De grondslag van het vermogens- en ondernemingsrecht, vermogensrecht, deel 1
Hoofdstuk 1 Enige grondbeginselen
Paragraaf 1 Rechtsregels
Regels zijn rechtsregels als zij zodanig worden erkend en door rechters en andere
autoriteiten worden toegepast en afgedwongen. Men noemt zulke regels ‘juridisch
relevant’ en ‘rechtens afdwingbaar’.
Andere regels zijn regels van moraal en fatsoen.
Rechtsregels kunnen worden onderscheiden in:
1. Publiekrechtelijke en privaatrechtelijke rechtsregels;
2. Dwingende rechtsregels en regels van aanvullend of regelend recht;
3. Materieel recht en formeel recht;
4. Objectief recht en subjectief recht.
Publiekrecht en privaatrecht
Het publiekrecht regelt de verhouding tussen overheid en burger en de organisatie van
de verschillende overheidsorganen. Tot publiekrecht wordt gerekend:
Staatsrecht;
Bestuursrecht;
Strafrecht;
Belastingrecht.
Het privaatrecht geeft regels die de onderlinge verhoudingen van mensen betreffen. Aan
de regels van het privaatrecht kan iemand rechten ontlenen, die hij tegenover iemand
anders kan handhaven. Het privaatrecht omvat het burgerlijk recht:
Personen- en familierecht;
Vermogensrecht;
Ondernemingsrecht.
Dwingend en aanvullend recht
Dwingend recht betekent dat men niet van de rechtsregels mag afwijken. Sanctie:
nietigheid.
Aanvullend of regelend recht: slechts een toepassing voor zover partijen zelf geen
regeling hebben getroffen.
Materieel of formeel recht
Materieel recht zegt iets over de inhoud van rechtsregels.
Formeel recht (procesrecht) geeft aan hoe de regels van het materiële recht worden
gehandhaafd.
Objectief en subjectief recht
Objectief recht is het geheel van geldende rechtsregels in Nederland. Het beschrijft
bevoegdheden waar mensen recht op kunnen hebben.
Subjectief recht is een persoonlijk recht dat voortvloeit uit een objectief recht.
Paragraaf 2 Rechtsbronnen
Rechtsregel ontstaan uit rechtsbronnen. Deze zijn bronnen zijn te vinden in:
1. De wet;
2. Internationale regelingen (verdragen);
3. Jurisprudentie (rechtspraak): geheel van rechtelijke uitspraken, rechters zijn
bevoegd geschillen met betrekking tot burgerlijke rechten en schuldvorderingen te
beslissen en strafbare feiten te berechten. Rechters zijn daarin onafhankelijk;
4. Gewoonterecht: wordt door de mensen zelf ontwikkeld. Mensen ontwikkelen
bepaalde gedragspatronen en ze gaan elkaar hier ook aan houden. Het moet
lange tijd in een bepaalde kring gevolgd zijn en er moet door dat gebruik
gedurende lange tijd de overtuiging zijn ontstaan dat men zich overeenkomstig
deze regel moet gedragen.
1
, De grondslag van het vermogens- en ondernemingsrecht, vermogensrecht, deel 1
5. Ongeschreven recht: redelijk en billijkheid en algemene beginselen van behoorlijk
bestuur.
Rechtsregels die in wetten staan, kunnen op twee manieren worden onderscheiden:
1. Naar inhoud;
2. Naar de wijze van totstandkoming.
Ad. 1 Rechtsregels onderscheiden naar inhoud
Wettelijke regels die iedereen in Nederland na moet komen, noemen we wetten in
materiële zin. Kunnen door regering zonder S.G. worden gemaakt of minister etc.
Ad. 2 Rechtsregels onderscheiden naar wijze van totstandkoming
Een wet is een wet in formele zin als hij tot stand is gekomen door samenwerking van
regering en Staten-Generaal.
De meeste wetten in formele zin zijn tevens wetten in materiële zin.
Je hebt ook situaties, zoals bijvoorbeeld met een vergunning, die niet algemeen
verbindend is, zijn geldt slechts in één geval. Dit noemt men een beschikking.
Er is een rangorde binnen de diverse regelingen, die als volgt wordt bepaald:
Hogere regelingen gaan boven lagere regelingen;
Jongere regelingen gaan altijd voor oudere regelingen;
Regelingen die voor een bijzonder geval gegeven zijn, gaan vóór de algemene
bepalingen.
Paragraaf 3 Burgerlijk wetboek
Personen- en familierecht en rechtspersonen (Boek 1 en 2)
Een rechtssubject is een persoon die rechten en plichten kan hebben, dus rechtsbevoegd
is. We onderscheiden twee personen of rechtssubjecten, te weten:
Natuurlijke personen: gewoon mensen.
