Samenvatting literatuur verplicht
Blokboek
In Nederland krijgen jaarlijks circa 4500 vrouwen de diagnose ‘gynaecologische tumor’.
Endometriumcarcinoom komt het meeste voor (+/- 2000), gevolgd door ovariumcarcinoom (+/-
1200), cervixcarcinoom (+/- 750) en vulvacarcinoom (+/- 400). Van deze vier ziektes heeft
endometriumcarcinoom de beste vijfjaarsoverleving (80%) en vrouwen met ovariumcarcinoom de
slechtste (38%). Belangrijkste bijwerking op dit gebied is fertiliteit.
Oncologie, handboek voor verpleegkundigen en andere hulpverleners
Onderdeel: Dunnedarm, colorectaal en rectumcarcinoom
Dunnedarmcarcinoom
Epidemiologie en etiologie
In 2010 is er bij 323 mensen een tumor in de dunne darm vastgesteld. In de helft van de gevallen
betrof het een primair adenocarcinoom. De incidentie van het adenocarcinoom stijgt met de leeftijd.
Bij mannen is dit hoger dan bij vrouwen. Chronische ontsteking zoals ziekte van Crohn en coeliakie
lijken het risico te verhogen. Verder kan erfelijke aanleg ook een rol spelen.
Symptomen dunnedarm kanker
Diagnose wordt vaak laat gesteld door vage klachten. Meest voorkomende klachten zijn buikpijn,
tekenen van darmobstructie, gewichtsverlies, bloedingen en diarree. Ook een anemie door
bloedverlies kan een symptoom zijn. Metastasering kan optreden naar lever, long en skelet.
Diagnostiek en stadiëring dunnedarmkanker
Bij een tumor die zich bevindt in de duodenum of het begin van het jejunum kan d.m.v. een
(dubbelballon)endoscopie met biopten, de diagnose worden gesteld. Verder wordt gebruik gemaakt
van een MRI van de dunne darm of een zogeheten CT-enterografie.
Behandeling dunnedarm kanker
Chirurgie: verwijderd van tumor is de eerste keuze. Afhankelijk van lokalisatie van de tumor
wordt een radicale resectie uitgevoerd. Indien nodig wordt deze gecombineerd met een
resectie van aanliggende organen, indien de tumor daarin is ingegroeid. Bij tumoren in de
dunne darm kan een whippleprocedure (PPPD) worden gedaan. Wanneer tijdens de operatie
blijkt dat het niet mogelijk is, kan een palliatieve bypass (entero-enterostomie) worden
aangelegd om de obstructie te verhelpen.
Palliatieve chemo: 5-FU
Vijfjaarsoverleving ligt tussen de 36-81%.
Colorectaal carcinoom
Epidemiologie en etiologie
In 2010 een incidentie van 8.699 personen per jaar. Iets vaker mannen dan vrouwen. In 2010 was de
mortaliteit ongeveer 4.003. de ontwikkeling van het colorectaal carcinoom verloopt via normale
mucosa, adenomateuze poliep, dysplasie van poliepepitheel tot adenocarcinoom. Het doorlopen van
al deze stadia kan ongeveer 15 jaar duren. De tubulaire adenomateuze poliep is de meest
voorkomende darmpoliep. De oorzaak van colorectaal carcinoom is combinatie van erfelijke factoren
en omgevingsfactoren: overgewicht, gebrek aan beweging, roken en overmatig alcohol gebruik. Een
verhoogd risico hebben mensen die al eerder colorectaal carcinoom hebben gehad, ziekte van Crohn
of al langer bestaande colitis ulcerosa.
Preventie: BVO, beweging, voeding, leefstijl. Sinds 2013 is BVO in NL. Tweejaarlijks alle mensen
tussen 55-75 jaar krijgen een uitnodiging. M.b.v. screeningsmethode iFOBT (immunochemische
fecaaloccultbloedtest) wordt gekeken of er bloed in de ontlasting zit. Bij een positieve test gaan
,mensen onder een colonscopie. Bij een opkomst van 60% kunnen door deze screening 1400
sterfgevallen aan darmkanker worden voorkomen.
Symptomen colorectaalcarcinoom
Carcinomen komen overal in het colon voor. Rechter colon komt ongeveer 40% voor, colon
transversum 20%, colon descendens 10% en in het sigmoïd 30%. Plaats van tumor is afhankelijk van
klachten.
Colon ascendens of tumor in caecum: vermoeidheid, algehele malaise bij onverklaarbare
ijzergebreksanemie t.g.v. bloedverlies uit tumor, zeurende pijn in re-onderbuik.
