IEB Samenvatting
Hoofdstuk 1
De wereldeconomie verandert in een hoog tempo. Door deregulering en door verbeteringen in
de transport- en telecommunicatietechnologie worden afstanden en grenzen tussen landen
steeds minder belangrijk. Internationale handels- en investeringsstromen nemen dan ook snel
toe. Deze versnelling in het proces van wereldwijde economische integratie door handel en
investeringen noemen we globalisering.
Een onderdeel van het proces van globalisering is dat ondernemingen steeds meer
bedrijfsfuncties wereldwijd vestigen. Deze strategie waarbij een onderneming ongebonden
bedrijfsfuncties in die delen van de wereld vestigt waar de kosten en de toegevoegde waarde
het meest gunstig zijn, noemen we global sourcing.
Voor Nederlandse ondernemingen heeft globalisering tot gevolg dat de bedrijfsomgeving
ruimer en complexer wordt. Steeds meer geografische gebieden komen binnen het bereik van
een Nederlandse ondernemer als mogelijke afzetmarkt of vestigingsplaats.
Tegelijkertijd neemt de intensiteit van de internationale concurrentie toe. Nederlandse
ondernemers moeten op hun thuismarkt en in het buitenland steeds meer rekening houden
met concurrenten uit nieuwe industrielanden (emerging markets).
Een Nederlandse ondernemer kan van de kansen die globalisering biedt profiteren door een
(nieuwe) internationaliseringsstrategie te formuleren. De belangrijkste motieven voor
voortgaande internationalisering zijn: benutting van nieuwe marktkansen en kostenvoordelen.
De basis voor internationale handel zijn comparatieve kostenverschillen tussen landen. De
comparatieve kostentheorie stelt dat landen profiteren van internationale handel als zij zich
specialiseren in het product dat zij relatief goedkoop produceren.
Een onderneming die internationaliseert doorloopt een aantal fasen:
Export via een buitenlandse partner.
Export via een eigen verkoopvestiging in het buitenland.
Eigen buitenlandse productie.
Zelfstandige buitenlandse vestiging.
Mondiale integratie.
Met behulp van twee criteria, te weten het aantal geïnternationaliseerde bedrijfsfuncties en de
zelfstandigheid ervan, kunnen internationaal werkende bedrijven worden ingedeeld in vier
typen: de pionier, de internationaliseerder, de multinational en de wereldwijde
netwerkorganisatie (zie de volgende tabel).
Hoofdstuk 2
In de wereldeconomie voltrekt zich een aantal belangrijke ontwikkelingen op demografisch,
ecologisch en sociaal-cultureel terrein.
Op demografisch gebied zien we een verdere groei van de wereldbevolking. De
bevolkingsgroei voltrekt zich vrijwel volledig in de ontwikkelingslanden. In deze landen leeft
ruim 80% van de wereldbevolking. De belangrijkste regio, gemeten naar omvang van de
bevolking, is Azië.
,In de industrielanden groeit de bevolking niet of nauwelijks. De belangrijkste demografische
trend in dit deel van de wereld is de vergrijzing van de bevolking. De urbanisatiegraad is in de
industrielanden hoog en stabiel.
In de ontwikkelingslanden groeit de bevolking nog steeds al neemt de groei wel af. De
vergrijzing van de bevolking in de ontwikkelingslanden is minder vergevorderd. Maar ook in de
ontwikkelingslanden neemt het aantal ouderen toe. Verder zien we in de ontwikkelingslanden
een snelle verstedelijking die voor de lokale bevolking zowel gunstige als ongunstige gevolgen
heeft.
Voor Nederlandse bedrijven hebben demografische ontwikkelingen invloed op zaken als de
ontwikkeling van regionale afzetperspectieven, consumentenvoorkeuren en de
beschikbaarheid en de prijs van arbeid.
Op ecologisch gebied zien we op wereldschaal een forse toename in het milieugebruik.
