Samenvatting: Sociale Psychologie
Sociale psychologie:
De wetenschap die probeert te verklaren in hoeverre en op welke wijze gedachten,
gevoelens en gedrag van individuen wordt beïnvloed door de expliciete of impliciete
aanwezigheid van anderen
Sociologie richt zich op het gedrag van groepen, sociale psychologie richt zich onder
andere op het gedrag van individuen wanneer anderen expliciet of impliciet aanwezig
zijn, in sociologie wordt minder gebruik gemaakt van experimenten en sociologie
bestudeert in meerdere mate brede sociale variabelen (verbanden)
Verschil sociale psychologie en persoonlijkheidsleer: persoonlijkheidsleer legt de
nadruk op de verschillen die bestaan tussen individuen die relatief stabiel blijven
gedurende verschillende situaties terwijl sociale psychologie de nadruk legt op hoe
sociale factoren de meeste individuen zullen beïnvloeden, waarbij hun persoonlijk
karakter slechts een kleine rol speelt
Verschil tussen sociale psychologie en klinische psychologie: sociale psychologie
houdt zich niet bezig met storingen of afwijkingen maar meer met de typische
manier waarop individuen denken, voelen, zich gedragen en met elkaar omgaan
Verschil tussen sociale psychologie en cognitieve psychologie: beide
wetenschappen zijn geïnteresseerd in mentale processen (denken, leren,
herinneren) maar sociaal psychologen houden zich bezig met de relevantie van
deze processen voor sociaal gedrag
Voorbeeld sociaal psychologische onderzoeksvraag:
Waarom fietst een wielrenner harder wanneer er anderen om hem heen zijn dan wanneer hij alleen is?
Dit is een vraag naar in hoeverre het gedrag van een individu wordt beïnvloed door de
expliciete aanwezigheid van anderen
Recente ontwikkelingen binnen de sociale psychologie:
Onderzoekers krijgen steeds meer interesse in hoe emotie, motivatie en cognitie
samen kunnen werken in het beïnvloeden van gedachten, gevoelens en gedrag
van individuen
Biologische perspectieven, waaronder perspectieven gebaseerd op
neurowetenschappen, genetica en evolutionaire principes, worden toegepast in
de sociaal psychologische onderwerpen zoals man/vrouw verschillen, relaties en
agressie
Toenemende aantallen sociaal psychologen zijn de universele algemeenheid of de
culturele specificatie van hun theorieën en bevindingen aan het evalueren door
gelijkheden en verschillen tussen culturen net zoals tussen rassen en etnische
groeperingen binnen culturen te onderzoeken
Sociale psychologie is iets anders dan mensenkennis, mensenkennis alleen kan nogal
tegenstrijdige resultaten opleveren waarvan ook niet door tests kan worden gemeten
welke de juiste is, vaak is mensenkennis te simplistisch en daardoor misleidend
Algemene kennis van de onderzoeksmethoden is belangrijk, want:
Algemene ontwikkeling, mensenkennis en/of intuïtie over sociaal psychologische
aangelegenheden kunnen misleidend zijn en elkaar tegenspreken, het is dus
belangrijk het wetenschappelijk bewijs waarop sociaal psychologische theorieën
en bevindingen gebaseerd worden, te begrijpen
Het bestuderen van onderzoeksmethodes binnen de psychologie verbetert het
nadenken over, beoordelen van gebeurtenissen in het echte leven en informatie
die aangeboden wordt via de media en andere bronnen
Sociaal psychologisch onderzoek: de bronnen hiervoor moeten openbaar zijn, zodat
men weet waar de gebruikte informatie vandaan komt en het onderzoek nogmaals kan
worden uitgevoerd onder dezelfde omstandigheden waarbij dezelfde conclusies
getrokken kunnen worden, verder is het belangrijk te weten op welke manier de
,gegevens verzameld zijn omdat je dan weet of het onderzoek (deels) op betrouwbare
en valide wijze is uitgevoerd.
Beschrijvend onderzoek:
Sociaal psychologen meten hoe vaak of op welke manier men nadenkt, zich voelt
of zich gedraagt in bepaalde situaties
Een voorbeeld van beschrijvend onderzoek is observerend onderzoek, waarin
onderzoekers individuen systematisch observeren, vaak in natuurlijke omgeving,
een voorbeeld is ook een onderzoek binnen een archief of een survey (mensen
vragen naar hun houdingen, opvattingen en gedragingen)
Correlationeel onderzoek:
Dit onderzoekt de associatie tussen variabelen, de correlatie coëfficiënt is een
meetmiddel voor de kracht en richting waarin de associatie tussen twee
variabelen optreedt; positieve correlatie betekent dat wanneer de scores op een
variabele toenemen, ze op de andere variabele ook zullen toenemen, negatieve
correlatie: de score op de ene variabele neemt toe, de score op de andere
variabele neemt af
Correlatie betekent geen oorzakelijk verband
Experimenteel onderzoek:
Experimenten vereisen uitoefenbare controle door degene die het experiment leidt
over gebeurtenissen in het onderzoek en een aselecte toewijzing van
deelnemers aan condities
Experimenten worden vaak gehouden in laboratoria, zodat de onderzoekers
controle kunnen hebben over de context en variabelen nauwkeurig kunnen
meten
Afhankelijke variabele: binnen een experiment een factor die onderzoekers meten om
te zien of het beïnvloed wordt door de onafhankelijke variabele
Onafhankelijke variabele: binnen een experiment een factor die gemanipuleerd wordt
door de onderzoeker om te zien of het de afhankelijke variabele beïnvloedt
Randomisatie: dit heeft te maken met het aselect toewijzen van mensen aan condities,
je moet ervoor zorgen dat iedereen uit de populatie een gelijke kans maakt om deel te
nemen aan het onderzoek zodat je een representatief deel van de populatie onderzoekt
Condities: omstandigheden (waarbinnen een experiment uitgevoerd wordt)
Hypothese: een toetsbare voorspelling over de condities waaronder iets zal voorvallen
(een onderzoeksvraag)
Manipulatie: het beïnvloeden door de onderzoeker van bijvoorbeeld de onafhankelijke
variabele
Operationalisatie: ervoor zorgen dat een onderzoek uitvoerbaar wordt, ervoor zorgen
dat alle benodigde dingen voor handen zijn om te beginnen
Betrouwbaarheid: Zijn de metingen van jouw onderzoek op de juiste wijze verricht met
bijvoorbeeld meetinstrumenten die in orde zijn? Kortom: heb je gemeten op de manier
waarop je wilde meten?
