Maatschappijleer - SE - Hoofdstuk 4
Paragraaf 1
Pluriforme samenleving = Een samenleving waarin mensen met verschillende levensstijlen
en culturen naast elkaar leven.
Cultuur = Iets wat je van huis meekrijgt of van anderen leert.
↳ Waarden: de opvattingen over wat goed en juist is en daarom moeten worden
nagestreefd.
↳ Normen: de opvattingen over hoe je je (op grond van bepaalde waarden) behoort
te gedragen.
↳ Materiëel: het ‘uiterlijk’ van een cultuur.
Allochtoon = Iemand die tenminste één ouder heeft die in het buitenland is geboren. De
mensen die zelf migreren noem je eerstegeneratieallochtonen; hun kinderen noem je
tweedegeneratieallochtonen.
Autochtoon = Iemand wiens ouders (en hijzelf ook) hier geboren en getogen zijn.
Sociale cohesie = Onderlinge verbondenheid; samenhang in een groep of samenleving,
doordat mensen een wij-gevoel met elkaar delen en allerlei sociale banden met elkaar
hebben (gedeelde kenmerken zijn hiervoor belangrijk).
Dominante cultuur
↳ “Deze wordt vooral bepaald door de (op politiek, sociaaleconomisch en cultureel gebied)
meest invloedrijke bovenlaag van de samenleving. De massa volgt daarbij meestal de elite,
maar het gebeurt ook dat de elite cultuurelementen overneemt van lagere sociale groepen.
De typisch Nederlandse vrije ideeën over bijvoorbeeld abortus, leefden aanvankelijk bij een
kleine bovenlaag, maar zijn nu gemeengoed onder brede lagen van de bevolking.” [1]
Ideële dimensie gekenmerkt door de Nederlandse cultuur is vooral individuele vrijheid en
tolerantie. Er is ook meer aandacht voor mensen die nog zorg nodig hebben dan andersom.
Er is een kleine machtsafstand en veel overleg.
Subculturen
↳ “Groepen die duidelijk een andere levenswijze en die zichzelf ook als ‘anders’ zien. Soms
maakt dit een belangrijk deel uit van het leven van mensen en is de vrijheid van ieder
individu klein, echter kan het ook een vrij kleine rol spelen in het leven van de betrokkene.” [1]
( Als deze erg afwijken en zich verzetten tegen de regels van de dominante cultuur noem je
ze tegenculturen. )
,Wij-cultuur
↳ “Iedereen heeft hier een vaste positie in de groep, waarnaar hij of zij zich moet gedragen
om respect te krijgen. Als leden de regels in het openbaar overtreden wordt de eer van de
groep geschonden. Er is veel sociale controle om dit te voorkomen en niet veel tolerantie
voor het onbekende, onzekere en (zelf)kritiek. Er is meer aandacht voor het verleden en
tradities dan voor de toekomst.” [1] (e.g. streng protestanten, orthodox katholieken, moslims)
Ik-cultuur
↳ “Iedereen maakt zelf uit hoe hij of zij wil leven. Er zijn veel lichte gemeenschappen waar
mensen deel van uitmaken en waar ze zich, afhankelijk van individuele voorkeur, tijdelijk of
langdurig mee bemoeien.” [1] (Dominante cultuur in Nederland)
De meest mensen zijn op een manier betrokken bij een dominante cultuur / subcultuur.
Wij-groep → Een groep mensen bij wie je je thuisvoelt.
Zij-groep → Groepen waar je niet veel binding mee hebt.
Waarom vindt men het belangrijk een wij-gevoel te hebben bij een bepaalde groep?
1. “Je identiteit wordt voor een groot deel bepaald door de cultuur van de groepen
waarvan je lid bent. Onder identiteit verstaan we het beeld dat je van jezelf hebt en
dat je uitdraagt, en hoe anderen dat beeld beleven. Op die manier geef je betekenis
aan het leven, waardoor je dit aankunt.” [1]
2. “De cultuur van de groep maakt het mogelijk dat mensen elkaar begrijpen en geen
vreemden zijn. Gemeenschappelijke regels maken samenleven mogelijk.” [1]
3. “Met een wij-groep laten mensen vaak zien met welke sociale status ze (willen)
hebben. Bijvoorbeeld vriendinnen die bij merkzaken naar binnengaan.” [1]
Nationale identiteit
↳ Burgers hebben een gemeenschappelijk beeld van hun land, net als anderen.