Rechtspersonen (privaatrechtelijke): NV, BV, V&ST, coöperatie en OWM.
Publiekrechtelijke rechtspersonen: Staat der Nederlanden, provincies, gemeenten
en waterschappen.
Rechtspersonen zijn dragers van rechten en plichten. Dit noemt men ook wel
rechtsbevoegd.
Natuurlijke rechtspersonen: rechtsbevoegd.
Rechtspersonen: instelling waaraan rechtsbevoegdheid is toegekend.
Vermogensrecht (boek 3 t/m 8)
Vermogen is het geheel van op geld waardeerbare rechten en plichten of, anders gezegd,
de bezittingen en schulden van een bepaald persoon.
Goederen kunnen stoffelijk zijn – materieel/tastbaar – of niet.
Zijn goederen stoffelijk, dan spreekt men van zaken (voorbeelden: huis, auto of boeken).
Zijn goederen niet-stoffelijk, dan spreekt de wet van vermogensrechten (voorbeelden:
recht op een huis of auto of koopsom).
Opbouw van het Burgerlijk Wetboek
Getrapte opbouw: eerst algemene regels, vervolgens meer bijzondere.
Schakelbepalingen: verklaren een aantal rechtsregels van het BW die ook buiten
het vermogensrecht passen.
2
, De grondslag van het vermogens- en ondernemingsrecht, vermogensrecht, deel 1
Hoofdstuk 5 Rechtshandeling algemeen
Paragraaf 1 Het begrip ‘rechtshandeling’
Een rechtshandeling is een handeling van een rechtssubject die het rechtsgevolg heeft
dat de bedoeling was van het handelende rechtssubject en dat ook erkend is door recht.
Beide partijen moeten het rechtsgevolg hebben gewild.
Niet alleen moet het rechtsgevolg beoogd zijn, de rechtshandeling/overeenkomst moet
ook passen binnen het kader dat het recht daarvoor heeft geschapen. Er ontstaan
namelijk alleen rechtsgevolgen uit de door de partijen gesloten rechtshandeling als die
rechtsgevolgen door het recht zijn erkend.
Eenzijdige rechtshandeling
Bij een eenzijdige rechtshandeling kan de wil van één persoon het rechtsgevolg in het
leven roepen (bijvoorbeeld een testament op laten maken).
Eenzijdige rechtshandelingen zijn te verdelen in:
1. Eenzijdige ongerichte rechtshandelingen: niet specifiek gericht tot een bepaald
persoon.
2. Eenzijdige gerichte rechtshandelingen: wel specifiek gericht tot een bepaald
persoon.
Meerzijdige rechtshandeling
Voor de totstandkoming van een meerzijdige rechtshandeling is de wil van twee of meer
rechtssubjecten nodig om het door hen beoogde rechtsgevolg te doen intreden
(bijvoorbeeld een overeenkomst).
Een verbintenisscheppende overeenkomst is een meerzijdige rechtshandeling die gericht
is op het scheppen van verbintenis(sen). Het is een verplichting die opeisbaar is.
Men aanvaardt door het tot stand brengen van een overeenkomst de rechten en plichten
die voor hen uit de verbintenis voortvloeien, omdat hun wil hierop gericht is.
De verbintenis scheppende overeenkomst wordt onderverdeeld in:
1. De wederkerige overeenkomst: er ontstaan 2 verbintenissen. De contractpartijen
worden over en weer schuldeiser en schuldenaar van de tot stand gekomen
verbintenissen.
2. Eenzijdige overeenkomst: als rechtsgevolg van een overeenkomst ontstaat slechts
één verbintenis. Er staat dan maar één schuldeiser tegenover één schuldenaar.
Paragraaf 2 Totstandkoming van een rechtshandeling
Vereisten totstandkoming van een rechtshandeling:
1. Een handelingsbekwaam rechtssubject (art. 3.32 lid 1): het kunnen verrichten
van onaantastbare rechtshandelingen. Natuurlijke personen en rechtspersonen op
het gebied van vermogensrecht (art. 2.5)
2. Op een rechtsgevolg gerichte wil (art. 3.33): subjectieve wil.
3. Een verklaring waarin de op een rechtsgevolg gerichte wil is geopenbaard (art.
3.33): de verklaring is de uiting van de wil.
Men kan op grond van het vertrouwensbeginsel (art. 3.35), ervan uitgaan dat datgene
wat de ander verklaarde, overeenkomstig de zin die daaraan in de gegeven
omstandigheden mocht worden toegekend, in overeenstemming is met datgene wat hij
wilde.
Degene die de verklaring in ontvangst neemt heeft onderzoeksplicht: hij moet soms
onderzoeken of de ander daadwerkelijk wil wat hij verklaart. Laat hij dit na, dan kan hij
geen beroep meer doen op het vertrouwensbeginsel.
3