Samenvatting Gray’s anatomy V&F Week 1
H1 pp. 2-4, 17-20, 23-24 musculair systeem
Pagina’s 2-4
Het studeren van anatomie:
Er zijn 2 studeer wijze van het leren en interpreteren van anatomie: de regionale anatomie
en systemische anatomie.
Regionale anatomie
- Het bestuderen van een aparte regio van het lichaam, zoals de thorax, en alle
aspecten in die regio worden op hetzelfde moment bestudeerd. In het geval van
de thorax, het bestuderen van de longen en het hart. Handig bij het bestuderen
van een kadaver.
Systemische anatomie
- Het bestuderen van een systeem van het lichaam, door het gehele lichaam, dus
van begin tot eind met alles wat erbij hoort. Bijvoorbeeld het bestuderen van het
cardiovasculaire systeem of het gastro-intestinale systeem. Handig bij het
begrijpen van een heel systeem.
Belangrijke anatomische termen:
De anatomische positie kenmerken
- Recht opstaand
- Voeten bij elkaar, samen met
tenen naar voren gericht
- Handen langs de zij, met hand
palmen naar voren, vingers naast
elkaar
- Mond is dicht
- Gezichtsuitdrukking is neutraal
- Jukbeenderen liggen in een
horizontale lijn gelijk met de
opening van het oor
- Ogen zijn gefocust op een punt in
de verte
Anatomische vlakken
- Sagittale vlak
o Verdeeld het lichaam in
mediaal en lateraal
o In het midden van het Figuur 1 Anatomische positie, vlakken en termen omtrend locatie
lichaam het mid-sagittaal alles daar vandaan heet para-sagittaal
- Coronale, frontale vlak
o Verdeeld het lichaam in posterior en anterieur
- Horizontale, transversale of axiale vlak
o Verdeeld het lichaam in superior en inferieur
,Termen van het locatie beschrijven
- Anterieur (ventraal)
o Naar de buik
- Posterieur (dorsaal)
o Naar de rug
- Mediaal
o Naar het midden
- Lateraal
o Van het midden af
- Superieur
o Naar boven
- Inferieur
o Naar beneden
- Proximaal
o Dichtbij aansluitingspunt
- Distaal
o Ver weg van aansluitingspunt
- Craniaal
o Richting het hoofd
- Caudaal
o Richting de staart
- Rostraal
o Naar de neus, gebruikt rondom de schedel en hersenen
- Superficiaal
o Richting de huid vanaf binnen uit gezien
- Diep
o Dieper in het lichaam
,Pagina’s 17-20
Gewrichten:
Gewrichten zijn plekken waar 2 elementen van skelet samen komen, er zijn 2 categorieën
van gewrichten. Synoviale gewrichten, 2 elementen gescheiden door een gewrichtsruimte
en vaste gewrichten, 2 elementen gescheiden en vastgehouden door bindweefsel.
Synoviale gewrichten:
Een synoviaal gewricht heeft een aantal typische
kenmerken:
- Een laagje hyalien kraakbeen bedekt
de stukken bot die in het gewricht
liggen
- Om het gewricht ligt een
gewrichtskapsel, dat bestaat uit een
synoviaal membraan aan de
binnenkant en een fibreus membraan
aan de buitenkant.
- Het synoviale membraan hecht aan
de randen van het gewricht aan het
bot en omsluit de gewrichtsruimte.
Dit membraan bevat veel bloedvaten Figuur 2 Synoviale en vaste gewrichten
en maakt synoviale vloeistof, dat de
gewrichtsruimte vult en het gewricht soepel laat bewegen.
Soms komen er ook zakjes van synoviaal membraan voor buiten een gewricht, dit noemen
we dan een Bursa. Een Bursa ligt meestal tussen twee structuren om de wrijving hiertussen
te verminderen. Een zakje synoviaal membraan kan ook om een pees heen liggen, dan vormt
het een peesschede. Ook deze hebben als functie om de wrijving bij beweging te
verminderen.
Het fibreuze membraan bestaat uit stevig bindweefsel dat helemaal om het gewricht ligt en
het gewricht stabiliseert. Op sommige plekken vormt het fibreuze membraan van een
gewricht soms verdikkingen – ligamenten – die nog extra stevigheid bieden aan het
gewricht.
Verder hebben veel synoviale
gewrichten nog andere
structuren in de
gewrichtsruimte, zoals
gewrichtsschijven (vaak van
fibrocartilage), vetkussentjes,
en pezen. Gewrichtsschijven
kunnen drukkrachten
opvangen en de
bewegingsmogelijkheden van
een gewricht vergroten.
Figuur 3 Synoviaal gewricht
, Voorbeelden van synoviale gewrichten:
De bewegingen bij iedere uitleg zijn de bewegingen van het voorbeeld gewricht!
- Vlakgewricht
o Uniaxiaal, Laat glijbewegingen toe, uniaxiaal, acromioclaviculair gewricht
- Scharniergewricht
o Uniaxiaal, Flexie en extensie, humero-ulna gewricht
- Rolgewricht
o Uniaxiaal, rotatie, Supinatie en pronatie, tussen radio-ulna gewricht
- Bicondylairgewricht
o Uni/biaxiaal, Flexie en extensie minimale rotatie, kniegewricht
- Condylairgewricht
o Biaxiaal, Flexie en extensie, abductie en adductie, circumductie,
polsgewricht
- Zadelgewricht
o Biaxiaal, flexie en extensie, abductie en adductie, circumductie, duim
- Kogelgewricht
o Multiaxiaal, flexie en extensie, abductie en adductie, circumductie, en
rotatie, heup en schouder
Vaste gewrichten:
Vaste gewrichten zijn verbindingen tussen skelet elementen waar de tegenovergelegen
oppervlaktes aan elkaar verbonden zijn met bindweefsel. Dit bindweefsel kan of, fibreus
bindweefsel zijn of kraakbeen. Er zijn dus 2 soorten.
Fibreuze gewrichten
Er zijn 3 type fibreuze gewrichten:
Sutures, gomphoses en syndesmoses.
- Sutures
o Komen alleen voor
in de schedel, waar
de vlakke botten
aan elkaar zitten
met een klein
laagje bindweefsel.
Een suturaal
ligament.
- Gomphoses
o Komen alleen voor
in de tanden. In
deze gewrichten
zitten kleine stukje
collageen vezels
van de
periodontale
ligament vast aan
de wortel van de
tand.
Figuur 4 Vaste gewrichten