Materieel strafrecht samenvatting
Week 1
Hoofdstuk 4 De eigen aard van de strafrechtelijke rechtshandhaving
III Normen, rechtsregels en hun verband
Normen
Normen een regel omtrent gedrag (gedragsnorm of gedragsregel. drukt uit hoe iets
moet, in de zin van hoe iets hoort.
Rechtsregels
Rechtsregels regels die samen een systeem vormen en die omgekeerd tot dat systeem
behoren.
De sociale normen omtrent gedrag dat van burgers in de maatschappij wordt verwacht,
kunnen op 2 verschillende wijzen de status van rechtsnorm verkrijgen:
- Erkenning doordat het recht de norm opschrijft.
- Erkenning doordat het recht aan gedrag in strijd met de norm consequenties verbindt.
Normhandhaving is een algemeen verschijnsel, in elk sociaal verband. Die normhandhaving
kan de vorm krijgen van positieve reacties bij naleving v/d norm, of van een negatieve,
afkeurende reactie bij normschending.
Positieve reactie, niet in de wet geregeld bijv. een complimentje
Positieve reactie, wel in de wet geregeld bijv. een koninklijke onderscheiding
Negatie reactie, niet in de wet geregeld iemand wordt met de nek aangekeken
omdat hij zijn voortuintje verwaarloosd.
Negatieve reactie, wel in de wet geregeld bijv. iemand wordt ontslagen op grond
van het BW.
Het strafrecht richt zich primair op het regelen van de negatieve sanctie, vanwege het gedrag
in strijd met de norm.
IV Wat is het typische aan de strafrechtelijke reactie?
In geval van norm overtredend gedrag reageert het strafrecht met een straf
leedtoevoeging.
V Straffen gebeurt met het oog op handhaving van de norm
Strafrecht is d.m.v. leedtoevoeging een norm om te handhaven.
Aanwijzen van gedrag dat in strijd is met de norm
Bestraffing van dat gedrag
Doel normconform gedrag afdwingen.
VI Zowel materieel strafrecht als formeel strafrecht is handhavingsrecht, gericht op
het afdwingen van nonconform gedrag
Materieel strafrecht draagt bij aan het normhandhavend karakter door vast te leggen
welk gedrag strafbaar is en wat de sanctie kan zijn als het gedrag toch wordt begaan.
Formeel strafrecht draagt bij aan het normhandhavend karakter doordat het de
procedure regelt waarbinnen in voorkomende gevallen daadwerkelijk gestraft kan worden.
IX Strafrechtstheorieën
Vergelding de straf wordt gerechtvaardigd door het gepleegde onrecht: de straf is
verdiend door het plegen van een delict.
,Welke theorieën rechtvaardigen straf en bestraffing?
In straf als leedtoevoeging ligt de oudste grondslag voor straf besloten=>
vergelding. Straf is verdiend door het plegen van het delict. Straf mag niet zwaarder
zijn dan de ernst van het delict en de schuld van de dader. Met het uitzitten van de
straf is het delict vergolden.
Andere theoretici betoogden dat vergelding de grondslag is voor de straf, maar dat er
vervolgens (positieve) strafdoelen dienden te worden geformuleerd die als positief doel en
binnen de grenzen van de vergelding ook tot de theoretische rechtvaardiging van de straf
behoren en die de inhoud van de straf mede kunnen en moeten bepalen=> afschrikking.
De generale preventie rechtvaardigt de straf vanwege haar doel. In deze theorie
wordt er gestraft omdat de straf nodig is ter voorkoming van criminaliteit. De dreiging
en het daadwerkelijk bestraffen schrikken af en voorkomen criminaliteit.
De speciale preventie acht de straf gerechtvaardigd als deze erop is gericht te
voorkomen dat de gestrafte burger opnieuw strafbare feiten zal begaan. Deze
theorie meent dat straffen pas dan gerechtvaardigd is als de inhoud ervan bestaat in
activiteiten die de gestrafte burger kunnen helpen niet te recidiveren.
In deze tijd bestaat het besef dat vergelding, generale en speciale preventie in onderling
verband moeten worden beschouwd. Bijv. gevangenisstraf=> vergelding, maar ook generale
preventie, maar ook speciale preventie vanwege resocialisatieprogramma.
Het strafstelsel moet eigenlijk ook bijdragen aan een zekere genoegdoening aan het slo art.
36f Sr. Daarnaast is het zo dat bij de wijze waarop tegenwoordig een gevangenisstraf wordt
opgelegd, het tegengaan van verdere recidive na detentie voorop staat=> preventie
Het strafrecht is gericht op het bevorderen van normconform gedrag. Het is gericht op
rechtshandhaving. Het is daarmee gericht op een effect in de maatschappij. Door toepassing
van de rechtshandhaving gaan mensen zich eerder en beter aan de regels houden.
