Toetsmatrijs
Sociale psychologie
Soorten groepen en belang ervan
Rigter (Basisboek psychologie, p. 418)
Een groep is een verzameling van twee of meer personen die met elkaar omgaan. Dit kan
zijn omdat zij zich met elkaar identificeren of omdat zij een gezamenlijk doel hebben.
Soorten groepen:
1. Primaire groep
Is een groep waarbinnen de leden persoonlijke en duurzame relaties met elkaar
onderhouden. Sleutelbegrippen zijn: intimiteit, grote emotionele betrokkenheid,
interactie met de gehele persoon, weinig strikt geregelde interacties.
Het gezin is de meest bekende primaire groep en kent meerdere vormen.
- Kerngezin: 2 ouders met kinderen
- Eenoudergezin: 1 ouder met kinderen
- Polygamie: als iemand (meestal een man) met meerdere partners tegelijk trouwt.
- Polyandrie: als een vrouw meerdere mannen heeft.
2. Secundaire groep
Een secundaire groep is een groep waarvan de leden formele, instrumentele
(doelgerichte) relaties met elkaar onderhouden. Sleutelbegrippen zijn: efficiëntie,
minder persoonlijke of onpersoonlijke relaties, geen of weinig intimiteit, nastreven van
praktische doelen.
3. Open groep
Laat nieuwe leden toe, in tegenstelling tot een gesloten groep.
4. Gesloten groep
5. Referentiegroep
Heeft een grote invloed op de houdingen, gedragingen, gevoelens van een lid van
deze groep en op personen die zich met die groep vergelijken of erbij willen horen.
6. Lidmaatschapsgroep
Bij een lidmaatschapsgroep staat je naam ergens genoteerd op een lijstje. Eventueel
betaal je een bijdrage. De groep heeft weinig invloed op je dagelijks leven.
Belang van groepen:
Mensen zijn geneigd om de leden van de groep waartoe zij behoren te bevoorrechten en hen
leuker en aardiger te vinden dan ‘onbekenden’ (in-groep/wij-groep vs. uit-groep/zij-groep).
Kenmerkend aan een groep is dat de leden interactie met elkaar aangaan en van elkaar
afhankelijk zijn om doelstellingen te verwezenlijken.
Een groep van twee mensen heet in de psychologie een dyade.
Sociale identiteit is het besef bij iemand dat hij tot een bepaalde groep behoort.
Principes in de samenwerking die gelden bij aanwezigheid van anderen
Belemmerende sociaal psychologische effecten
Groepsprocessen in en tussen groepen
, Systeemdenken
Uitgangspunten van systeemdenken en systemische hulpverlening (blz. 12/13)
Systeemdenken is een wetenschappelijke benadering die in haar verklaringen probeert de
kijk op het geheel te behouden. ‘
Systemische hulpverlening systeembenadering: (psychotherapie en gezinstherapie) men
kijkt naar het gezin als geheel om problemen en probleemgedrag te kunnen analyseren en
verbeteren.
Systeemtherapie: overkoepelende term voor alle methodieken en strategieën die gebruikt
worden in de begeleiding en behandeling van gezinnen alle stromingen.
- Context is essentieel: Zonder context hebben woorden en daden geen enkele
betekenis. Het is essentieel, maar ook een ruim begrip. Het kan een plaats,
gebeurtenis, situatie, geschiedenis, maar ook cultuur, etniciteit religie of
temperament zijn. Iedere context creëert een andere betekenis.
- Denken in samenhangen
Systemische hulpverleners denken in verbanden en wisselwerkingen. Ze
vertrekken daarbij van het idee dat uitingen, gedrag en relaties gekenmerkt
worden door wederkerigheid> circulaire beïnvloedingspatronen. De
systemische aanname is dat menselijke gedragingen, gevoelens en of ervaringen
nooit gereduceerd kunnen worden tot een oorzaak. Hulpverleners proberen
hierbij ook het denken in oorzaak-gevolg relaties te vermijden . Levende
systemen zijn nooit gesloten maar altijd open. Open systemen hebben geen
vastomlijnde grenzen, zijn veranderlijk en staan in complexe relatie met de
buitenwereld. Circulariteit hangt samen met het begrip
equifinaliteit: verschillende oorzaken kunnen leiden tot eenzelfde eindresultaat
en doelen en eindsituaties kunnen op vele wijzen bereikt worden. Denken in
samenhangen en in vele beïnvloedingsprocessen waarvan de effecten nooit
helemaal gekend kunnen zijn, beïnvloedt de houding van de hulpverlener.
