Hoofdstuk 1
1.1 Wat is de probleemstelling, doelstelling en onderzoeksvraag?
Probleemstelling; aanleiding tot het onderzoek
Doelstelling; achtergrond van het onderzoek schetsen, doel formuleren. SMART
geformuleerd!
Zuiver wetenschappelijk onderzoek; als het doel kennis verzamelen is, is er
sprake van een zuiver wetenschappelijk onderzoek.
Ethisch verantwoord;
1.2 Gaat het om een open of gesloten vraag; kwalitatief of kwantitatief
onderzoek?
*bij een openvraag doe je kwalitatief onderzoek. Bij kwalitatief
onderzoek gaat het vooral om het verkrijgen van inzichten en minder
om harde, getalsmatig onderbouwde, feiten. Dus vooral beschrijvingen
en nauwelijks getallen.
Agressieonderzoek; veel voorkennis nodig, maar onderzoeksvraag is heel
klein.
Als je weet wat je ongeveer kunt verwachten als je gaat
interviewen/enquête, is het meestal een kwantitatief onderzoek.
Getallen!
Kwantitatief Kwalitatief
Gesloten vraag Open vraag
Onderzoeksvraag ligt vast Kan evt. veranderd worden
Doel: toetsen en beschrijven van Doel: ontwikkelen van (nieuwe) ideeën
vantevoren vastgelegde ideeën
Informatieverzameling is Niet standaard (interviews,
standaard(vragenlijst) observaties)
Resultaat: cijfers/datamatrix Resultaat: observatie- of
gesprekverslagen
Data worden m.b.v. statistische Resultaten worden eerst gereduceerd
analyses geëvalueerd tot labels en vervolgens wordt getracht
daar een structuur in te ontdekken
Reproduceerbaar
1.3 Waarover wil de onderzoeker iets zeggen? Eenheden en kenmerken.
Eenheden; waar de onderzoeker over wilt zeggen. De onderwerpen.
Populatie; eenheden, maar dan specifieker. Bijv: niet studenten, maar
deeltijdstudenten.
Kenmerk; eigenschap van de eenheden. Bijv: kinderen, kenmerk: geslacht.
Lijdend voorwerp.
1.4 Wat is er al bekend over het onderwerp van onderzoek? Inhoudelijke
oriëntatie.
Vooronderzoek;
Literatuuronderzoek; kijken of er vergelijkbare onderzoeken zijn. 3 redenen:
1. Begrippen definiëren en meten; uit andere onderzoeken kun je leren hoe zij
de begrippen hebben gedefinieerd en gemeten.
, 2. Methodologische aspecten; kijken hoe anderen hun onderzoek hebben
opgezet en uitgevoerd en vooral ook wat hun ervaringen zijn.
3. Theorie
Thesaurus; soort woordenboek waarin je begrippen kunt opzoeken en waar dan
bij elk begrip een overzicht staat van min of meer vergelijkbare begrippen.
1.5 Gaat het om beschrijven, exploreren of toetsen?
Beschrijvend onderzoek; bij een kwantitatief beschrijvend onderzoek gaat het
meestal om frequentievragen. Onderzoeksresultaat is vaak een tabel of een
diagram.
Explorerend onderzoek; ontdekken. Kwalitatief verkennend onderzoek. Deze
manier gebruik je als je iets wilt ontdekken, bijv. de theorie.
verkennend onderzoek; kwantitatief explorerend onderzoek moet je van
tevoren uiteraard al ideeën hebben over mogelijk beïnvloedende factoren. Hier
moeten de vragen al vastgelegd zijn.
Verklarend/toetsend onderzoek; onderzoek waarbij je wilt controleren of je
idee klopt.
Casestudie; de resultaten beter onderzoeken naar de inhoud.
Hypothese; soort van verwachting(kwalitatieve survey).