Onderzoeken naar de effecten van het strafrecht op de criminaliteit moet wel onderzocht
worden. Bijv. onderzoek naar snelrecht, onderzoek naar detentievormen icm recidive etc.
Mediation in het strafrecht krijgt steeds meer een rol van betekenis. Art. 51h Sv. Slo
en dader hebben na misdaad het terecht om gezamenlijk tot een schikking te komen
waarmee de zaak volledig is afgedaan ofwel waarmee de rechter rekening houdt in
zijn vonnis.
Veiligheid voor de samenleving is het uitgangspunt van preventie- recht, en niet straf,
vergelding of afschrikking door sanctie.
Preventierecht betekent evenals strafrecht uitsluiting van criminelen uit de samenleving,
echter wel met daaraan verbonden een recht op heropvoeding en educatie, en een recht op
succes-afhankelijke vrijlating. Preventierecht betekent een realistischer en rechtvaardiger
rechts- systeem voor alle betrokken partijen, waarbij veiligheid voor de samenleving het
uitgangspunt vormt in een nieuwe, en meer humane rechtsorde. Bijvoorbeeld TBO-
wetsvoorstel.
XII Het strafrechtelijk systeem als instrument van overheidspolitiek
Overheid kan kiezen voor de inzet van het strafrechtelijk systeem van rechtshandhaving ter
zake van bepaalde normen. Het strafrecht kan optreden, dit is niet verplicht.
XIII De andere karakteristiek van het strafrecht: rechtsbescherming
Rechtshandhaving de rechten voor de verdachte vast leggen.
Aspecten van strafrechtelijke rechtshandhaving:
Het strafrecht reageert op overtreding van een materiële norm, voor zover die norm
door het expliciet maken van de reactie in het recht is erkend.
Die reactie bestaat uit het opleggen van een straf, dat is het toevoegen van leed.
Die straf, dat leed, wordt om geen andere reden opgelegd dan de leedtoevoeging
omdat tegen de norm is gezondigd.
, De overheid bepaalt in welke gevallen er zo een straf kan volgen, welk gedrag
strafbaar wordt gesteld.
De reactie, de straf, wordt vanwege de overheid opgelegd en kan desnoods tegen de
wil van de burger met de nodige rechtsmiddelen worden doorgezet.
De concrete strafoplegging kan alleen plaats vinden binnen een door de wet
geregelde procedure voor de rechter. Daarin zit een stuk rechtsbescherming voor de
burger: niet de overheid, maar de daarvan onafhankelijke rechter is degene die
beslist over de in concreto op te leggen straf; die rechter is daarbij op zijn beurt weer
aan een in de wet geregelde procedure gebonden.
Maar tot die procedure behoort, met name in het opsporingsonderzoek, weer de
mogelijkheid voor de overheid om inbreuken te maken op fundamentele rechten van
burgers welke maatregelen ook alweer desnoods met geweld tegen de wil van de
burger kunnen worden doorgezet.
Goede rechtshandhaving rechtvaardige rechtshandhaving
Rechtsbescherming tegen de overheid:
Art. 16, 89 lid 2, 107, 114, 121 GW
5, 6, 8, 10 EVRM
XIII.6 Legaliteit en codificatie
Overheid mag alleen handelen op basis van de wet legaliteitsbeginsel
Art. 1 Sr herhaald in art. 16 GW jo. 7 EVRM
Legaliteitsbeginsel het strafrecht moet in wetten staan, maar moet ook systematisch bij
elkaar geplaatst worden in wetboeken art. 107 GW.
Hoofdstuk 5 Rechtsbescherming door legaliteit en codificatie
V Het legaliteitsbeginsel in het materiële strafrecht: de strafbaarstelling
V.1 De elementen van art. 1 Sr verkend
Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een … wettelijke strafbepaling
Dit artikel is gericht tot de wetgever, de rechter en de burger.
Verbod van analogische interpretatie
Alleen de wet mag een bepaald handelen strafbaar stellen, de bewoordingen en de
bedoeling van de wetgever is bepalend. De rechter mag niet een wetsartikel met een eigen
interpretatie bekijken.
Strafbaar
De straf moet ook door een wettelijke bepaling bepaald zijn art. 7 lid 1 EVRM.
Daaraan voorafgegane
Verbod van terugwerkende kracht.
Als de overheid tot zo een leedtoevoeging wil overgaan, en daarmee de burger zijn gedrag
verwijt, dan kan dat alleen maar als de burger op dat moment van het handelen heeft
kunnen weten dat hij met dat handelen het risico loopt van een straf.
Art. 1 lid 2 Sr als uitzondering
Lid 2: Bij verandering in de wetgeving na het tijdstip waarop het feit begaan is, worden de
voor de verdachte gunstigste bepalingen toegepast.
Als de wet na het tijdstip waarop het delict is begaan wijzigt, zelfs op die essentiële
onderdelen van strafbaarstelling en strafbedreiging, dan wordt de gunstigste bepaling
voor de verdachte toegepast.