Week 1
Lex loci damni = art. 4 Rome II → waar de schade zich voordoet (Erfolgsort)
Lex loci delicti = plaats waar de schadeveroorzakende gebeurtenis plaatsvindt/of waar de OD is
geweest
Strikwerda somt de tekortkomingen van Rome II op. Hij vindt art. 7 een zwakke bepaling
1. Art. 7 gaat over milieuschade, maar ziet die bepaling ook op letselschade of
vermogenschade?
Art. 7 is een zwakke stee van Rome II
- Kan liggen om het soort schade dat onder artikel 7 valt
- Je moet veel duidelijker zijn wanneer en hoe je die keuze moet uitbrengen
- Belangrijkste probleem:
- voorrangsregels = regels van bijzonder dwingend recht → beschermen een
bijzonder belang
Situatie 1: hij heeft een vergunning en en wordt geprocedeerd in het land waar het heeft
plaatsgevonden, maar waar de schade is ingetreden is anders → civielrechtelijke gevolgen van
een vergunning wordt bepaald aan de hand van art. 16 Rome II.
Procedure in Handlungsort, schade is ergens anders ingetreden (erfolgsort)
Situatie 2: situatie waarin de vordering tot schadevergoeding wordt gebaseerd op het recht van
het land van het handlungsort, terwijl niet in dat land wordt geprocedeerd, maar geprocedeerd
in het land waar de schade is ontstaan
Situatie 3: toepasselijk recht is land waar schade is opgetreden, daar wordt ook geprocedeerd en
daar wordt ook het recht van toegepast.
Kern tekst: er zitten een aantal gebreken aan artikel 7
- Onduidelijkheid over wat voor soort schade onder artikel 7 valt → letselschade,
vermogenschade?
- Wanneer moet je die keuze doen, hoe moet je die doen?
- Bij milieuschade heb je vaak milieuvergunningen en wat voor effect heeft dat op
aansprakelijkheid. Maar dat is niet duidelijk, want milieu heeft vaak voorrangsregels en
dat toont hij aan aan de hand van die drie situaties.
- 1) er is een procedure in het handlungsort
- Effect van de milieuvergunning op aansprakelijkheid wordt beoordeeld
op grond van artikel 16 → duidelijk effect - lex fori
- 2) toepasselijke recht is handlungsort, procedure wordt elders gevolgd
- dan kijk je niet naar art. 16, want de procedure wordt niet in
handlungsort gevoerd. Hier is geen lex fori, dus rechter krijgt met ander
recht te maken
- Dan kijk je naar artikel 7 of artikel 4
- 3) toepasselijk recht is erfolgsort en procedure ligt ook in erfolgsort
- Dan kijk je naar art. 17, dan moet de rechter in grote mate rekening
houden met
,Uitgangspunt is milieuvergunning is verleend onder handlungsort
Hoorcollege week 1
Er zijn veel verschillende bronnen, waardoor je de achterliggende gedachte van het IPR in de
gaten moet houden. Van Savigny heeft als algemene aanknopingsfactor = het recht waarmee de
internationale rechtsverhouding het meest is verbonden. NL rechter past dus niet altijd NL recht
toe.
Belang van het IPR-stelsel
● Steeds belangrijker geworden door globalisering en Europeanisering;
◦ Grensoverschrijdende mobiliteit van mensen en bedrijven leiden tot steeds meer
internationale relaties en geschillen
● Materieel recht, procesrecht en instituties verschillen per land;
● Het IPR vormt een brug tussen de verschillende rechtssystemen → harmoniseert het
recht niet echt (formeel en materieel is en blijft verschillend). Het vertelt wel welk
materieel recht van toepassing is in een internationaal geval
Voorbeelden
● Als een NL bedrijf een koopovk sluit met een Chinees bedrijf → in geval van een koopovk
is er materieel uniform recht voor internationaal via Weens Koopverdrag → niet altijd
toepasselijk omdat partijen het mogen uitsluiten of omdat niet alle landen daar partij bij
zijn.
● Consumentenovereenkomst → als een consument een ovk sluit met een buitenlands
bedrijf. Als je bv. Met Amazon een ovk sluit, kan je ook met Luxemburgsrecht te maken
krijgen.
● Echtscheidingsovk → als een huwelijk wordt gesloten tussen mensen met een
verschillende nationaliteit, of als zij kinderen krijgen (welke nationaliteit krijgen die
kinderen), ouderschap, gezagsvragen, kinderbescherming.
Wat is IPR?
Systeem van rechtsregels dat privaatrechtelijke verhoudingen in internationale gevallen regelt
I. Internationale rechtsverhouding (woonplaats/nationaliteit) of relevant rechtsfeit (bv.
Uitvoering contract) in het buitenland.
P. Privaatrechtelijke rechtsverhouding (incl. privaatrechtelijke verhouding met overheid)
R. Recht (nationaal recht, verdragen, EU-verordeningen.
Wat is IPR niet?
● Internationaal (publiek) recht – kan wel IPR doorkruisen
◦ Immuniteit → het kan dat een rechter op grond van de regels van
bevoegdheidsrecht wel recht heeft, maar als een diplomaat bevoegd is, wordt dat
door regels van immuniteit doorkruist.
▪ Als een buitenlandse diplomaat hier bv een ongeluk veroorzaakt zou
NL-rechter bevoegd zijn, maar door de diplomaat kan ook een buitenlandse
rechter dat zijn.