Colon descendens of sigmoïd: vage buikklachten en veranderend defecatiepatroon
Uitbreiding kan plaats vinden in de directe omgeving (dunne darm, maag, blaas, uterus, ovarium en
buikwand) en regionale lymfekliergebieden. Metastasering gaat via hematogeen of lymfogene weg,
of via het peritoneum. Dit kan zich uiten in metastasen in lymfeklieren, lever-longmetastasen, soms
in het skelet en diffuus op het peritoneum (peritonitis carcinomatosa).
Diagnostiek en stadiëring colonrectaal carcinoom
Anamnese, LO, colonscopie. CT-thorax/abdomen, lab uitslagen (carcino-embronyaal antigeen; CEA).
TNM classificatie.
Behandeling colorectaal carcinoom
Chirurgie: dit is curatieve opzet!
Postoperatieve zorg:
ERAS (Enhanced Recovery After Surgery) > versneld, beter programma.
Naadlekkage; treedt op bij 5-10% van patiënten. Naadlekkage kan soms lijden tot sepsis en
ernstige peritonitis
Specifieke verpleegproblemen en interventies
Veranderd defecatiepatroon: Na een hemicolectomie of sigmoïdresectie is er minder
oppervlak van het colon aanwezig om vocht aan de ontlasting te onttrekken. Vaak is dit een
tijdelijke klacht.
Palliatieve zorg colorectaal carcinoom
Chirurgie: Bypass om complete obstructie te voorkomen
Chemotherapie: EGFR-VEGR remmers
Prognose en follow-up colorectaal carcinomen: ongeveer de helft van de patiënten heeft bij diagnose
al metastasen. Follow-up is drie tot zes jaar een colonscopie. Daarnaast drie tot zes maandelijks CEA-
bepalingen en halfjaarlijks echografie van de bovenbuik en X-Thorax.
Rectumcarcinoom
Epidemiologie en etiologie
Incidentie in 2010 was ongeveer 3.667. Iets meer mannen dan vrouwen. De mortaliteit was 1.067 in
dat jaar. Etiologie en risicofactoren is hetzelfde als colorectaalcarcinoom.
Symptomen rectumcarcinoom
Rectaal bloedverlies. Als tumor groter wordt kan ook een loze drang zijn, veranderd
defecatiepatroon. Soms pijn bij het zitten. Uitbreiding vindt plaats in de omgeving (blaas, prostaat,
vagina, anus en wand kleine bekken) en regionale lymfeklieren. Metastasering gaat via hematogene
en lymfogene weg. Dit kan uiten in metastasen in lever, long en in lymfogene en skeletmetastasen.
Diagnostiek en stadiëring rectumcarcinoom
Rectaal toucher, anamnese, LO, colonoscopie. CT-thorax/abdomen, MRI kleine bekken en eventueel
endo-echografie van het rectum. Bijna alle tumoren zijn adenocarcinomen. TNM classificatie.
,Behandeling rectumcarcinoom
Neoadjuvante behandeling
Chirurgie: Kleine tumor (T1) kan i.p. d.m.v. een transanale excisie worden verwijderd. D.m.v.
een transanale endoscopische microchirurgie (TEM) wordt de tumor na markering
verwijderd. Bij een infiltrerende tumor zeer laag gelegen in het rectum wordt meestal een
abdominoperineale resectie (APR) verricht. Hierbij worden de kringspier en het anale gebied
en-bloc met het rectum verwijderd. Een blijvend stoma is dan het gevolg. Bij een hoger
gelegen infiltrerende tumor wordt een (lage) anteriorresectie verricht en kan de continuïteit
weer hersteld worden door een end-to-side of end-to-endanastomose. Vaak wordt in deze
situatie gekozen voor een tijdelijke ileo- of dubbelloops stoma om de laag zittende darmnaad
te ontzien. De stoma kan na twee á drie maand worden opgeheven.
De standaardoperatietechniek is de zogeheten totale mesorectale excisie. Recidieven
worden hierdoor afgenomen, minder last van mictiestoornissen of seksuele stoornissen
doordat zenuwsparend geopereerd wordt.
Specifieke verpleegproblemen en interventies rectumcarcinoom
ERAS
Veranderd defecatiepatroon
Seksualiteit en intimiteit
Mictieklachten
Verlies van slijm
Palliatieve zorg rectumcarcinoom
Chirurgie: palliatieve stoma of resectie
RT: bij bloedende tumor of pijnklachten
Chemo: EGFR/VEGR
Prognose en follow-up rectumcarcinoom ligt de vijfjaarsoverleving op 60%. Follow-up van patiënten
die in opzet curatief zijn behandeld bestaat uit een colonoscopie eenmaal per drie tot zes jaar.
Verder drie tot zesmaandelijkse CEA-bepaling en halfjaarlijkse echografie van bovenbuik en X-thorax.
Onderdeel: Bot- en wekedelenoncologie
Zijn relatief zeldzame tumoren, worden daarom vooral in gespecialiseerde centra behandeld.