Natiestaat
↳ “Een land met een eigen bevolking die een gemeenschappelijke cultuur heeft” (1813 in NL,
Koninkrijk der Nederlanden werd uitgeroepen, door centralisering, betere wegen etc.). [1]
Aanvankelijk was de binding nog het sterkst met de leden van de eigen groep of ‘zuil’: je had
een socialistische, liberale, roomskatholieke en katholieke zuil. Elke had een eigen kerk,
krant, school etc. Bij vacatures was het gewoon aan te geven welke religie de nieuwe
werknemer moest hebben.
Vanaf de jaren ‘60 van de vorige eeuw deden zich 3 belangrijke ontwikkelingen voor
waardoor NL nu worstelt met zijn nationale identiteit:
- Als reactie op WWll werd nationale trots in verband gebracht met vreemdelingenhaat
en oorlog. Hier kwam de ontzuiling van de samenleving bij.
- “Door de ontkerkelijking, de toename van welvaart en mobiliteit, de opkomst van de
tv, betere scholing en emancipatie kwame een proces van individualisering op
gang, waarbij de binding met ‘zware gemeenschappen’ zoals de eigen zuil
verzwakte. Tot slot was er de opkomst van internet en de globalisering van de
samenleving.” [1]
, - Nederland werd sterk beïnvloed door internationale ontwikkelingen.
Bedrijven wierven buitenlandse werknemers en investeerden in verre landen.
Nederlanders gingen naar het buitenland. De McDonnald’s, kebab etc. drongen door.
De EU en het internationale bedrijfsleven ging zich in toenemende mate met
Nederland bemoeien waardoor onze soevereiniteit kleiner werd.
“Een samenleving kan niet zonder enige mate van sociale cohesie. Nederlandse politici
staan daarom voor de uitdaging om bij geïndividualiseerde burgers, die leven in vele
verschillende subculturen, het ontstaan van een nieuwe nationale wij-groep te bevorderen.
Andere groepen, landen of de EU mogen daarbij echter niet tot zij-groep gedegradeerd
worden.” [1]
Paragraaf 2
Nature/nurture-debat = Debat over de vraag in hoeverre het menselijk gedrag bepaald
wordt door aangeleerde, sociale factoren (nurture), en in hoeverre door erfelijke en
biologische factoren (nature). (wordt naar gekeken bij rechtzaken)
Je persoonlijke identiteit is voor een groot deel ook een sociale identiteit.
↳ Socialisatie = Cultuuroverdracht: het proces waarin iemand de waarden, normen en
andere kenmerken van de groep aangeleerd krijgt en eigen maakt (beïnvloedt).
↓
1. Imitatie
↳ Een van de leerprocessen van socialisatie. Je doet anderen na, zonder dat je daar
veel over nadenkt. Je weet niet beter en denkt dat het zo hoort.
2. Sociale controle (andere manier socialisatie) = Leden van de groep letten erop dat
mensen zich gedragen zoals van hen verwacht wordt; gewenst gedrag wordt
beloond (goede cijfers, geld etc.) en ongewenst bedrag wordt gestraft.
3. Identificatie
↳ Mensen vereenzelvigen zich graag met iemand die ze bewonderen of met een
groep waartoe ze graag willen behoren.
4. Experimenteren
↳ Dingen uitproberen; doorgaan als het werkt en anders weer stoppen.
--- --- --- --- --- --- --- --- --- --- --- --- ---
5. Acculturatie
↳ Als je in contact komt met een cultuur die vreemd is, moet je de normen en
waarden daarvan expliciet aanleren.
6. Enculturatie
↳ Als je vanaf je geboorte in een bepaalde groep opgroeit en de cultuur van die groep
met de ‘paplepel’ ingegoten krijgt. Je ervaart de cultuur van thuis, school etc. dan
meestal als een logisch geheel.
7. Explicietie socialisatie
↳ Op schrift gestelde regels of mondeling gegeven regels (op school, iedereen gelijk)
8. Impliciete socialisatie
↳ Niet zo duidelijk en vindt onbewust plaats (tegenovergestelde van expliciet),
bijvoorbeeld meisjes met poppen laten spelen en jongens met auto’s.