1. Wederpartij doet een beroep op het vertrouwensbeginsel. Is dit beginsel
gecodificeerd?
Nee, de problematiek is gecompliceerd. Er zijn zes vragen van
belang, terwijl de antwoorden op die vragen vaak in een
tegengestelde richting wijzen. Zien we niet in de wet terug. (Blz.
386)
Het is een beginsel van behoorlijk bestuur en eist dat
gerechtvaardigde verwachting zo enigszins mogelijk worden
gehonoreerd.
2. Op pagina 387 van het Boek Bestuursrecht I vindt u een overzicht van
vragen die een rol spelen bij een beroep op het vertrouwensbeginsel. De
bestuursrechter beoordeeld sinds mei 2019 (uitspraak Amsterdamse
dakopbouw) een beroep op het vertrouwensbeginsel aan de hand van drie
concrete stappen (zie r.o. 2.1).
a. Welke drie stappen zijn dit?
1. Kan de uitlating en/of gedraging worden gekwalificeerd als een
toezegging?
2. Kan de toezegging aan het bevoegde bestuursorgaan worden
toegerekend?
3. Moet het gewekte vertrouwen worden nagekomen en, zo ja,
wat is de betekenis daarvan voor de uitoefening van de
betreffende bevoegdheid
b. Leg uit dat in die drie stappen de vragen uit het overzicht op p. 387
terugkomen.
De zes vragen op blz. 386.
Vraag 1, 2 en 3, bij stap 1, 2 en 3.4,5 en 6 kun je mooi verbinden kun je mooi verbinden
aan stap 3.
A. Zijn er gerechtvaardigde verwachtingen?
1. Zijn de verwachtingen toe te rekenen aan het bestuursorgaan? (stap 2)
2. Door welke gedragingen zijn de verwachtingen gewekt? (Stap 1)
3. Zijn de verwachtingen gewekt doordat de burger onjuiste of onvolledige
gegevens heeft verstrekt? (Stap 1)
B. Zo ja, brengt de belangenafweging mee dat deze gerechtvaardigde verwachtingen
moeten worden gehonoreerd? (Stap 3)
Vraag 4, 5 en 6.
3. Stelling: “Een toezegging die aan het bestuursorgaan kan worden
toegerekend, moet altijd worden nagekomen”.
1
,Nee, in strijd met het algemeen belang. Stap 1 gezet: toezegging/gedraging
geweest/gedaan en dan stap 2, de toezegging kun je toerekenen aan BO. Stap 3: moet het
vertrouwend dan moeten worden nagekomen?
De toezegging kan worden toegerekend, maar hoeft niet altijd te worden nagekomen. In
de 3e stap vindt een belangenafweging plaats, waarbij een algemeen belang wordt
afgewogen en dan kan het zijn dat een toezegging aan een BO toegerekend kan worden,
maar toch gaan we het vertrouwen beschamen. Maar toch gaan we er niet aan nakomen,
want er zijn zwaarder wegende belangen die zich daartegen verzetten. Het BO moet het
algemeen belang nawegen.
Als er een toezegging niet wordt nagekomen, vertrouwen als burger geschaad dan kan het
zijn dat er een schadevergoeding moet worden geboden.
4. a. In de standaarduitspraak Amsterdamse dakopbouw kiest de Afdeling bij
de toepassing van het vertrouwensbeginsel uitdrukkelijk voor een
verschuiving van een bestuurlijk perspectief naar meer een
burgerperspectief. Lees rechtsoverweging 11.2 en 11.3 uit die uitspraak.
Hoe legt de Afdeling meer accent op het burgerperspectief?
Er is een verschuiving van bestuur perspectief naar burgerperspectief. Hoe komt het bij de
burger over? Meer nadruk op hoe een uitlaten bij een redelijk denkend burger overkomt.
Dus het burgerlijk perspectief. De deskundigheid van de betrokkene speelt een rol. In 11.3
staat van de RvS dat zij minder de nadruk willen leggen op de precieze
bevoegdheidsverdeling. Hoe is het bedoeld? Hoe is het overgekomen?
b. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt in deze zaak niet, omdat
de uitlatingen afkomstig zijn van een baliemedewerker (zie r.o. 2.2). Prof.
Damen constateert aan het slot van zijn annotatie bij de hier
gepubliceerde uitspraak “Gezien de uitleg en toepassing die in de
bovenstaande uitspraak aan de Amsterdamse dakopbouw worden
gegeven, is de kanteling naar het burgerperspectief nog een
Unvollendete.” (AB 2019/306).
Vindt u dat uitlatingen van baliemedewerkers aan het bevoegde
bestuursorgaan moeten kunnen worden toegerekend?
Omdat er een onderzoeksplicht is, ligt ook of het iemand is die er wel of
geen verstand van hebt. Niet direct vanuit gaan dat dit klopt wat de
baliemedewerker zegt. Baliemedewerker niet deskundig genoeg. Je kan
er niet zomaar op vertrouwen.
RO 2.2. in de casus, de geitenhouderij die om handhaving vraagt, de
koper met schapen die navraag doet heeft reactie gekregen. Stap 1, de
RvS zegt dat er wel degelijk een uitspraak is geweest die wel degelijk
een toezegging heeft gedaan. Stap 2: nee kan niet worden toegerekend.
