Pre-master Gezondheidswetenschappen BMG
Erasmus Universiteit Rotterdam
September 2021
Algemene leerdoelen
De student kan:
- de basisconcepten uit de organisatiewetenschappen (behorende bij de thema’s structuur, cultuur, professie, macht,
besluitvorming, netwerk, interorganisationele samenwerking, sociale integratie) en de logistiek in eigen woorden uitleggen.
- de basisconcepten uit de organisatiewetenschappen en de logistiek vertalen naar de gezondheidszorg.
- een organisatorisch probleem in een casus identificeren met behulp van de basisconcepten uit de organisatiewetenschappen en
de logistiek.
- een organisatorisch probleem in een casus analyseren met behulp van de basisconcepten uit de organisatiewetenschappen en
logistiek.
- een oplossingsrichting aanreiken voor een organisatorisch probleem in een casus met behulp van de basisconcepten uit de
organisatiewetenschappen en de logistiek.
- identificeren binnen welk perspectief een theorie of concept te plaatsen is; actor-systeem of interactieperspectief.
,Inhoud
Organisatiewetenschappen....................................................................................................................3
Week 1................................................................................................................................................3
Leerdoelen..........................................................................................................................................3
Inleiding..................................................................................................................................3
De student kan de verschillende perspectieven op organisaties (actor-, systeem- en
interactieperspectief) reproduceren en deze illustreren aan de hand van een voorbeeld.....4
De student kan de verschillende onderdelen van een organisatie reproduceren..................5
De student kan de verschillende coördinatiemechanismen reproduceren en deze ook
illustreren met een voorbeeld................................................................................................6
De student kan de verschillende manieren van het ontwerpen van individuele posities
noemen, uitleggen en illustreren met een voorbeeld............................................................7
De student kan de verschillende manieren van het groeperen van eenheden noemen en
uitleggen.................................................................................................................................8
De student kan de verschillende verbindingsmiddelen noemen, uitleggen, en illustreren
met een voorbeeld.................................................................................................................9
De student kan uitleggen op welke manieren in een organisatie sturing wordt gegeven en
dit illustreren met een voorbeeld.........................................................................................10
De student kan de verschillende vormen van het verschuiven van de
beslissingsbevoegdheid noemen en uitleggen; (de)centralisatie..........................................10
De student kan het besluitvormingsproces van Paterson reproduceren en alle stappen
ervan uitleggen.....................................................................................................................11
Week 2.................................................................................................................................................11
Leerdoelen........................................................................................................................................11
De student kan de situationele factoren noemen, uitleggen, en uitleggen hoe ze zich tot
elkaar verhouden..................................................................................................................11
De student kan de configuraties van Mintzberg reproduceren............................................13
De student kan per configuratie de bijpassende coördinatiemechanisme,
ontwerpparameters, en situationele factoren noemen........................................................15
De student kan de varianten op de configuraties noemen en uitleggen..............................18
(Organisatie)cultuur..............................................................................................................18
Week 3.................................................................................................................................................20
Leerdoelen........................................................................................................................................20
De student kan het onderscheid tussen afdelingslogistiek, proceslogistiek en
netwerklogistiek uitleggen....................................................................................................20
De student kan afdelingen typeren op basis van hun logistieke karakteristieken en kan de
belangrijkste principes van logistiek van afdelingen toepassen............................................22
De student kan de belangrijkste principes van logistiek van processen toepassen..............24
, De student kan zorgprocessen modelleren in een flowmodel..............................................24
Week 4..............................................................................................................................................26
Leerdoelen........................................................................................................................................26
Doelen..................................................................................................................................26
De student kan uitleggen wat macht inhoudt.......................................................................27
De student kan uitleggen wat er nodig is om macht uit te oefenen.....................................28
De student kan verschillende besluitvormingsmodellen noemen en uitleggen...................28
De student kan uitleggen wat een professional is................................................................29
De student kan de verschillende perspectieven op professionalisme noemen en uitleggen.
..............................................................................................................................................30
De student kan uitleggen wat (de)professionalisering is en hoe dit proces wordt beïnvloed.
..............................................................................................................................................31
Week 5.................................................................................................................................................32
Leerdoelen........................................................................................................................................32
De student is in staat om verschillende aspecten van de omgeving van organisaties te
benoemen.............................................................................................................................32
De student kan de begrippen domein en interdependentie bewustzijn omschrijven en de
onderlinge relatie tussen deze begrippen en de omgeving van een organisatie..................33
De student is in staat om de contingentie theorie in eigen woorden weer te geven en ook
de kritiek daarop...................................................................................................................34
De student is in staat om de verschillende concepten die samenhangen met integrale zorg
toe te lichten.........................................................................................................................35
De student kan het concept netwerk toelichten..................................................................36
De student is in staat om de modellen van integratie van Metcalf, Benson en Fabricotti te
reproduceren en toe te lichten.............................................................................................36
Logistieke afstemming van informatie en patiëntenstromen...............................................37
, Organisatiewetenschappen
Week 1
Leerdoelen
Inleiding
Hoe kijken organisatiewetenschappers naar organisaties?
- Elementen van een organisatie
- Perspectieven
- Metaforen
- Ideaaltypen
- Theorieën
Wat is een organisatie?
Elementen:
- (Social) structuur
Formeel: regels, procedures, hiërarchie
Informeel: relatie tussen mensen, interactie, samenwerking
- Mensen: attitude, ambitie, normen en waarden, leiderschap
- Doelen: doel van organisatie = doel van mensen, conflict
- Technologie: instrumenten, machines, apparatuur
- Omgeving: klanten, leveranciers, concurrenten, partners
Organisatie is geen statisch begrip.
Input, proces, output
Naar organisatie kijken in processen.
- Input: mensen, materiaal, informatie, kapitaal
- Throughput: besturing processen, ondersteunende processen, primaire proces
- Output: producten, diensten, informatie
Organisatie: een verzameling mensen die zich verenigen in een formeel samenwerkingsverband
teneinde doelstellingen van individuen en groepen te realiseren.
Organisatiewetenschap: de verzameling van inzichten, methoden, theorieën en richtlijnen die met
betrekking tot een organisatieverschijnsel bestaat.
Theorieën: systeem van denkbeelden of hypothesen waarmee waargenomen feiten of verschijnselen
kunnen worden verklaard of voorspellingen kunnen worden gedaan. Bijvoorbeeld: structural
functionalism, conflict theorie, symbolic interactionism.
Gebruik als brillen:
- Descriptief/beschrijvend: hoe ziet de organisatie eruit?
- Diagnostisch/analytisch: waarom gaat het goed of slecht?
- Prescriptief/voorschrijvend: hoe kan de organisatie er het beste uitzien?
Structuur en structureren volgens Mintzberg
- Coördinatiemechanismen
- Ontwerp van individuele posities
- Groepering van eenheden