◦ Openbare orde-bepaling
, ◦ Voorrangsregels → bv. Rond het ontslagrecht
● Eenvormig privaatrecht – geen harmonisatie, maar coördinatie
◦ Internationaal eenvormig privaatrecht heeft voorrangsregels (bv. Weens
Koopverdrag)
◦ IPR zélf ook deels eenvormig (EU-verordeningen, verdragen)
● Overige aangrenzende rechtsgebieden/disciplines
◦ Rechtsvergelijking
◦ Nationaliteitsrecht, vreemdelingenrecht
◦ Interregionaal recht (landen Koninkrijk)
◦ EU recht
Hoofdvragen in het IPR
Drie hoofdvragen
1. Toepasselijke recht = materiële recht
1. als bv. Een ovk wordt gesloten tussen een Duits en NL bedrijf geldt NL of Duits
contractenrecht
2. Internationale bevoegdheid = vraag van procesrecht
1. Welke rechter is bevoegd?
2. Maakt uit in welke taal geprocedeerd zal worden, bepaalt de rol van rechters
3. En erkenning en tenuitvoerlegging
1. Is een vonnis van een Duits rechter te erkennen in NL?
Overige onderwerpen (rechtshulp)
● Betekening stukken (van groot belang, hangt samen met het recht op fair trial),
bewijsopneming, rechtsbijstand en overige internationale samenwerking.
De internationale procedure
1. Het begint met internationale betekening
1. Daar komen IPR-vragen bij. Als de verweerder bv. In het buitenland woonachtig
is.
2. Vaststellen of de rechter internationaal bevoegd is
3. Welk recht is toepasselijk? → Ambtshalve o.g.v. art. 2 boek 10 BW
4. Bewijsopneming
5. Erkenning en tenuitvoerlegging
Voorbeeld
Stel dat een NL bedrijf een koopovk sluit met een Frans bedrijf. Als hieruit een geschil
voortvloeit en partijen hebben geen arbitrage overeengekomen en komen er niet zelf uit, dan zal
een van die partijen naar de rechter gaan.
1) Welke rechter is bevoegd? Kan een forumkeuze worden gemaakt?
Vaak in internationale ovk tussen grote bedrijven is een forumkeuze opgenomen, maar ook
daarvoor zijn de regels van IPR van belang (bv. Art. 25 Brussel I bis)
2) Welk recht zal de rechter toepassen?
NL, Frans of evt. eenvormig recht? → in dit geval Weens Koopverdrag. Beide partijen zijn partij
bij het Weens koopverdrag, waardoor dit verdrag zal gelden. Op grond van art. 6 van het Weens
Koopverdrag kan de werking van dit verdrag worden uitgesloten. Dan herleven de regels van
, IPR. Soms heb je ook IPR nodig om te bepalen of het Weens Koopverdrag toepasselijk is, bv. Als
een partij geen partij is bij het verdrag. Bij grote bedrijven hebben ze vaak ook een rechtskeuze
opgenomen. Dit is echter niet mogelijk bij arbeidsovk, consumentenovk en bij familierecht
beperkt.
3) NL rechter doet uitspraak, hoe kan dit in FR ten uitvoer worden gelegd?
In beginsel is er geen internationaal recht dat zegt dat een privaatrechtelijk vonnis in het
buitenland ten uitvoer gelegd kan worden. Dit is door Brussel I bis inmiddels geregeld, maar zijn
nog wel weigeringsgronden. In de EU gaat dit bijna automatisch.
Bronnen IPR – IPR is eigenlijk nationaal recht (in NL in 10 BW)
● Internationale bronnen
◦ Verordeningen (art. 67 jo 81 VWEU) → op grond daarvan kunnen IPR
verordeningen tot stand worden gebracht
◦ Bv. Brussel I bis en II bis, Rome I en II, Alimentatie-Vo
● Verdragen
◦ m.n. verdragen Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht
◦ bv. Haags Forumkeuzeverdrag, Verkeersongevallenverdrag
● Nationale wetgeving → als geen verordening of verdrag van toepassing is
◦ Procesrecht in Rv
▪ Int. Bevoegdheidsrecht art. 1-14 Rv
▪ Erkenning en tenuitvoerlegging art. 431 Rv
▪ Boek 10 BW
● Rechtspraak
◦ Nationaal
◦ EU: Hof van Justitie EU (art. 267 VWEU)
▪ Doorgaans autonome interpretatie begrippen. Bv. Burgerlijke en handelszaak
▪ Soms volgens lex fori (eigen recht van de rechter die bevoegd is, bv. 62
Brussel I bis) of lex causae (toepasselijke recht die van toepassing is op de
rechtsverhouding)
Bronnen: Europeanisering IPR
‘’Justitiële samenwerking in burgerlijke en handelszaken met grensoverschrijdende gevolgen’’
– Uitzonderingspositie voor Denemarken, Ierland (en VK) → ging om de hele justitiële
samenwerking. Na uittreding VK is deze niet meer gebonden aan de verordeningen, maar
worden door het overgangsrecht nog wel door de VK toegepast. Denemarken heeft een gehele
OPT-out, maar past wel Brussel I bis en Betekeningsverordening toe. Ook eenzijdig Rome I.
Ierland heeft een OPT-in en bepaald per verordening of ze wel of niet meedoen.
● Art. 67 VWEU
● Art. 81 VWEU: o.m. internationale bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging,
toepasselijk recht, grensoverschrijdende betekening en bewijsopneming
● Twintig IPR/Procesrechtelijke regeling
● Europees parlement studies naar verdere codificatie, een Europees IPR-wetboek, en de
toekomt van IPR
● Recent meer aandacht voor Europees civiel procesrecht
Bronnen: samenloop