De afdeling heeft overwogen dat toezegging van medewerkers in
algemeenheid een uitspraak heeft gedaan, niet kan worden
toegerekend. Een medewerker die in het algemeen een algemene
informatie geeft kun je niet zomaar op vertrouwen.
2
,Vragen
1. Wanneer is juridisch sprake van een schaarse vergunning?
Besluiten moeten kenbaar en duidelijk zijn. Schaarse
vergunningen zijn waarbij je op voorhand weet dat er een plafond
is, omdat er een groot aantal gegadigden bestaat. Transparantie
is erg belangrijk bij schaarse vergunningen, zodat iedere
gegadigde weet waar hij aan toe is en iedereen gelijk behandeld
wordt.
De som van de omvang van de aanvragen overtreft het
aantal beschikbare publieke rechten.
2. Wat zijn de consequenties voor besluitvorming als sprake is van een
schaarse vergunning?
Dan dient de communicatie naar alle aanvragers transparant te
geschieden. Een passende mate van openbaarheid moet worden
getracht bij het kenbaar maken van schaarse rechten. Het BO
moet informeren dat het schaarste recht beschikbaar komt en
moet een verdelingsmethode gaan hanteren en bekend gaan
maken. De verdeelregels moeten goed, duidelijk en dubbelzinnig
worden getranspireerd.
3. Leg uit waarom er volgens New Orange geen sprake is van een schaarse
vergunning.
Er is namelijk geen sprake van fysieke schaarste omdat de
beschikbaarheid van de natuurlijke hulpbron, de binnenwateren
van Amsterdam, niet beperkt is. Van beleidsmatige schaarste is
ook geen sprake omdat de Vob niet voorziet in een
maximumaantal vergunningen, aldus New Orange.
4. Welk antwoord is volgens u juist. De Afdeling oordeelt dat sprake is van
een schaarse vergunning omdat:
A. Sprake is van fysiek schaarste
B. Sprake is van beleidsmatige schaarste
C. Sprake is van een mengvorm tussen fysieke en beleidsmatige
schaarste.
RO 6, verwijzing van de afdeling naar de fysieke schaarste en ook
de beleidsmatige redenen worden aangehaald. In RO 7.1 gaat de
afdeling in op een andere uitspraak en dat mondt uit in de
conclusie dat er geen grond wordt gezien in het oordeel dat er
geen enkel beleidsmatig aspect aan de orde komt.
De RvS: over de ligplaats zie RO 8.1, naar het oordeel van de
afdelingen heeft het algemeen bestuur een plafond gecreëerd en
daarom worden de vergunningen als schaars recht gezien. De
schaarste is misschien niet eens fysiek aanwezig, maar de
3
, gemeente heeft een bepaald gedeelte aangewezen waar
vergunning mogen worden verleend, dus beleidsmatig. Kan ook
als het in een verordening is opgenomen. Allemaal situatie waarin
sprake is van beleidsmatige schaarste: doordat een BO die erover
gaat beleidsmatig gaat.
5. a. Welke verdelingssystematiek gaat het college van B&W van Amsterdam
hanteren?
Door middel van een loting. RO 9. New Orange moet maar even
wachten.
b. Noem nog twee andere manieren van verdeling van schaarse
vergunningen.
1. subsidieplafond
2. selectie
6. Stelling: “Het transparantiebeginsel is alleen een Europeesrechtelijk en
geen nationaalrechtelijk beginsel”. Leg uit of deze stelling juist, dan wel
onjuist is.
Het beginsel is niet gecodificeerd in de Awb, omdat het
gelijkheidsbeginsel ook al met zich meebreng dat aan burgers tijdig
informatie moet worden verstrekt. Naar nationaal recht is het
gelijkheidsbeginsel daarom ook voldoende. Maar is ook wel verweven in
ons Nederlandse recht.
Welke bevoegdheid is door welk bestuursorgaan uitgeoefend?
o Stichting Autoriteit Financiële Markten vordert een last onder dwangsom van 32.000
euro aan eiser.
Waar gaat de zaak feitelijk over? Welke belangen staan er voor de partijen op het spel?
o AFM vordert inlichten van de eiser in de vorm van kopieën van
samenwerkingscontracten en bankafschriften binnen 10 werken na 9 februari 2012. Dit
heeft eiser niet gedaan. Eiser is verplicht hieraan mee te werken conform artikel
5:20 Awb. De last onder dwangsom op grond van artikel 1:99 van de Wet op het
financieel toezicht is gepubliceerd. AFM heeft 32.000 euro aan verbeurde dwangsommen
ingevorderd. Het verzoek tot matiging van de verbeurde dwangsom is bij besluit van 23
januari 2013 afgewezen, het matigingsverzoek is afgewezen in verband met het
verstrekken van onjuiste informatie.
o Belang eiser: financieel
o Belang AFM: misschien financieel maar het gaat hen om naleving van de regeltjes
omdat eiser misschien zonder vergunning diensten verleende.
1. Welke overtreding(en) is (zijn) in deze zaak aan de orde?
4