Interne Validiteit: de mate waarin er redelijke zekerheid kan bestaan dat de
onafhankelijke variabele in een experiment de effecten veroorzaken op de afhankelijke
variabele
Externe Validiteit: de mate waarin er een redelijk vertrouwen kan bestaan over het feit
dat de resultaten van het onderzoek ook door andere mensen in andere
omstandigheden verkregen zullen worden
Hoe kun je het ethisch verantwoorde gedeelte van je onderzoek in acht nemen?
De overheid zorgt voor een aantal ethische standaardnormen
Er bestaan onder psychologen ook bepaalde ethiek codes
, Het is belangrijk je participanten goed te informeren over het onderzoek zodat ze
weten wat ze kunnen verwachten en niet kunnen schrikken van bepaalde
onderzoeksonderdelen
Zelfbeeld: (self concept): hoe denken we over onszelf, het geheel van eigenschappen
die we onszelf toekennen, dit verkrijgen we door middel van introspectie, door
observatie (en attributie) van ons eigen gedrag en door het vergelijken van onszelf met
anderen
Zelfachting: (self esteem): hoe voelen we over onszelf, dit is belangrijk voor ons welzijn
en onze gezondheid
Dit wordt bepaald door de discrepantie tussen reële zelf en ideale zelf en de mate
waarin we ons focussen op die discrepantie, dit wordt hoog gehouden door allerlei
beschermende mechanismen
Zelf presentatie (self presentation): hoe presenteren we ons naar anderen, het doel is
goed te willen overkomen op anderen, anderen overtuigen van het beeld dat we van
onszelf hebben; dit laatste doel lijkt het belangrijkste
Een positief zelfbeeld is niet altijd even realistisch, mensen met een negatief zelfbeeld
hebben een meer realistische kijk op zichzelf dan mensen met een positief zelfbeeld,
wanneer je zelfbeeld te veel afwijkt van de werkelijkheid vinden mensen je niet meer
aardig, en je kunt door onrealistisch optimisme bepaalde gevaren niet tijdig erkennen
Hoe komen we aan ons zelf concept?
Introspectie
Observatie van ons eigen gedrag
Jezelf vergelijken met anderen
Je (autobiografisch) geheugen
Culturele invloeden
Verschillende vormen van zelfconcept in verschillende situaties:
Zelf-complexiteit: mensen met een lage zelf-complexiteit kennen zichzelf in de meeste
situaties dezelfde eigenschappen toe (ambitieus zowel op het sportveld als in de liefde),
mensen met een hoge zelf-complexiteit kennen zichzelf in verschillende situaties
verschillende eigenschappen toe (ambitieus op het sportveld maar lui op school)
Hoe komen we aan onze zelfschema’s?
Zelfschema’s zijn dat voor een totaal zelf-concept als wat een boek is voor een
bibliotheek
Het bestaat uit de opvattingen die men heeft over zichzelf om het zelf concept als het
ware te sturen
Beperkingen van introspectie als een manier om zelfkennis te verkrijgen:
Onderzoek heeft bewezen dat introspectie soms de nauwkeurigheid van ‘self-
reports’ kan verminderen
Men neigt ook om de emotionele reactie te overschatten ten opzichte van
positieve en negatieve gebeurtenissen in de toekomst
Zelf-perceptie theorie (Bem, 1972): we krijgen kennis over onszelf door ons gedrag te
observeren mits we het idee hebben dat we dit gedrag vrijwillig vertonen
Onderzoek van Schlenker & Trudeau: a) pp werden met suggestieve vragen ertoe
gebracht zichzelf positief te omschrijven, b) pp (…) negatief omschrijven, daarna vulde
groep a de vragenlijst betreffende zelfbeeld positiever in dan groep b
Sociale vergelijkingstheorie (Festinger, 1954): mensen vormen zich een beeld van
zichzelf door hun mening, prestaties te vergelijken met anderen, wanneer vergelijkt
men zich met anderen?, met wie vergelijkt men zich?