Samenvatting
verdiepend
goederenrecht.
Verbeek, J.
HBO-Rechten
Verdiepend goederenrecht is één van de twee
Duaal jaar 3
onderdelen van de ‘Major’ verdiepend civielrecht
S a m e n v a t t i n g dat gegeven wordt in het derde jaar van de
Haagse Hogeschool. Echter is deze
samenvatting ook geschikt voor andere scholen
en andere leerjaren.
0
, Sheets & Hoorcollege week 1.
Verdiepend houdt in; uitzonderingen op de uitzonderingen, geen simpele vragen.
Het is belangrijk eerst het verschil en de samenhang tussen het goederenrecht
en het verbintenissenrecht weer te geven, dat zal ik doen door middel van het
volgende voorbeeld:
Ik ben eigenaar van een Fiat 500
(Waarom? Dit is goederenrechtelijk.)
Ik heb mijn Fiat 500 verkocht aan mijn toenmalige vriend en hij
heeft nog niet betaald.
(Wat is nu mijn rechtspositie en wat is zijn rechtspositie? Dit is
contractenrechterlijk)
Goederen, dit zijn:
Zaken (art. 3:2 BW), dit bevat de hoofdzaak en bestanddelen (art. 3:4 BW)
NB: energie is vatbaar voor overdracht en is dus een zaak, hiervan
is ook een arrest (elektriciteitsarrest). Art. 3:2A: dieren zijn geen
zaken, maar in lid 2 staat er dat alle regels die over zaken gaan ook
van toepassing zijn op dieren. Art. 3:2A heeft dus eigenlijk geen
nut. Je mag een dier dus wel als zaak beschouwen.
Er zijn verschillende soorten zaken, roerende en onroerende.
- Onroerende zaken (art. 3:3 lid 1 BW) zijn duurzaam met de grond
verenigd, zoals bijvoorbeeld grond, niet gewonnen delfstoffen (zij
zijn dus nog met de grond verenigd), gebouwen en werken (+ hun
bestanddelen, arrest Ontvanger/Rabobank, Portacabin)
- Roerende zaken (art. 3:3 lid 2 BW) dit zijn de overige zaken met hun
bestanddelen.
Met bestanddelen zouden we kunnen bedoelen een leuning of een
poot van een stoel en een motorblok is een bestanddeel van een
auto.
Vermogensrechten (art. 3:6 BW), deze zijn op geld waardeerbaar en aan
een rechtssubject toekomen, is gericht op een stoffelijk voordeel en is
overdraagbaar; bijvoorbeeld aandelen.
Een arbeidscontract is dus geen vermogensrecht; hij is niet overdraagbaar
en is ook niet gericht om een stoffelijk voordeel te verkrijgen. Je ben hier
geen eigenaar van, maar rechthebbende.
Afhankelijke rechten: art. 3:7 BW, recht van pand, hypotheek, borgtocht,
erfdienstbaarheid.
Deze komen voort uit een hoofdrecht , anders zou het geen ‘afhankelijk’
recht zijn.
En dat hoofdrecht is dan (meestal) een geldvorderingsrecht.
Het hoofdrecht en het afhankelijke recht kun je niet los zien, als het
hoofdrecht vervalt dan vervalt het afhankelijke recht dus ook.
1
, Nevenrechten zijn vergelijkbaar met afhankelijke rechten, maar deze hoeft
echter geen vermogensrecht te zijn (vaker niet dan wel).
Moeder- en dochterrecht: art. 3:8 BW, moederrecht is het meer omvattende recht
waar het dochterrecht van afgeleid of op gevestigd is.
Volledige en beperkte rechten:
volledig recht eigendomsrechten, dat is het meest omvattende recht dat er
bestaat.
beperkt recht pand, hypotheek, opstal, vruchtgebruik, erfpacht,
erfdienstbaarheid etc., ze geven je als het ware een deel van de bevoegdheid die
de rechthebbende toekomt.
Registergoederen (art. 3:10 BW)
Onroerende zaken zijn altijd registergoederen maar registergoederen zijn niet
altijd onroerende zaken, denk maar aan een schip, dat is geen onroerende zaak
maar wel een registergoed.
Weten of iets een registergoed is, is belangrijk voor de levering.
Rechtsgevolgen van goederenrechtelijke rechten:
Exclusiviteit
Prioriteit
Volgrecht/droit de suite (direct zaaksgevolg, het blijft op de zaak
rusten ongeacht wie eigenaar is van die zaak)
bij volledige EN beperkte rechter: oud vóór jong.
Separatist in faillissement
2