Bottumoren
Epidemiologie en etiologie
Primaire maligne bottumoren vormen 1% van alle kwaadaardige aandoeningen en ontstaan m.n. in
extremiteiten. Vaak betreft het kinderen of jongvolwassenen. Per jaar komen er in NL 220 nieuwe
gevallen voor, waarbij 40 personen onder de 18 jaar zijn. De meest voorkomende kwaadaardige
tumoren die uitgaan van het botweefsel zijn:
1. Osteosarcoom (tumorcellen produceren bot): Tumor uitgaande van het bot. Tumorcellen
produceren bot. De leeftijdspiek ligt tussen de 10-25 jaar. In NL gaat het om 35-45 gevallen
per jaar. Het kan overal voorkomen, maar treedt vaak op in de knieregio of bovenarm. De
tumor groeit en metastaseert snel, vaak richting de longen.
2. Chondrosarcoom (maakt kraakbeenweefsel met maligne ontaardig): Meest voorkomende
maligne primaire bottumor en komt zelden onder het tiende levensjaar voor. Leeftijdspiek
ligt tussen de 50-75 jaar. Het wordt gekenmerkt door productie van kraakbeenweefsel met
maligne ontaarding en komt in het hele skelet voor, vaak in de lange pijpbeenderen.
Langzaam groeiende, scherp begrensde tumor. Drie gradaties worden onderscheiden waarbij
graad 3 het meeste kans heeft op uitzaaiingen (80%).
, 3. Ewingsarcoom (maakt weefsel zonder productie van tussenstof): Is opgebouwd uit celrijk,
weinig gedifferentieerd weefsel zonder productie van tussenstof en kan uitgaan van bot
maar ook van de weke delen. Het komt voor op alle leeftijden, maar vooral tussen de 5-30
jaar. Het kan in het hele lichaam voorkomen. Het is een zeldzame tumor, per jaar zijn er 30-
35 patiënten in NL die de diagnose krijgen. Een duidelijke oorzaak is niet bekend. Wel kunnen
benigne processen ontaarden in maligne bottumoren zoals bij: ziekte van Paget, multipele
erfelijke osteochondromen, chondromatose, RT in de VG.
Preventieve maatregelen bij bottumoren bestaan niet.
Symptomen bottumoren
Pijn, meestal ook ’s nachts. De pijn zit vaak onder de tumor en er treedt soms zwelling op. Wanneer
de tumor dichtbij een gewricht zit kan een functiebeperking ontstaan. Een spontane botbreuk kan
ontstaan door aantasting van het bot. Osteosarcomen en ewingsarcomen groeien snel, metastaseren
frequent en in een vroeg stadium. Lymfogene metastasering bij bottumoren is van ondergeschikt
belang, de verspreiding van maligne cellen vindt meestal plaats langs de hematogene weg. Daarbij
worden in de eerste plaats de longen aangedaan; ook metastasering naar andere delen van het
skelet komt voor.
Diagnostiek en stadiëring bottumoren
Soms zijn er weinig klachten en wordt het per toeval ontdekt.
Beeldvormende diagnostiek
Röntgenfoto’s in twee kanten: kenmerken zijn destructie van de cortex, reactie van het
periost (botvlies), oplichting van het periost (codmanse driehoek) en verkalkingen
MRI: uitbreiding in het bot (beenmerg) te zien
CT van longen om longmetastasen te zien
Skeletscintigrafie toont metastasen in andere skeletdelen aan
De PET lijkt op dit moment niet geschikt voor beeldvormend diagnostiek bij bottumoren
Bioptie
Behandeling bottumoren
Gevoeligheid van tumor speelt een rol voor chemotherapie. Osteosarcoom en ewinsarcoom zijn
gevoelig voor chemotherapie (neo-adjuvant), gevolgd door chirurgie. Bij tumoren die niet gevoelig
zijn voor chemo (chondrosarcoom) bestaat de curatieve behandeling uit chirurgie. De operatie
bestaat vaak uit twee gedeelten:
1) Het verwijderen van de tumor met een oncologisch adequate marge
2) De reconstructie van het ontstane defect; dit is bij een bottumor altijd aan de orde maar bij
wekedelentumoren niet altijd
Voor de reconstructie kan gebruik worden gemaakt van eigen bot of bijvoorbeeld een donor of
prothese. Criteria voor sparende chirurgie zijn:
Leeftijd
Prognose
Motivatie
Reactie van tumor op chemotherapie
Oncologische resectabiliteit van tumor: uitbreiding in bot e.d.
Metastasen op afstand (long/skelet)
RT als adjuvante behandeling bij lokale controle van het ewingsarcoom, als een operatie niet
mogelijk is.
Osteosarcoom: gevoelig voor chemo
Chondrosarcoom: chirurgisch. Tumor is niet gevoelig voor chemo of RT