HC 1 – Organisatiewetenschappen (H1 t/m H3 Mintzberg)
Elementen in organisatie:
- (Sociale) structuur: Formeel (regels, procedures, hiërarchie) & informeel (relaties tussen mensen,
interactie, samenwerking).
- Mensen: attitude, ambitie, normen en waarden, leiderschap
- Doelen: doel van organisatie/mensen
- Technologie: instrumenten, machines, apparatuur
- Omgeving: klanten, leveranciers, concurrenten, partners.
Organisatie zien als een proces
- Besturingsprocessen: financiële controlecyclus, systemen die de organisatie een bepaalde richting op stuurt.
Definities:
Structuur van organisatie = manieren waarop het werk in afzonderlijke aken is verdeeld en de wijze waarop de
taken worden gecoördineerd (Mintzberg).
Organisatie = verzameling van mensen die in een formeel samenwerkingsverband verenigen om doelstellingen
van individuen en groepen te realiseren.
Organisatiewetenschappen = verzameling van inzichten, methoden, theorieën en richtlijnen die met betrekking
tot een organisatieverschijnsel bestaat.
3 realiteiten in de werkelijkheid:
1. Objectieve werkelijkheid: natuurregels/wetten. Onderhevig aan bepaalde regels die niet kunnen worden
veranderd door mensen.
2. Subjectieve werkelijkheid: individuele emoties/ervaringen.
3. Intersubjectieve werkelijkheid: werkelijkheid die met elkaar wordt gecreëerd; zowel objectief als
subjectief.
o Objectief → afspraken tussen mensen. Er niet aan houden leidt tot consequenties; niet 100%
handelingsvrij.
o Subjectief → eigen ervaringen/interpretaties.
3 realiteiten in 3 perspectieven in organisaties:
1. Systeemperspectief (rational system perspective): het systeem (= regels, functies, normen, waarden)
heeft objectieve consequenties voor de leden → beperkte handelingsvrijheid. Gaat uit van objectieve
werkelijkheid.
2. Actorperspectief (natural system perspective): mensen zijn in principe handelingsvrij. Structuren
ontstaan door handelingen en interactie en krijgen daardoor betekenis. Gaat uit van subjectieve
werkelijkheid.
3. Interactieperspectief: interacties leiden tot construeren en reconstrueren van structuren. Voor
individuen kunnen deze structuren de handelingsvrijheid beperken. Dit is de beste representatie van de
intersubjectieve werkelijkheid.
Dus:
Objectieve werkelijkheid → Systeemperspectief
Subjectieve werkelijkheid → Actorperspectief
Intersubjectieve werkelijkheid → Interactieperspectief
Zorgvormen:
- Extramurale zorg: zorg die niet in een instelling wordt gegeven (thuiszorg, huisarts) → 1e lijn
- Intramurale zorg: verpleeghuizen → 2e lijn
- Semimurale zorg: niet pertinent in een zorginstelling, is een tussenvorm.
- Transmurale zorg/ketenzorg: samenwerking tussen zorginstellingen.