Hoorcollege 2 – Arbeidsrecht Individueel – Loon, vakantie en bijzondere bedingen in de
arbeidsovereenkomst
Loon
- Is element definitie van de arbeidsovereenkomst
- Onderscheidend? Zie casus Rick/vrijwilligerswerk
- Wetgever heeft loon strak genormeerd:
o Art.7:616:633 BW
o Bijv. 7:621 BW: niet bevrijdende andere betaling.
Dus stel, werkgever kan loon niet betalen, dus hij geeft flessen whisky mee, ook al zijn die meer
waard dan het loon, het is niet bevrijdend betaald, dus je kan die flessen houden en werkgever moet
alsnog het loon betalen.
- Art. 7:625 BW wettelijke verhoging
- Hoofdregel: art. 7:627 BW (vervallen)
- Uitzondering 1: art. 7:628 BW (dus is het aan de werknemer toe/aan te rekenen dat de arbeid
niet wordt verricht?)
o Afwijken bij arbeidsovereenkomst/cao
o Lid 5 mag alleen eerste zes maanden (is vaak voor seizoensarbeid/oproepbasis e.d.)
- Uitzondering 2: ziekte: art. 7:629 BW volgende week.
HR van der Gulik/Vissers
- Tekst van de oude wettekst, art. 7:628 BW;
- Als niet werken risico werknemer, dan geen loon
- Regering deelt deze rechtspraak van de HR: dus niet werken wegens schorsing of ontslag is
risico werkgever
- Dit komt terug in HR Dräger (week 6)
1
, Dus op het moment de werkgever geen gebruik gemaakt van het aanbod van de werknemer om arbeid
te verrichten, dan behoudt werknemer in beginsel zijn loon.
Verlof/vakantie
- Art. 7:634: ten minste vier maal overeengekomen arbeidsduur per week (dus 1 uur per 13 uur
vakantiedagen)
o Wettelijk deel
o En buiten wettelijk deel
- Opbouw vindt plaats met de loop van de arbeidsovereenkomst
- Uitgangspunt: opbouw slechts voor zover recht op loon bestaat
- Zie art. 7:635 BW voor situaties waarin ondanks ontbreken recht op loon toch vakantie wordt
opgebouwd.
- Tot 1 januari 2012, art. 7:635 lid 4: in afwijking van art. 7:634 opbouw vakantiedagen tijdens
ziekte alleen over de laatste zes maanden van de arbeidsongeschiktheid (dus langer dan 6
maanden ziek, geen vakantiedagen opbouw, mag dus niet, het is een knalhard recht! NL had
richtlijn verkeerd geïmplementeerd)
Artikel 7 Richtlijn 2003/88/EG
1. De lidstaten treffen de nodige maatregelen opdat aan alle werknemers jaarlijks een vakantie
met behoud van loon van ten minste vier werken wordt toegekend, overeenkomstig de in de
nationale wetten en/of gebruiken geldende voorwaarden voor het recht op en de toekenning
van een dergelijke vakantie.
2. De minimumperiode van de jaarlijkse vakantie met behoud van loon kan niet door een
financiële vergoeding worden vervangen, behalve in geval van beëindiging van het
dienstverband.
Effectuering aanspraken
- Werkgever moet werknemer in gelegenheid stellen vakantie op te nemen;
- Wens werknemer is bepalend, behoudens andersluidende schriftelijke overeenkomst of cao of
gewichtige redenen (art. 7:638 BW);
- Ziektedagen kunnen in beginsel niet alle vakantiedagen gelden (art. 7:637 en 7:638 lid 8 BW)
- Minimumaanspraken kunnen tijdens dienstbetrekking niet worden vervangen door
schadevergoeding (art. 7:640 BW);
- Bij einde arbeidsovereenkomst recht op uitkering in geld (art. 7:641 BW);
- Dwingend recht (art. 7:645 BW)!
Dus zonder zwaarwichtig argument heeft werknemer eigenlijk altijd recht op vakantie, wanneer hij/zij
zou willen. Uitkopen vakantiedagen kan niet worden afgekocht, moet worden opgenomen (behalve bij
einde dienstverband).
Werkgever moet gelegenheid bieden
- HvJ EU 6 november 2018, C-684/16 (Max-Planck/Shimizu), vgl. art. 7:640a BW
- Werkgever heeft vergaande inspanningsplicht werknemer daadwerkelijk vakantieverlof op te
laten nemen, op straffe van behoud vakantiedagen ondanks vervalregeling. Rechter moet eerst
nagaan of de werkgever hem daadwerkelijk in staat heeft gesteld om dat recht uit te oefenen,
met name door hem passende informatie te verstrekken
- Uitbetaling + wettelijke verhoging (HR 6 maart 1998, NJ 1998, 527) + 1/13 want opbouw?
Dus geen verval vakantiedagen, als werkgever niet aan zijn inspanningsplicht heeft voldaan.
Vakantiewetgeving
- Art. 7:640a BW: De aanspraak op het minimum, bedoeld in art. 7:634, vervalt zes maanden na
de laatste dag van het kalenderjaar waarin de aanspraak is verworven, tenzij de werknemer tot
aan dat tijdstip redelijkerwijs niet in staat is geweest vakantie op te nemen.
2