Samenvatting Taal & didactiek: Spelling
Huizenga (2020). 6e druk.
Samenvatting van hoofdstuk 1, 2 & 3
Spelling H1:
Taal wordt nu overgebracht door te schrijven en het gebruik van het alfabet. De eerste methode was
om woorden te tekenen: pictografisch schriftsysteem. Pictogrammen worden nog steeds gebruikt,
bijvoorbeeld in het verkeer. Hierdoor wordt een moeilijke boodschap makkelijk uitgelegd.
Pictogrammen helpen ook om de stap naar het lezen minder moeilijk te maken. Pictogram verwijst
naar een gesproken woord, waardoor dat woord daarna veel makkelijker uitgesproken kan worden
met letters. Pictogrammen zijn goed voor concrete zaken, maar niet voor de abstracte dingen.
Hiervoor dient een logografisch schriftsysteem. Eén afbeelding hoort bij één woord. Elk woord krijgt
een symbool. Dit wordt bijv. in China gebruikt. Feniciërs zijn begonnen met een woord te ontleden
tot klanken. Dit leidde tot het alfabet. Zij hebben alleen medeklinkers tot het alfabet gerekend. De
Grieken hebben dit met de klinkers uitgebreid. Dit is het alfabetisch schriftsysteem. Er is niet voor
iedere spraakklank een ander teken. Bijv. in het woord beer, klinkt de ee als een ee en i tegelijk. We
hebben niet voor alle spraakklanken een ander teken, alleen voor de woorden die een andere
betekenis hebben. Als bir ook iets zou zijn, dan had het een ander teken moeten zijn.
Spraakklank = foneem. Het wordt een foneem genoemd als het een betekenisverschil oplevert. Bijv.
bij de woorden ‘beer’ en ‘keer’, dit zijn twee verschillende betekenissen, waardoor de ‘b’ en ‘k’
fonemen zijn. Kan ook bij ‘beek’ en ‘been’ dan zijn de ‘k’ en ‘n’ fonemen. De schriftelijke weergave
van een foneem = grafeem. Dus een grafeem is een letter of lettercombinatie. In het Latijnse alfabet
staan 26 letters. In Nederland worden er 34 fonemen gebruikt en 36 grafemen. Ook
lettercombinaties worden gezien als foneem. Bijv. oe en ie. Moer en mier (andere betekenis, dus
foneem). Sommige fonemen zijn 2 grafemen. Bijv. ij kan ij zijn, maar ook ei. En ou kan ou en au zijn.
Sommige fonemen verwijzen naar meerdere letters. Bijv. de klank x = ks en q = kw. De c kan gemist
worden, omdat die ingevuld kan worden door de ‘s’ en ‘k’.
2 problemen:
- Kinderen schrijven vaak wat ze horen, waardoor de schrijfklank wordt geschreven en niet het
foneem.
- Kinderen onthouden de combinatie van 2 grafemen niet snel, waardoor er peos wordt
geschrijven ipv poes.
Eén foneem kent verschillende grafemen. Bijv. de u, die kan op 5 verschillende manier geschreven
worden. Je hoort in elk woord de ‘u’, maar het wordt in elk woord met een andere letter(combinatie)
geschreven. De grafemen: lelijk, put, een, de, aardig. Ook in één woord kan een foneem met
meerdere grafemen aangegeven woorden. In het woord gelukkig. Hoor je drie keer het foneem /u/
en wordt het 3x anders geschreven, dus drie grafemen.
Voordelen van dit schrift: Veel minder tekens om te leren (34 ipv 40.000 in het Chinees). Dus het is
ook eenvoudig om de woorden te spellen. Als je de regel onder de knie hebt is een nieuw woord
gemakkelijk te schrijven.
Kortom: Foneem is hoe het uitgesproken wordt en grafeem is hoe de klank geschreven er staat.
Grafeem e u = anders dan hoe het uitgesproken wordt, namelijk eu in het woord deur. Het
foneem /e/ kan op één manier geschreven worden, zodat je wel dezelfde klank hoort. Het
foneem /u/ kan op 5 verschillende manier geschreven woorden, je gebruikt voor deze 5 manieren,
dus ook 5 grafemen.
Fonologisch principe: elk foneem wordt ondersteund door één grafeem. Een woord wordt gespeld
hoe het ook uitgesproken en gehoord wordt. Dit zijn klankzuivere woorden. Bijv. kat, vaas, bak.
Hond, vazen, bakken zijn niet klankzuivere woorden, want als je dat hoort wordt het anders
uitgesproken dan dat het geschreven wordt. Hont, vaazun, bakun.
