Samenvatting Abnormal Child and Adolescent Psychology
Hoofdstuk 1: Inleiding
Veel stoornissen komen vaker voor bij mannen dan bij vrouwen. Uitzonderingen zijn;
angststoornissen, de ziekte van Rett, depressie en eetstoornissen.
Kreaplin: Meerdere symptomen zijn samen een syndroom; elke stoornis heeft een eigen
oorzaak, eigen symptomen, eigen ontwikkelingspatronen en specifieke gevolgen.
Freud: psychoanalytische theorie; psychogenesis; ID, ego en superego zijn constant in
conflict.
Id: wilt onacceptabele dingen
Superego: wilt deze dingen niet laten gebeuren
Ego: probleemoplossend gedeelte
Psychoseksuele stage theorie: Vijf fasen;
1. Oraal; afleren alles in de mond te stoppen
2. Anaal; leren zindelijk te worden
3. Fallische; jongen wilt moeder voor zichzelf hebben (Oepiduscomplex)
meisje wilt vader voor zichzelf hebben (Electracomplex)
4. Latentie; minder egoïstisch, interesse in seksueel karakter
5. Genitale; ontwikkeling van geslachtsdrift
Erik Erikson: psychosociale ontwikkelingstheorie; gaat vooral uit van sociale relaties, het
onbewuste en de relatie tussen ouder en kind.
Sociale leertheorie van Bandura: Observationeel leren
Zes uitgangspunten van de abnormale kind en adolescentie psychologie:
- Meerdere oorzaken
- Normaal en abnormaal gedrag hangen samen
- Menselijk gedrag is complex
- Kijken of behandelingen effectief zijn en nieuwe preventieprogramma’s bedenken
- Kinderen hebben het recht op een goede verzorging
- Volwassenen moeten opkomen voor de gezondheid van het kind
Twee soorten theorieën:
- Microtheorieën: Klein en specifiek. Specifieke causale linken tussen sleutelvariabelen
- Macrotheorieën: Grote theorieën zoals de evolutietheorie. Sommige dingen worden niet
verklaard.
Een model geeft een beschrijving van hetgeen dat bestudeerd wordt; drie soorten modellen:
- Interactionele modellen: Variabelen werken samen om tot een gevolg te komen
,- Transactionele modellen: Ontwikkeling wordt in het model toegevoegd
- Systeemmodellen: Verschillende niveaus van ontwikkeling die constant interactie hebben
Ontwikkeling:
- Verandering in iemands leven als gevolg van voordurende interacite tussen biologische,
psychologische en sociaal-culturele variabelen
- Kwalitatieve veranderingen belangrijker dan kwantitatieve veranderingen
- Biologische, motorische, lichamelijke, cognitieve en emotionele systemen al vroeg in
ontwikkeling
- Gaat volgens coherent patroon. Huidig functioneren hangt samen met verleden en toekomst
- Kan tot positieve dingen leiden maar dat hoeft niet het geval te zijn
Vijf manieren van ontwikkeling van de kindertijd tot de late adolescentie:
1. Stabiele aanpassing: Weinig blootstelling aan negatieve omstandigheden; positief zelfbeeld
2. Stabiele verkeerde aanpassing: Chronisch slechte aanpassing
3. Omkeerbaarheid van verkeerde aanpassing: Slecht begin maar door positieve
omgevingsfactoren
past het kind zich goed aan
4. Verslechtering van aanpassing: In de kindertijd een goede aanpassing maar
omgevingsfactoren of
biologische oorzaken zorgen later voor een verslechtering van aanpassing
5. Tijdelijk verkeerd aanpassen: Kind is eerst aangepast maar heeft een tijdelijke periode van
verkeerde aanpassing
Weerstand wordt beïnvloed door drie factoren:
- Persoonlijke eigenschappen zoals intelligentie en zelfvertrouwen
- Familiekarakteristieken zoals een warme opvoedstijl en een goede SES
- Omgevingskarakteristieken
Bowlby stelde dat hechtingsstijlen bij het kind zorgen voor verwachtingen of interne
modellen over de beschikbaarheid en betrouwbaarheid van ouders. Dit beïnvloedt weer het
vermogen van een kind om emoties te reguleren. Dit vermogen heeft invloed op latere
relaties. Hechtingsstijl van een kind hangt af van individuele eigenschappen, reacties van de
ouders en de sociale context.
Veilige hechting: baby zoekt contact met moeder als deze terugkomt. Reageert positef en
gebruikt moeder als veilige basis om omgeving te exploreren. Deze hechtingsstijl zorgt in de
adolescentie voor een goede aanpassing aan omstandigheden.
Onveilige hechting: Baby gebruikt de band met de moeder niet als een bron om met stress om
te gaan.
Vermijdend onveilig gehecht: Baby’s uiten geen stress en ontwijken de moeder
, Resistent onveilig gehecht: Baby’s zijn wel gefrustreerd maar zoeken op een verkeerde
manier contact met de moeder. Deze hechtingsstijl zorgt in de adolescentie voor asociaal of
angstig gedrag
Gedesorganiseerde/gedesoriënteerde onveilige hechting: Inconsistente strategieën om het
gedrag aan te passen aan stressvolle gebeurtenissen. Deze baby’s gedragen zich atypisch en
tegenstrijdig. Vaak baby’s uit gezinnen met veel risicofactoren. Ook biologische aanleg;
humeur van dit kind is erg veranderlijk. In de adolescentie weinig zelfvertrouwen,
academische problemen en afwijkend gedrag.
Chess en Thomas ontdekten verschillende temperamentvormen bij baby’s die redelijk stabiel
zijn:
1. Gemakkelijk
2. Moeilijk op gang te brengen
3. Moeilijk
Nigg: Stelt dat kenmerken van temperament bepaald worden door twee algemene factoren;
reactie op stimulatie en zelfregulatie bij het functioneren.
Rothbart en Posner: Beschrijven driefactormodel van temperament:
- Positieve emoties en benaderingsgedrag; plezier, gelach, impulsiviteit en actief gedrag
- Negatieve emoties; verlegenheid, bangheid, frustratie, boosheid, ontroostbaarheid en
verdriet
- Regulatie met inspanning; remmende regulatie, richten op aandacht, gevoeligheid voor
percepties en plezier met weinig intensiteit. (Deze factor cruciaal voor gezonde ontwikkeling)
Emoties bestaan uit drie onderdelen:
- Gevoelens van o.a. verdriet, blijheid en boosheid
- Reacties van het zenuwstelsel zoals snellere hartslag en zweten
- Gedragsuitingen zoals lachen, fronsen of vluchten
De middenhersenen zorgen ervoor dat de achterhersenen en de bovenste hersendelen
verbonden worden. Ook hebben de middenhersenen invloed op slapen en wakker worden.
Deze invloed wordt uitgeoefend door middel van het reticulaire activeringssysteem. De
middenhersenen en de achterhersenen worden soms ook wel de hersenstam genoemd.
De voorhersenen bestaan uit twee cerebrale hersendelen. Het oppervlak wordt de cortex
genoemd. De twee hemisferen worden verbonden door de corpus callosum. Elk hersendeel
heeft vier lobben. De cerebrale hersendelen zijn verantwoordelijk voor o.a. zintuiglijke
waarnemingen, motorische controle, informatieverwerking en het geheugen. Onder de
cerebrale hemisferen bevinden zich subcorticale structuren. Hier bevindt zich de thalamus die
informatie verwerkt tussen de hersenhelften en de hypothalamus. Deze reguleert honger, dorst
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper ClaasjevanHaagen. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,49. Je zit daarna nergens aan vast.