Leerdoelen blok 3.3
Winst
INHOUDSOPGAVE
blz.
Probleem 1: Voor jezelf beginnen? 2
Probleem 2: Spijt als haren op z’n hoofd 12
Probleem 3A: Je zal er maar mee zitten! 20
Probleem 3B: Goede belastingadviseur gezocht 25
Probleem 4A: Euro is Euro: ja en? 31
Probleem 4B: Passiveren op de balans 35
Probleem 5: An offer you can’t refuse? 44
Probleem 6: Eenmanszaak of BV 53
Probleem 7A: Een firma, een blessing in disguise? 60
Probleem 7B: Doet scheiden ook lijden? 68
Probleem 8: Aan een firma in gebruik geven van een 72
Woonwerkpand, doen of niet doen?
,Probleem 1 – Voor jezelf beginnen?
Angelique werkt als advocaat in loondienst bij een advocatenkantoor. Ze verdient een prima salaris,
maar als ze op een avond met haar studievriendin Irene uit eten is, vertelt die haar dat ze veel beter
voor zichzelf kan beginnen.
Irene: “Begin toch als zzp’er! Je loopt wat meer risico als je ziek bent, maar fiscaal sta je er veel
gunstiger voor. Als je genoeg uren maakt, heb je recht op veel fiscale voordelen. En je zoon studeert
toch economie? Die heeft vast veel tijd over, kan hij mooi jouw administratie doen. Misschien kunnen
jullie wel een samenwerkingsverband als ondernemers aangaan. Als hij dan ook recht op die fiscale
voordelen heeft, is het dubbelop.”
Literatuur:
- D.A. Albregtse et al, Cursus Belastingrecht, studenteneditie 2019- 2020, onderdeel
Inkomstenbelasting, Deventer: Kluwer 2019 (H 2.1 + 3.2)
Wanneer ben je ondernemer?
Stappenplan:
1. Art. 1.1 IB
2. Art. 2.1 IB
3. Art. 3.1 IB
4. Art. 3.2 + 3.8 + 3.25 (jaarwinst aan de hand van goed koopmansgebruik)
5. Onderneming? Dan de definitie toetsen + criteria
6. Ondernemer? Art. 3.4 IB
7. Conclusie
Winst uit onderneming
In art. 3.1 lid 2 onderdeel a is bepaald dat tot het belastbare inkomen uit werk en woning (box 1,
zie IB.3.1.0) behoort de belastbare winst uit onderneming. Het begrip ‘belastbare winst uit
onderneming’ wordt vervolgens omschreven in art. 3.2 als:
a) het gezamenlijke bedrag van de winst
b) die de belastingplichtige als ondernemer geniet
c) uit een of meer ondernemingen
d) verminderd met de ondernemersaftrek
e) en de MKB-winstvrijstelling.
In deze omschrijving staat niet zozeer het begrip onderneming centraal, maar de natuurlijk
persoon die winst geniet. Hij wordt expliciet aangeduid als ‘ondernemer’ (maar let op; art. 3.3
geeft uitbreiding van begrip ondernemer).
Onderneming
Toch moet altijd eerst worden vastgesteld of er in objectieve zin een onderneming aanwezig. Van
een onderneming is geen definitie in de wet te vinden en is dus door de jurisprudentie ingevuld:
- Duurzame (dus regelmatig)
- Organisatie van kapitaal en arbeid (ligt er maar net aan wat voor soort onderneming je
hebt, bij internetonderneming bijv alleen laptop en internetaansluiting, kapitaal hoeft dus
ook geen geld te zijn)
- Met behulp waarvan door deelname aan het economisch/ maatschappelijke verkeer
- Wordt beoogd winst te behalen (subjectief beoogd en objectief te verwachten, want
subjectief kan altijd goed verdedigd worden. Je kan altijd zeggen dat je geen winst wilt
maken en dat het je hobby is, of andersom. Daarom het objectieve aspect, dus wat een
buitenstaander er van vindt.) Kijk ook naar de wijze van inrichting.