Bij ongewijzigd beleid zal het milieugebruik in de periode 2000 tot 2050 met een factor 3 tot 6
toenemen. Aangezien het huidige milieugebruik als niet-duurzaam mag worden bestempeld, is
een beleidswijziging gericht op minder milieugebruik per eenheid product nodig.
De milieuproblemen van de industrielanden en de ontwikkelingslanden verschillen aanzienlijk.
De belangrijkste problemen van de industrielanden hangen samen met de hoge welvaart en
liggen op het gebied van het niet-duurzame gebruik van grondstoffen en energie en de ermee
gepaard gaande emissies naar lucht, water en bodem. De lage welvaart en de bevolkingsgroei
in de ontwikkelingslanden leiden tot milieuproblemen op het gebied van bodemerosie,
watermanagement en luchtverontreiniging.
De industrielanden zullen hun milieubeleid moeten richten op een verhoging van de
milieuproductiviteit van productie- en consumptieprocessen. De belangrijkste bijdrage van de
ontwikkelingslanden aan de reductie van het milieugebruik is een beleid gericht op een
matige bevolkingsgroei. De industrielanden kunnen bijdragen aan een duurzaam gebruik van
bossen, bodem en water in de ontwikkelingslanden door de overdracht van kennis en
technologie en door de consumptie van duurzaam geproduceerde goederen.
Voor bedrijven hebben de ecologische ontwikkelingen tot gevolg dat zij steeds meer aandacht
aan duurzaamheid moeten besteden. Hiervan is sprake als een onderneming winstgevend
produceert, zonder schade aan milieu en maatschappij toe te brengen. Anders gezegd: de
belangen van profits, people en planet moeten door een onderneming op evenwichtige manier
behandeld worden.
Cultuur is het geheel van overgeleverde normen en waarden op grond waarvan mensen hun
gedrag bepalen. We kunnen cultuurverschillen op het spoor komen door de scores van landen
op cultuurdimensies, zoals individualisme, machtsafstand, masculiniteit en
onzekerheidsvermijding, te vergelijken.
De culturele diversiteit in de wereld is nog steeds groot. Ondanks de intensieve contacten
tussen inwoners van verschillende landen of regio's zijn culturele verschillen blijven bestaan.
Wel is het zo dat naarmate de welvaart van een land stijgt de inwoners individualistischer
worden.
Voor bedrijven hebben de sociaal-culturele ontwikkelingen tot gevolg dat zij hun goederen en
diensten nog steeds dienden aan te passen aan de lokale omstandigheden. Een wereldwijde
markt voor consumentenproducten bestaat niet en is op korte termijn ook niet waarschijnlijk.
De toenemende individualisering heeft bovendien tot gevolg dat producten niet alleen op
lokale, maar ook steeds meer op individuele voorkeuren moeten worden afgestemd.
Behoud van culturele diversiteit is een belangrijk argument dat wordt gebruikt in het debat
over vrijhandel en protectionisme. De argumenten voor protectionisme zijn meestal gebaseerd
op het voorkomen van werkgelegenheidsverlies en kunnen worden verdeeld in twee
hoofdcategorieën: oneerlijke concurrentie (internationale prijsdiscriminatie, lage lonen, sociale
dumping, vergelding van protectionisme elders) en onafhankelijkheid (bedreiging nationale
veiligheid, behoud culturele identiteit, voedselveiligheid en onafhankelijkheid van de
voedselvoorziening). Een moderne variant op het onafhankelijkheidsargument is de
strategische handelspolitiek.
, Protectionistische maatregelen kunnen worden onderscheiden in tarifaire en non-tarifaire
handelsbelemmeringen. Tot de laatstgenoemde categorie behoren invoerquota, vrijwillige
exportbelemmeringen, productvoorschriften, (export)subsidies en het aankoopbeleid door de
overheid.