- Het verschil tussen intentie en effect:
- Gericht op feedback: Letten op effecten hangt nauw samen met recursiviteit:
gedrag geeft altijd info en lokt nieuw gedrag uit. Actie-reactie cirkel>
feedbackloop/terugkoppelingslus
- Het belang van relatie en interactie: Systemische hulpverlening gaat over
interacties en relaties. Het uitgangspunt is dat het functioneren van mensen
begrepen kan worden door wat zich tussen mensen afspeelt. Niet intrapsychisch
maar interpersoonlijk gericht: Gedragingen, emoties en betekenisgeving van
individuen ontwikkelen zich in relaties.
Interpunctie. Mensen leggen een beginpunt, een oorzaak, van hun eigen
handelen bij gedrag van de ander (lineaire sequentie in een circulair proces). Als
deze ordening is gemaakt, wordt dit het kader van nieuwe info, zodat de
interpunctie steeds wordt bevestigd.
- Verhalen doen ertoe: mensen begrijpen zichzelf en de wereld in de vorm van
verhalen over zichzelf en elkaar, zij worden beïnvloed door de kleine en grote
narratieven die er in de samenleving ronde doen.
- Meerstemmigheid: meerstemmigheid of polyfonie betekent dat de hulpverlener
doordrongen is van het idee dat wat mensen vertellen en niet vertellen,
verbonden kan worden met een diversiteit aan contexten. Het betekent ook
verschillen in het vizier krijgen. Stemmen kunnen harmonieus zijn of met elkaar in
conflict zijn, en sommige stemmen zijn luider dan andere. Meerstemmigheid kan
, spanning veroorzaken. Ook in een individu kunnen veel stemmen klinken, luid of
minder luid, harmonieus en conflictueus. Er is altijd een innerlijk dialoog.
De hulpverleningsattitude die met meerstemmigheid samenhangt is die van
meervoudige partijdigheid of meervoudige inleving: een systemische
hulpverlener moet zich kunne inleven in vele stemmen die klinken in een persoon
en kunnen spreken met meerdere mensen tegelijk.
- Aandacht voor processen en verandering:
- Een focus op steunbronnen en veerkracht
- Hulpverlening als co-constructie
Systeemtheoretische begrippen
1. Cybernetica:
theorie uit 1960, de wetenschap die zich bezighoudt met automatische
terugkoppelingsprocessen. Gedachte was dat menselijke systemen streven naar het
behoud van evenwicht. Dat evenwicht zou, net als bij mechanische systemen, in
stand worden gehouden door terugkoppeling (feedback) van info.
2. Sociaal-constructionisme
constructionisme (filosofische stroming uit jaren negentig) had als uitgangspunt dat
ieder idee, iedere uiting, iedere actie ingebed is in een sociale context en dat alle
realiteit in die zin te zien is als geconstrueerd. Er bestaat niet één waarheid, er zijn
vele werkelijkheden afhankelijk van de ingang die men neemt, de positie/rol die men
bekleedt en de relaties en contexten waarin men zich bevindt.
De leidende gedachte hierin werd dat de hulpverlener geen buitenstaander kan zijn.
3. Dominante discoursen
zijn opvattingen die op een geven moment in een maatschappij overheersen en zo
dominant zijn dat ze andere mogelijke interpretaties als het ware wegdrukken.
Niveaus en aspecten van communicatie o.a. volgens Watzlawick
Verschillende niveaus van systemen (blz. 13)
Individu: de persoon met het probleem, dat (al dan niet) onder invloed van anderen is
ontstaan en in stand wordt gehouden.
Dyadische subsystemen
Het kleinste sociale systeem is dat van twee mensen (moeder-dochter, moeder-vader).
Het gehele gezin als systeem: het derde niveau: er is niet één duidelijke oorzaak van het
probleem, omdat alle gezinsleden eraan bijdragen deze problematiek te versterken en te
behouden.
Het gezin en zijn omgeving als systeem: Ook de omgeving (zoals werk, school, familie) kan
invloed hebben op de problematiek. Hierbij gaat het om de relaties die men heeft met de
buitenwereld.