1.6 Is het onderzoek uitvoerbaar?
Vier factoren die de uitvoerbaarheid bepalen:
1. Tijd; planning, deadline.
2. Geld
3. Bereidheid van respondenten; de bereidheid om aan een onderzoek mee
te doen hangt van een aantal dingen af;
- de instantie die het onderzoek uitvoert(commercieel
bureau/universiteit)
- de wijze waarop je de mensen benadert
- de tijd die het kost
- de aantrekkelijkheid van het onderwerp
- het nut van het onderzoek
- - een blijk van (materiële) waardering(incentive)
4. Bereikbaarheid van respondenten/materiaal; de juiste en geschikte
mensen vinden om vragenlijsten in te vullen(bijv. alleen mensen die
afgelopen jaar een pc hebben gekocht).
Hoofdstuk 2
2.1 wat is een onderzoeksontwerp?
In een onderzoeksontwerp beantwoord je de volgende vragen:
1. Welke vorm van onderzoek kies je?; experiment; onderzoeken wat de
invloed van iets is(massamedia), survey; doel van een survey is het
verzamelen van informatie over onderzoekseenheden(enquêtes), design;
verschillende vormen van onderzoek waarbij je dieper gaat.
2. Gebruik ik alle eenheden waarover ik iets wil zeggen, of trek ik daaruit een
steekproef?
3. Hoe ga ik de eigenschapbegrippen uit mijn onderzoeksvraag meten?
, Operationaliseren; een abstract begrip meetbaar maken.
2.2 Welke vorm van onderzoek is geschikt?? Survey
*Survey is een onderzoeksdesign
Vormen van dataverzameling; observaties, interviews, enquêtes.
*verschil tussen kwalitatieve en kwantitatieve survey is dat je bij
kwantitatieve een beeld wilt krijgen van de mate waarin een van
tevoren vastgesteld fenomeen, zich voordoet. Je moet immers in je
vragenlijst/ observatieschema van tevoren vastleggen wat je wilt
vragen/observeren. Bij kwalitatieve gebruik je meestal open vragen of
ga je open observeren. Soms kunnen beide elkaar goed aanvullen.
Mixed methods methode; als je zowel kwantitatief als kwalitatieve surveys
gebruikt.
Etnografisch onderzoek(kwalitatieve survey); beschrijvend onderzoek op
basis van participatie.
*het verschil tussen een kwantitatieve en een kwalitatieve survey is ook
het aantal te benaderen eenheden. In een kwantitatieve survey heb je,
om op basis van een steekproef van bejaarden uitspraken te kunnen
doen over alle Nederlandse bejaarden, relatief veel bejaarden in je
steekproef nodig. Kwalitatief meestal 10/20, niet meer dan 50. Als je
namelijk veel mensen interviewt of observeert verlies je het overzicht
en ben je al snel geneigd om met kwantitatieve beschrijvingen te
werken, zoals percentages.
Casestudie; hierbij kies je een of enkele typerende gevallen om een
probleem/situatie te beschrijven.
Verkennend onderzoek; hierbij wordt er vanuit surveyonderzoek ideeën en
theorieën ontwikkeld.
Gefundeerde theoriebenadering; is een gestructureerde werkwijze om van
ruw kwalitatief onderzoeksmateriaal, zoals interviewfragmenten, te komen tot
hogere meer abstracte inzichten.
Panelonderzoek; hier wordt een vaste groep gevolgd en worden erop
verschillende tijdstippen metingen gedaan.
Focusgroep onderzoek(kwalitatieve survey); hierbij worden groep
respondenten een of meer gerichte groepsgesprekken gevoerd. Bespreking.
Beleidsonderzoek/delphi-onderzoek(kwalitatieve survey); hierbij gaat het
om meningen van mensen.
Trendonderzoek(kwalitatieve survey); hier worden er verschillende metingen
gedaan met verschillende soorten onderzoeksgroepen.
Oorzakelijke verbanden; verbanden waarbij sprake is van de invloed van het
ene kenmerk op het andere.
Schijnverbanden/verschillen; schijn
Mediërend kenmerk: kenmerk die het verband verklaard. Zoals het blijkt dat
intelligente kinderen minder televisiekijken en minder agressief zijn. Intelligentie
verklaart dus een deel van het verband tussen televisiekijken en agressie.
Moderatorkenmerk; kenmerken die van invloed zijn op een relatie tussen 2
kenmerken, maar niet in mediërende zin.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper stijnreimert. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,48. Je zit daarna nergens aan vast.