Begrip onderneming wordt gelijkgesteld aan het zelfstandig uitgeoefende beroep, zie art. 3.5 lid 1
IB.
2
,Criteria:
- Je moet kijken naar de uiterlijke kenmerken (de feiten en omstandigheden).
- Kijk naar de bekendheid naar buiten toe (met name de activiteiten).
- Is er sprake van een opdrachtgever?
- Is er sprake van een ondernemingsrisico, debiteurenrisico?
- Kijk ook naar de duurzaamheid van de activiteiten
HR gaf aan: het moet een zelfstandige entiteit zijn + er moet sprake zijn van een (gedwongen)
risico. Ook moet er sprake zijn van duurzaamheid
Ondernemer
De wettelijke definitie van het fiscale ondernemerschap treffen we aan in art. 3.4 IB: ‘de
belastingplichtige voor rekening van wie een onderneming wordt gedreven en die rechtstreeks
wordt verbonden voor verbintenissen betreffende die onderneming’.
‘Voor rekening van wie een onderneming wordt gedreven’
Het is duidelijk dat in ieder geval bij een eenmanszaak de objectieve onderneming voor rekening
van de eenmansondernemer wordt gedreven. Hiermee wordt bedoeld: je bent gerechtigd tot alle
voordelen uit een onderneming (de plussen en minnen moeten jou kunnen raken). Daarom
behoort een commanditaire vennoot niet tot het begrip.
‘Rechtstreekse verbondenheid voor ondernemingsverbintenissen’
In de wetsgeschiedenis is de introductie van het verbondenheidscriterium als vereiste voor fiscaal
ondernemerschap als volgt gemotiveerd: ‘Het vereiste van rechtstreekse verbondenheid voor
verbintenissen betreffende de onderneming is nieuw. Dit criterium is opgenomen om tot
uitdrukking te brengen dat ondernemerschap meer betekent dan het ter beschikking stellen van
kapitaal aan een onderneming. Vereist is dat de belastingplichtige tegenover zakelijke
crediteuren aansprakelijk is voor de schulden betreffende de onderneming. (commanditaire
vennoten zijn dus geen ondernemer) Verbondenheid voor verbintenissen betreffende de
onderneming houdt privaatrechtelijk gezien in dat betrokkene tot nakoming van in het kader van
de onderneming aangegane verplichtingen moet kunnen worden aangesproken. Wat betreft die
nakoming kan niet alleen worden gedacht aan de betaling van ondernemingsschulden, maar
bijvoorbeeld ook aan het verrichten van bepaalde diensten.
Rechtstreekse verbondenheid
De term ‘rechtstreeks’ in het criterium beoogt tot uitdrukking te brengen dat alleen een directe
(eigen) verbondenheid voldoende is. Dat is bij de eigenaar van een eenmanszaak steeds het
geval. Ook de vennoot in een openbare maatschap of VOF, die civielrechtelijk wordt
vertegenwoordigd door een andere vennoot ingeval deze bevoegd een verbintenis op naam van
de vennootschap aangaat, is rechtstreeks verbonden in de zin van art. 3.4.
Continue verbondenheid
In de wettelijke terminologie is welbewust de omschrijving ‘wordt verbonden’ gehanteerd.
Daarmee wordt tot uitdrukking gebracht dat het niet voldoende is dat de belastingplichtige is
verbonden voor bestaande verbintenissen, maar dat de verbondenheid ook nieuwe
verbintenissen moet betreffen. De wetgever heeft het voor een aantal ondernemersfaciliteiten
niet voldoende geacht dat betrokkene ondernemer is in de zin van art. 3.4. Voor bepaalde
faciliteiten, waaronder de zelfstandigenaftrek, moet de ondernemer tevens voldoen aan het
urencriterium van art. 3.6
Zelfstandig uitgeoefend beroep:
- Art 3.5 lid 1 IB stelt de onderneming gelijk met het zelfstandig uitgeoefende beroep. Lid 2
stelt de ondernemer gelijk met de beoefenaar.
- Accent ligt op de persoonlijke bekwaamheid van de ondernemer.