Morfologisch principe: Er wordt niet uitgegaan van de klank, maar van de vorm van het woord.
Morfemen zijn kleine stukjes in een woord. Bij onwijs heb je on – wijs. On is een ontkenning en wijs is
heel slim. Dit is een vrij morfeem. Het is pas een morfeem als het een betekenis meebrengt. Bijv.
, tafeltje, dan is tafel – tje. Omdat tje aan geeft dat het een kleine tafel is. Ta – fel kan niet, omdat ta
niks is. Gebonden morfemen: Voorvoegsels en achtervoegsels.
Regel van gelijkvormigheid: Je schrijft een woord of voor- en achtervoegsel op een bepaalde manier
omdat het zo altijd wordt geschreven. In het woord kastje hoor je de t niet, maar die wordt wel
geschreven omdat het om het woord kast gaat. Deze regel treedt vooral op bij klanken die aan het
eind van het woord anders uitgesproken worden dan midden in het woord (hond = met een, omdat
je honden hebt). Dus de ‘d’ wordt aan het eind van het woord anders uitgesproken dan midden in
het woord. En de regel komt voor bij een klank die in de uitspraak wegvalt (kastje) of verandert door
de klank ernaast. Deze regel wordt niet altijd toegepast, bijvoorbeeld bij huis niet, omdat het dan
huiz wordt en een woord mag nooit eindigen op een z of v.
Regel van de overeenkomst: Als woorden op dezelfde manier zijn gevormd, worden ze ook op
dezelfde manier geschreven. Hij vindt wordt met dt geschreven, omdat hij werkt ook met een t
erachter is. Uitzondering: hij zett kan niet, omdat er geen dubbele medeklinker op het einde voor
mag komen.
Verschil tussen deze twee regels: in beide regels vergelijk je, maar bij gelijkvormigheid vergelijk je
met hetzelfde morfeem en bij overeenkomst vergelijk je met een geheel ander woord.
Syllabische principe: Een syllabe is een klankgroep (gedeelte van een woord) zonder betekenis
(morfeem heeft altijd betekenis). Een klankgroep wordt uit zichzelf gevormd als er langzaam wordt
gepraat of geschreeuwd. Woorden die vallen in één groep bijv. /loo/ /pun/ is een klankstuk of
syllaben. Een lettergreep kan verdeeld worden als de spelling juist is. Bak – ker. En bij een klankgroep
is het /ba/ /kur/.
2 regels:
- Verenkelingsregels: Eindigt een klankstuk op een lange klank, dan schrijf je een korte klank.
Ramen = /raa/ men. Raa is een lange klank, dus wordt de a kort geschreven.
- Verdubbelingsregels: Eindigt een klankstuk op een korte klank, dan schrijf je de medeklinker
daarna dubbel. /du/ bbol/. De ‘u’ is een korte klank, dus schrijf je de ‘b’ 2x.
Uitzondering: Woorden die eindigen op /ee/ wordt ook geschreven als /ee/. Mee en zee. Dit
voorkomt verwarring met me en ze.
Etymologisch principe: De herkomst is bepalend voor hoe het woord geschreven wordt. Bijvoorbeeld
leenwoorden. De schrijfwijze is overgenomen uit de taal van herkomst.
Veel mensen vinden dat de Nederlandse taal gemakkelijker gemaakt moet worden en dat er
fonologisch geschreven moet worden. Voor- en tegenargumenten hebben te maken met:
Leerbaarheid van spelling. Voorstanders denken dat fonologisch spellen gemakkelijk aan te
leren is. Dat valt vies tegen. De meeste fouten worden in de verenkelings- en
verdubbelingsregel gemaakt. Dit wordt door vereenvoudigde spelling niet weggenomen.
Bruikbaarheid van spelling: Het is gemakkelijker als een woord altijd op dezelfde manier
geschreven wordt. Dit scheelt tijd voor een lezer. Woorden die nu hetzelfde uitgesproken
worden en anders geschreven, worden bij een vereenvoudiging ook hetzelfde geschreven
(homografen = woorden met dezelfde schrijfwijze). Dit zorgt voor verwarring. Ook kan de
betekenis verdraaid worden. Bij een krantenkop Politie bedreigd gaat het erom dat de politie
bedreigd is door iemand anders. Als er Politie bedreigt staat geeft het aan dat de politie zelf
mensen heeft bedreigd.
Sociale aanvaardbaarheid van spelling: Het kost heel veel geld om alles maar goed te keuren,
omdat alle (school)boeken aangepast zouden moeten worden. Ook is er vanuit veel mensen
emotionele weerstand.
Spelling H2: