Medische aansprakelijkheid – Kennisclip – HR en medische hulpzaken (week 3)
Altijd gedoe geweest rondom aansprakelijkheid voor medische hulpzaken. Veel discussie, door art.
6:77 BW. Dat regelt de toerekening van de tekortkoming. Toerekening is in beginsel daar is als er een
tekortkoming bestaat door gebruik van ongeschikte zaak, maar dat die toerekening kan worden
afgewend op het moment dat het onredelijk zou zijn. Dat biedt dus ruimte voor discussie, dus ook
ruimte voor verweer. Vooral werd in dat kader aangevoerd dat hulpverlener niet bekend was met
gebrek in die zaak, dus niet bekend met de ongeschiktheid van die zaak en om die reden toerekening
van de tekortkoming onredelijk was. Er was dus wel sprake van een tekortkoming door het gebruik
van die ongeschikte zaak.
Uitspraken liepen erg uiteen, ook in hetzelfde feitencomplex was het de ene keer toerekening
onredelijk en andere keer toerekening redelijk. Dus veel rechtsonzekerheid voor hulpverlener als voor
patiënt. Door de hoven werd dat zelf ook onderkend, en die gaven ook aan dat het voor de
rechtspraktijk belangrijk zou zijn om ook in dat kader duidelijkheid te krijgen. Hof Den Haag
oordeelde in begin 2018 dat er prejudiciële vragen gesteld zouden moeten worden aan de HR, maar
zover is het niet gekomen. Wel bij het Hof Den Bosch, medio 2019, is het over gegaan tot het stellen
van 2 prejudiciële vragen aan de HR.
Aansprakelijkheid voor hulpzaken
- Hof Den Haag 13 februari 2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:166
o Mede gelet op het belang van duidelijkheid op dit punt voor de rechtspraktijk, ziet het
hof (…) aanleiding (…) over te gaan tot het stellen van prejudiciële vragen aan de
Hoge Raad over verschillende aspecten van toerekening bij de toepassing van artikel
6:77 BW
Zie ook Hof Den Bosch 2 april 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:1219 en Hof
Den Bosch 16 april 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:1458
- Hof Den Bosch 27 augustus 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:3188 (eerste zaak voorgelegd aan
HR)
o Prejudiciële vragen
- Hof Arnhem-Leeuwarden 27 november 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:10336 (tweede zaak
voorgelegd aan HR)
o Miragelplombe, ongeschikt, ziekenhuis onbekend met ongeschiktheid, maar dat maakt
in het licht van artikel 6:77 BW niet uit, naast onbekendheid moet aantal andere
gezichtspunten worden betrokken zoals de verzekeringsaspecten, de omvang en aard
van de schade en de draagkracht van de gelaedeerde/schuldenaar, artsen hebben zelf
gekozen voor deze plombe, patiënt geen enkele zeggenschap, patiënt kan schade niet
meer verhalen op producent en heeft geen dekkende verzekering, wel toerekening
Was dit state of the art?
State of the art voldeed aan alle normen en wetgeving op het moment van gebruik en juist later is
gebleken dat de hulpzaak eigenschap had die het achteraf bezien dus het ongeschikt maakte om de
geneeskundige behandeling uit te voeren met die hulpzaak.
Zowel Rb als Hof zeiden, er is een tekortkoming. Maar oordeel liep uiteen mbt de toerekening.
Rechtbank: toerekening onredelijk, pas achteraf gebleken dat de hulpzaak ongeschikt was. Zelfs als
producent aangesproken kon worden, kon hij zich beroepen op het ontwikkelingsrecht. Hof: nee,
toerekening redelijk, want enkele feit dat die hulpzaak later ongeschikt is gebleken maakt nog niet dat
ik Hof vindt dat die toerekening onredelijk is. Meer argumenten voor redelijkheid: keuze hulpmiddel,
keuze patiënt, verzekerbaarheid enz.
- Op 19 juni 2020 was het zover: Hoge Raad nam prejudiciële beslissing en wees arrest
o HR 19 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1090
1
, o HR 19 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1082
Deze uitspraken die daarna volgende waren toch wat ingewikkelder, dan de meeste hadden gedacht of
verwacht.
- Kern prejudiciële beslissing (PIP)
o HR 19 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1090
Voor aansprakelijkheid van de hulpverlener als het gaat om het gebruik van
medische hulpzaken is vereist dat sprake is van
Tekortkoming in de nakoming
o Tekortkoming in de nakoming is de situatie waarin de
hulpverlener blijft in enig opzicht achter bij hetgeen de
verbintenis vergt
o Verbintenis uit hoofde van de geneeskundige
behandelingsovereenkomst vergt in het algemeen dat bij
nakoming daarvan gebruikte zaken (als bedoeld in art. 6:77
BW) voor de toepassing geschikt zijn, beoordeeld naar de
medische inzichten ten tijde van die toepassing van die
medische hulpzaak
Een daarbij gebruikt implantaat dient dus volgens de
heersende medische inzichten geschikt te zijn en
voldoen aan op dat moment geldende wettelijke
normen
Het moment van gebruik van de hulpzaak is dus van belang!
- Kern prejudiciële beslissing (PIP)
o HR 19 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1090
Voor aansprakelijkheid is vereist dat sprake is van
Tekortkoming in de nakoming
Nb: geen tekortkoming als zaak op grond van naderhand opgekomen
medische inzichten minder geschikt of zelfs ongeschikt wordt
bevonden voor de verrichte behandeling
Let op: er is geen sprake van een tekortkoming als een zaak gebruikt wordt die ACHTERAF
ongeschikt blijkt, op grond van ACHTERAF opgekomen medische inzichten. De toets ligt namelijk
op het moment van gebruik.
Als er geen tekortkoming is, kan je niet toekomen aan de vraag of sprake is van of de toerekening
redelijk is of niet redelijk is. Je komt dus niet toe aan 6:77 BW. Dus het is niet meer zo dat als de
hulpzaak ongeschikt is, er ook een tekortkoming is. Het gaat dus om het moment van het gebruik van
de hulpzaak.
- Kern prejudiciële beslissing (PIP)
o HR 19 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1090
Voor aansprakelijkheid is vereist dat sprake is van
Tekortkoming in de nakoming
o PIP-implantaat met industriële siliconen was volgens de op
het moment van gebruik heersende medische inzichten
ongeschikt en voldeed niet aan wettelijke normen
Dus tekortkoming
o PIP-implantaat met verhoogde kans op scheuren en lekken
In beginsel tekortkoming
Hulpverlener aantonen dat ondanks die
eigenschap implantaat toch state of the art
was
2