Medische aansprakelijkheid – samenvatting boek
Hoofdstuk 3: de rechtsverhouding tussen de patiënt en de arts of het ziekenhuis
Het onderwerp van de behandelingsovereenkomst
Art. 7:446 lid 1 BW bepaalt dat de overeenkomst inzake geneeskundige behandeling de overeenkomst
is waarbij een natuurlijke persoon of een rechtspersoon, de hulpverlener, zich in de uitoefening van
een geneeskundig beroep of bedrijf tegenover een ander, de opdrachtgever, verbindt tot het verrichten
van handelingen op het gebied van de geneeskunst, rechtstreeks betrekking hebbende op de persoon
van de opdrachtgever, of van een bepaalde derde.
Wat onder handelingen op het gebied van de geneeskunst wordt verstaan in omschreven in lid 2.
Onder sub b valt te denken aan handelingen met een zuiver cosmetisch oogmerk of aan voorlichting
over zwangerschapspreventie. Onder handelingen op het gebied van de geneeskunst vallen tevens
handelingen op het gebied van de artsenijbereidkunst, zoals het bereiden van geneesmiddelen.
Lid 3 = aanpalende handelingen.
Het vereiste dat de handelingen op het gebied van de geneeskunst rechtstreeks betrekking hebben op
de persoon van de opdrachtgever of van een bepaalde derde (patiënt) brengt met zich dat sprake moet
zijn van individuele gerichtheid; het gaat om een bepaalde, kenbare, patiënt.
De patient
Degene op wiens persoon de handelingen rechtstreeks betrekking hebben wordt aangeduid als de
patiënt, art. 7:446 lid 1 tweede volzin BW. Degene die opdracht geeft tot het verrichten van een
geneeskundige handeling is doorgaans degene op wiens persoon de geneeskundige handeling
betrekking heeft. De opdrachtgever is in dat geval de patiënt.
Patiënten die wilsonbekwaam en/of handelingsonbekwaam zijn, zijn niet zelfstandig bevoegd tot het
aangaan van een behandelingsovereenkomst of niet in staat hun wil daaromtrent te uiten. Zij hebben
daarom doorgaans een (wettelijk) vertegenwoordiger die als opdrachtgever optreedt.
Vertegenwoordiging en zaakwaarneming
Een minderjarige (<16 jaar) is ingevolge at. 1:234 BW niet handelingsbekwaam om een
behandelingsovereenkomst te sluiten. De Zijn wettelijk vertegenwoordigers, meestal de ouders, treden
dan op als feitelijk opdrachtgever.
Een minderjarige wilsonbekwame patiënt ‘of de patiënt al dan niet in staat kan worden geacht tot een
redelijke waardering van zijn belangen ter zake’. (7:465 BW)
Bij afwezigheid van een wettelijk vertegenwoordiger of een persoonlijk gemachtigde kan een
familielid als ‘vertegenwoordiger’ optreden en de overeenkomst sluiten o.g.v. art. 6:198 BW in
samenhang met art. 6:201 BW (zaakwaarneming). Bijv. situatie waarin een meerderjarige persoon als
gevolg van een ongeval bewusteloos of omateus is, maar dringend geneeskundige hulp behoeft -> het
is vaak de partner die dan als zaakwaarnemer optreedt en de behandelingsovereenkomst ten behoeve
van patient sluit. Is familie ook niet aan te wijzen, dan treedt hulpverlener op als zaakwaarnemer.
(Wettelijk) vertegenwoordigers worden geen partij bij de behandelingsovereenkomst, maar sluiten die
in naam van de patient. Ouders die door het letsel of overlijden van hun kind schade lijden, worden,
gezien het ontbreken van een contractuele relatie met de hulpverlener, als ‘derden’ aangemerkt en
hebben doorgaans alleen recht op vergoeding van schade voor zover het ‘verplaatste schade’ als
bedoeld in art. 6:107 BW betreft. Gesloten vergoedingssysteem; het systeem staat aan vergoeding van
door derden geleden schade in de weg voor zover het geen verplaatste schade betreft, zelfs wanneer
rechtstreeks onrechtmatig is gehandeld t.o.v. de ouders.
