Het ten uitvoer leggen van uitspraken van de rechter.
Griffier
d Het opmaken van een proces-verbaal van de terechtzitting.
Grifffier
e Het ‘doen’ van een uitspraak.
De rechter
f Het ontslaan van een rechter.
Hoge Raad
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper frankahuizing. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.