Samenvatting Communicatie Handboek 5e druk
Hoofdstuk 1
Grote ontwikkelingen in communicatie vak:
- Van offline naar online door internet gaat communicatie veel sneller,
laagdrempelig, big data, meningen geven, interactie
- Transparantie alles wat een organisatie doet is zichtbaar (door social media),
eerlijk zijn en doen wat je belooft
- Geïntegreerde communicatie corporate communicatie (beeldvorming van
organisatie) in combinatie met interne communicatie (tussen medewerkers) en
marketingcommunicatie (verkoop en sales)
- Emotiemaatschappij groepsbeïnvloeding, niet rationeel
- Duurzaamheid mvo, duurzame missie en visie
- Netwerkmaatschappij horizontalere hiërarchie, interacties organiseren
- Accountability als communicatieprofessional neem je verantwoording, maar leg je
ook verantwoording af aan je organisatie, meetbaar maken van het rendement van
communicatie
Twee situaties van de plaats van communicatie in een organisatie:
1. Communicatie als staffunctie betrokken bij corporate strategie en branding,
inhoudelijke gesprekspartner van de directie, valt rechtstreeks onder de directie en
rapporteer hieraan, adviserende functie, binnen alle onderdelen in de organisatie
ingezet
2. Communicatie als lijnfunctie interne en externe verspreider van boodschappen
van het management, facilitair, productie van brochures, websites, events, valt
onder een bepaalde dienst of sector in de organisatie, instrument, uitvoerend
Beroepsniveauprofielen beschrijven het werkterrein en verantwoordelijkheden van een
communicatieprofessional:
Analyseren, Adviseren, Integreren, Creëren, Begeleiden, Organiseren
Hoofdstuk 2
Klassieke communicatiemodel = communicatie is een proces dat begint bij een zender Z die
iets wil overdragen. Hij heeft een boodschap B die hij via een medium M wil sturen naar een
ontvanger O.
4 aspecten van een boodschap:
- Zakelijk aspect (informatie en feiten)
- Expressief aspect (mening en emotie)
- Relationeel aspect (verhouding zender en ontvanger)
- Appellerend aspect (beroep tot actie)
Encoderen = omzetten van gedachten in woorden en beelden
Decoderen = omzetten van woorden en beelden in gedachten
Terugkoppeling = reactie op feedback
,Ruis = factoren die communicatie(proces) verstoren, interne ruis is storing binnen directe
communicatie, externe ruis is storing buiten directe communicatie
Redundantie = overtollige informatie, bevat geen nieuws voor ontvanger
Referentiekader = geheel van gewoontes, regels, normen en waarden van de persoon die
communiceert
Metacommunicatie = communicatie over communicatie, praten over hoe de communicatie
verloopt
De ontvanger van communicatie is in de werkelijkheid niet passief, omdat hij een
persoonlijke interpretatie en betekenis van de boodschap heeft.
De ontvanger krijgt meer macht door onlineontwikkelingen, keuze uit veel media
Communicatie is een proces van tweerichtingsverkeer waarbij de interactie essentieel is.
Communicatiemodaliteit = een communicatiewijze die zich onderscheidt van andere vormen
van communicatie, bijvoorbeeld voorlichting, PR, reclame of propaganda:
Voorlichting = bewust gegeven hulp bij menings- en besluitvorming middels communicatie
PR = stelselmatig bevorderen van wederzijds begrip tussen organisatie en doelgroep
Reclame = overtuigende informatie over merken of organisaties middels betaalde ruimtes
Propaganda = gericht op anderen overtuigen van ideeën
Bij interpersoonlijke communicatie bevindt een beperkt aantal mensen zich in elkaars
nabijheid, zoals telefoneren en chatten. Hierbij kan men inspelen op de specifieke situatie.
Bij massacommunicatie wordt niemand uitgesloten van het ontvangen van een boodschap.
Massacommunicatie is openbare en voor iedereen toegankelijke communicatie via
bijvoorbeeld radio of televisie.
Mensen kunnen op verschillende manieren beïnvloed worden via communicatie:
- Emotie komt voor ratio
- Kijken naar anderen
- Geef wat en je krijgt iets terug
- Belonen werkt beter dan straffen
- Maak van grote beslissingen kleine stapjes
- Maak contact voor een dialoog
- Creëer schaarste voor waardevermeerdering
Invloed van massacommunicatie:
1. Stimulus-respons oftewel injectienaaldtheorie Ontvanger is passief en neemt
klakkeloos over wat de media voorschotelen (injecteren).
2. Two step flow mensen laten zich meer door elkaar sturen dan door de media,
bijvoorbeeld via opinieleiders die vervolgens intermediair zijn tussen zender en
doelgroep
3. Uses and gratifications actieve rol van ontvanger die zelf bepaalt welke media
hij/zij gebruikt, wanneer hij/zij dit doet en welke boodschappen hij/zij wil ontvangen,
mensen gebruiken media (use) om achterliggende behoeftes te bevredigen (gratify)
a. Broadcasting = beperkt aantal zenders wil grote groep bereiken
b. Narrowcasting = op maat gesneden informatie aangepast op individu
, 4. Agendasetting massamedia bepalen niet wát we denken, maar wel waaróver
5. Netwerkmodellen leden communiceren met elkaar en beïnvloeden elkaar,
aanbevelingen van vrienden of user generated content
Selectieve perceptie = je ziet wat je wil zien, wat jouw kennis bevestigt
Selectieve blootstelling = ontvanger kiest uit totale aanbod de informatie die hem aanstaat
Selectieve retentie = niet alle informatie die een individu waarneemt en opslaat in het
geheugen is op een later tijdstip voor verwerking beschikbaar
Framing = inkaderen, bepaalde zaken buiten beeld houden om een raamwerk te vormen,
bijvoorbeeld asielzoekers
Labeling = het inkleuren van een issue door naamgeving en woordgebruik, bijvoorbeeld
groene stroom
Hoofdstuk 4
Communicatieaanpak moet altijd gekoppeld zijn aan een organisatievraag. Wat is deze en
wat wordt er al gedaan om het op te lossen? Daarna moet pas gekeken worden naar wat de
communicatie kan bijdragen aan de oplossing.
PDCA-cyclus Deming:
- Plan kijk naar huidige en gewenste situatie en ontwerp een strategie + doelen
- Do voer de geplande acties uit
- Check meet het resultaat van de acties en vergelijk deze met oorspronkelijke
situatie en het gestelde doel
- Act stel bij aan de hand van de resultaten
Communicatie Canvas:
- Organisatie- & communicatievraag - Wat is de vraag? Hoe kan communicatie
bijdragen aan oplossing?
- Interne analyse - Wat zijn missie en visie, structuur en cultuur van de organisatie?
- Externe analyse - Welke trends en
ontwikkelingen zijn er? Wie zijn
concurrentie?
- Stakeholders/doelgroepen - Welke
invloed hebben betrokkenen? Welke
segmentatie wordt toegepast?
- Positionering - Wat maakt ons
onderscheidend?
- Strategie - Wat gaan we wanneer, hoe en
met wie communiceren?
- Propositie - Wat is onze belofte? Wat zijn
daar bewijzen voor?
- Concept - Welk idee is bepalend voor alle
uitingen in tekst en beeld?
- Middelen - Welke gaan we gebruiken? Hoe versterken ze elkaar?
- Content - Wat zijn onze thema’s en welke kanalen gebruiken we voor interactie?
- Tijd - Wanneer en hoe vaak gaan we communiceren?
- Budget - Welk budget hebben we tot onze beschikking?