1
,De hulpverlener
De hulpverlener is de contractuele wederpartij van de patient en gezien de aard van de overeenkomst
als opdrachtnemer te kwalificeren (natuurlijk persoon: arts, verloskundige etc. rechtspersoon:
ziekenhuis, verpleeghuis etc.).
Wie hulpverlener is hangt af van hetgeen de hulpverlener tegenover de patient heeft verklaard en
hetgeen hulpverlener en patient over en weer uit elkaars verklaringen hebben mogen afleiden.
De zelfstandig arts als contractspartij
Eerste vuistregel bij de beantwoording wie als hulpverlener moet worden aangemerkt: een arts wordt
als hulpverlener – en dus contractspartij – beschouwd, indien hij als zelfstandige de praktijk uitoefent,
dus anders dan in (loon)dienst van een (rechts)persoon. Bijv. huisarts met eigen praktijk.
Oefent de arts als zelfstandige zijn beroep uit in een ziekenhuis, dan is de arts evenzeer hulpverlener
als bedoeld in art. 7:446 lid 1 BW en partij bij de behandelingsovereenkomst.
De maatschap zelf wordt niet aangemerkt als hulpverlener. Een maatschap is immers geen
rechtspersoon, maar ingevolge art. 7A:1655 BW een overeenkomst, waarbij twee of meerdere
natuurlijke personen zich verbinden om iets in gemeenschap te brengen, met het oogmerk om het
daaruit ontstane voordeel met elkaar te delen (7:407 lid 2 BW). 7:404 BW: de hulpverlener zal in
beginsel gehouden zijn de geneeskundige behandeling zelf te verrichten en is daarvoor persoonlijk
aansprakelijk. Onder omstandigheden wordt de overeenkomst met de gezamenlijk medisch
specialisten gesloten, dan zijn de maten ingevolge 7:407 lid 2 jo. 6:6 lid 2 BW hoofdelijk
aansprakelijk voor een tekortkoming, tenzij de maat aantoont dat de tekortkoming hem niet kan
worden toegerekend.
Het ziekenhuis als contractspartij
Een tweede vuistregel bij de beantwoording van de vraag wie als hulpverlener moet worden
aangemerkt, is dat in het geval de arts (kenbaar) in loondienst is van een rechtspersoon – doorgaans
een ziekenhuis – niet de arts, maar het ziekenhuis als hulpverlener wordt aangemerkt. De
overeenkomst inzake de geneeskundige behandeling wordt gesloten tussen patient en ziekenhuis. De
arts wordt dan als hulppersoon van het ziekenhuis aangemerkt.
Het feit dat de rechtspersoon contractspartij is, neemt niet weg dat de natuurlijke persoon feitelijk de
verplichtingen uit de geneeskundige behandelingsovereenkomst t.o.v. de patient vervult. De
hulpverlenende rechtspersoon dient er bedacht op te zijn dat haar verantwoordelijkheid zich niet
beperkt tot het eigen handelen, maar tevens ziet op het handelen van de hulpverlenende hulppersoon.
De komst van Medisch Specialistische Bedrijven
Integrale bekostiging: medische specialisten declareren vooraan aan het ziekenhuis en het ziekenhuis
verstuurt de ‘eind’ declaratie aan de zorgverzekeraar of de patient. Gewijzigde ondernemersvormen
er zijn 4 organisatiemodellen (doel = behoud van de zelfstandigheid/ondernemerschap van de medisch
specialist)waarbij de artsen op andere wijze een verband aangaan met het ziekenhuis waarin zij
werkzaam willen zijn:
1. artsen hebben zich verenigd in een medisch specialistisch bedrijf (MSB) in de vorm van een
maatschap (= fiscaal transparant samenwerkingsmodel)
2. artsen hebben zich verenigd in een MSB in de vorm van een coöperatie met uitgesloten
aansprakelijkheid, waarbij de arts zijn onderneming in een bv heeft ingebracht (= fiscaal niet-
transparant samenwerkingsmodel)
3. artsen zijn via een specialistenmaatschap medeaandeelhouder van een ziekenhuis geworden
dat in verband daarmee in een vof is omgezet (= fiscaal transparant participatiemodel)
4. artsen zijn via een specialistencoöperatie medeaandeelhouder van een ziekenhuis geworden
dat in verband daarmee in een bv is omgezet (= fiscaal niet-transparant participatiemodel)
2
, Verschillende contractspartijen
Bij de behandeling van een patient kunnen meerdere behandelingsovereenkomsten worden gesloten:
een overeenkomst met het ziekenhuis ter verpleging en verzorging / ‘aanpalende’ handelingen en een
of meer overeenkomsten met de zelfstandig handelende artsen die niet in dienst zijn van het
ziekenhuis.