Protectionistische maatregelen hebben voor de consument tot gevolg dat de prijzen stijgen en
de keuzevrijheid daalt. Voor de beschermde bedrijfstakken kunnen de productie en de
werkgelegenheid (tijdelijk) behouden blijven, maar de productie en de werkgelegenheid in de
niet-beschermde bedrijfstakken worden aangetast. Per saldo leidt protectionisme tot een
vermindering van de welvaart.
Hoofdstuk 3
Op mondiaal niveau zien we op economisch gebied twee belangrijke trends, te weten de
opkomst van nieuwe industrielanden en globalisering.
De opkomst van nieuwe industrielanden (emerging markets) heeft tot gevolg dat het
zwaartepunt in de wereldeconomie geleidelijk aan verschuift van de Triadelanden naar Azië.
Veel ondernemingen die hun producten afzetten op de verzadigde markten van de
Triadelanden zullen hun toekomstige afzetgroei dan ook in de emerging markets moeten
realiseren.
Van de tweede belangrijke mondiale trend, globalisering, is in de letterlijke zin van het woord
nog geen sprake. Weliswaar worden goederen, diensten en productieprocessen steeds meer
over de wereldbol verplaatst, maar het grootste deel van het economisch verkeer tussen
landen speelt zich nog steeds binnen de eigen regio af. Er is dus eerder sprake van
regionalisering dan van globalisering.
Op de financiële markten, zoals de valutamarkt, is het proces van globalisering het verst
gevorderd. Op de valutamarkt wordt geld van het ene land geruild tegen geld van een ander
land. We maken onderscheid tussen de contante valutamarkt (onmiddellijke levering) en de
termijnmarkt (levering na een bepaalde termijn). De wisselkoers is de prijs van de valuta van
het ene land uitgedrukt in de valuta van een ander land. De wisselkoers van een valuta –
bijvoorbeeld de euro – kan direct (EUR 1 = USD 1,25) of indirect (USD 1 = EUR 0,8) genoteerd
worden. Als de wisselkoers van de euro stijgt, spreken we van een appreciatie van de euro, in
het omgekeerde geval van een depreciatie.
Op lange termijn wordt de ontwikkeling van een wisselkoers volgens de
koopkrachtpariteittheorie bepaald door inflatieverschillen. De kern van deze theorie is dat
wisselkoersen ervoor zorgen dat de prijzen van internationaal verhandelbare goederen overal
ter wereld hetzelfde zijn. De consequentie hiervan is dat de valuta van landen met een relatief
hoge inflatie depreciëren.
Op korte termijn wordt de ontwikkeling van wisselkoersen vooral bepaald door internationale
kapitaalstromen. De factoren die de richting van internationale kapitaalstromen bepalen zijn
de ontwikkeling in:
verschillen in groeipotentieel tussen landen;
internationale renteverschillen;
wisselkoersverwachtingen (ook wel aangeduid als het marktsentiment).
Globalisering roept nogal wat misverstanden en kritiek op. Belangrijke misvattingen over
globalisering hebben betrekking op het idee dat concurrentie tussen landen hetzelfde is als
concurrentie tussen ondernemingen en de gedachte dat de absolute kostennadelen van de
industrielanden (voor zover ze die al hebben) leiden tot grote werkgelegenheidsen
betalingsbalansproblemen in deze landen.
De kritiek van de zogenoemde antiglobalisten concentreert zich op twee hoofdpunten.
In de eerste plaats zou globalisering gepaard gaan met een verlies aan nationale
soevereiniteit en culturele diversiteit. In de tweede plaats zou de ongelijke machtsverdeling in
de wereldeconomie ertoe leiden dat de rijken steeds rijker en de armen steeds armer worden.
De antiglobalisten richten hun kritiek voor een belangrijk deel aan het adres van
internationale organisaties als de World Trade Organisation (WTO), het Internationaal Monetair
Fonds (IMF) en de Wereldbank.