- Voorbeelden: Notaris, deurwaarder, advocaat, accountant, huisarts, medisch specialist,
architect en componist, voor zover deze personen hun arbeid niet als resultaatgenieter of
in dienstbetrekking verrichten.
- Voor zelfstandig uitgeoefend beroep:
3
, o Niet vereist: Investering in activa
o Vereist: Ondernemingsrisico, bijv. debiteurenrisico.
o Ingeval geen investeringsrisico en debiteurenrisico kan sprake zijn van zelfstandig
beroep mits voldoende andere ondernemingsrisico’s worden gelopen.
o Kans op reeds wisselende inkomsten lijkt voldoende te zijn.
Rechtsvormen van onderneming
- Eenmanszaak: eigenaar is ondernemer omdat hij instaat voor verbintenissen die hij zelf
voor de onderneming aangaat
- VOF: elke vennoot is hoofdelijk verbonden
- CV: beherend vennoot is hoofdelijk verbonden
- Openbare maatschap: maat gekwalificeerd als ondernemer: ieder voor gelijk deel in
plaats van hoofdelijk verbonden
- CV: commanditaire vennoot: zijn niet verbonden met verbintenissen van de onderneming
- Stille maatschap: stille maat: niet verbonden met verbintenissen van onderneming
- Maten in stille maatschap die op eigen naam verbintenissen aangaan: wel ondernemer
- Een persoon die als vennoot toetreedt tot VOF/ beherend vennoot tot CV wordt ook
verbonden voor verbintenissen van de vennootschap die voorafgaand aan zijn toetreden
zijn ontstaan!
Wat zijn ook ondernemingen?
- Zelfstandig beroep - art. 3.5 IB: het zelfstandig beroep is gelijkgesteld met een
onderneming.
- Fiscale neutraliteit - ook illegale of onzedelijke activiteiten kunnen een onderneming in
fiscale zin vormen, waarvan de winst wordt belast.
Meer ondernemingen
Uit de tekst van art. 3.2 IB blijkt dat een subjectieve ondernemer meer dan 1 objectieve
onderneming kan drijven. De beslissing of er twee (of meer) verschillende ondernemingen zijn,
dan wel of sprake is van één onderneming met twee min of meer zelfstandige onderdelen, hangt
van de feitelijke situatie af. Van belang daarbij zijn de wijze van organisatie, alsmede het
antwoord op de vraag of de aard van de ondernemingsdelen al dan niet uiteenloopt, terwijl ook
de verwerking in de boekhouding een rol kan spelen.
Medegerechtigden
Art. 3.3 lid 1 onderdeel a IB: mede als winst wordt aangemerkt: ‘de winst die de
belastingplichtige, anders dan als ondernemer of aandeelhouder, als medegerechtigde tot het
vermogen van een onderneming geniet uit een of meer ondernemingen.’
Art. 3.3 lid 2 IB: voor de toepassing van lid 1 onderdeel a, behoeft de medegerechtigheid zich niet
te strekken tot een eventueel liquidatiesaldo.
Schuldeiser
Art. 3.3 lid 1 onderdeel b: belastbare winst bestaat ook uit het bedrag van de gezamenlijke
voordelen die de belastingplichtige geniet uit hoofde van een schuldvordering op een
ondernemer ten behoeve van een voor zijn rekening gedreven onderneming(en), indien zich een
in het derde lid genoemde omstandigheid voordoet.
Welke faciliteiten heb je als ondernemer?
Het urencriterium
De wetgever wenst bepaalde ondernemingsfaciliteiten uitsluitend toe te kennen aan ‘echte’
ondernemers. Dat zijn personen die daadwerkelijk ondernemingsactiviteiten verrichten en die een
groot deel van hun beschikbare tijd in die onderneming werken, hetgeen wordt getoetst aan de
hand van het urencriterium. Het urencriterium geldt voor de toevoeging aan de oudedagsreserve
(art. 3.67- 3.73) en de tot de ondernemersaftrek behorende zelfstandigenaftrek (art. 3.76), de
S&O-aftrek (art. 3.77) en de meewerkaftrek (art. 3.78). Voor de startersaftrek bij
4