Assistenten en waarnemers
De zelfstandig handelend arts kan gebruikmaken van een waarnemer die in plaats van de arts de
geneeskundige behandeling bij de patient verricht. De waarnemend arts kan als hulppersoon van de
waargenomen arts worden gezien, maar mogelijk is ook dat de waarnemend arts zelf een
behandelingsovereenkomst met de patient sluit. Van belang zijn: duur waarneming, plaats behandeling
(bij waargenomen arts of in praktijk waarnemend arts), de mededelingen aan patient en de
tenaamstelling van de rekening.
Totstandkoming behandelingsovereenkomst
Voor het tot stand komen van een overeenkomst is ingevolge art. 6:217 aanbod en aanvaarding vereist
(een door middel van een verklaring geopenbaarde wil, 3:33, 3:37). In het algemeen wordt
aangenomen dat indien een patient (of zijn vertegenwoordiger namens hem) zich tot een hulpverlener
wendt met een vraag om advies betreffende zijn gezondheidstoestand en de hulpverlener overgaat tot
advisering of onderzoek van de patient, de behandelingsovereenkomst tot stand komt.
Aan de zijde van de hulpverlener kan ook een door verklaring geopenbaarde wil ontbreken om een
behandelingsovereenkomst aan te gaan. Hulpverleners zijn echter in beginsel verplicht met de patient
een behandelingsovereenkomst te sluiten ‘indirecte contractdwang’. Die verplichting hangt samen
met het feit dat de hulpverlener in beginsel een behandelplicht heeft.
De hulpverlener is bevoegd een patient niet te behandelen:
- bij medisch zinloos handelen
- i.v.m. ernstige gewetensbezwaren
Aanvaardbare situaties waarin hulpverlener mag weigeren een behandelingsovereenkomst aan te gaan:
- ontbreken van voldoende vertrouwensbasis of verstoorde vertrouwensband
- onvoldoende professionele distantie i.v.m. familielid
- onvoldoende bekwaamheid
- praktijk vol
- aanmerkelijk zwaarder belang bij weigeren dan belang van patient bij aangaan (bijv. afstand
hulpverlener en woonplaats patient)
Beëindiging behandelingsovereenkomst
1. beëindiging met wederzijds goedvinden
2. ontbinding van de behandelingsovereenkomst (6:258 BW bij onvoorziene omstandigheden
die van dien aard zijn dat de hulpverlener of de patiënt naar maatstaven van redelijkheid en
billijkheid ongewijzigd instandhouding van de behandelingsovereenkomst niet mag
verwachten)
- onvoldoende specifieke kennis hulpverlener
- tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen door hulpverlener of patient (bijv. door
handelen in strijd met 7.:452 of 7:461)
- een ontbinding bevrijdt zowel hulpverlener als patient van verdere nakoming. Voor zover zij
al zijn nagekomen, blijft de rechtsgrond in stand, maar ontstaat een
ongedaanmakingsverbintenis. De patient heeft dus ingevolge 6:271 BW recht op terugbetaling
loon en de patient zal een vergoeding moeten betalen o.g.v. 6:272 BW.
3. opzegging van de behandelingsovereenkomst
- hulpverlener: gewichtige reden o.g.v. 7:460 BW (zoals persoonlijke gevoelens voor patient,
verhuizing, beëindiging praktijk hulpverlener, voortdurend weigeren loon te betalen door
3