Etniciteit en Nationalisme
Cursuscode: 200300019
Werkgroep W1
Werkgroepen gaan alleen over Anderson qua literatuur. De andere twee boeken gaan parallel met de
werkgroepen.
- Oude boek van Guadeloupe mag ik ook gebruiken in schrijfopdracht, maar het kan niet
bruikbaar zijn i.v.m. andere insteek dan vorig jaar.
Tentamen op 16 juni heeft weer een (open) vraag die je mag voorbereiden → dus dat is wel weer
hetzelfde als vorig jaar.
Vragen
e
1. Wat zijn volgens jullie de belangrijkste punten uit het voorwoord en de inleiding?
- Belangrijkste punt voorwoord: verwerken van kritiekpunten op zijn eerste versie en
nd
aangeven wat specifiek hij heeft aangepast of toegevoegd. Belangrijkste punt inleiding:
3 paradoxen, nationality + nationalism + nation zijn alle drie moeilijk te definiëren en
analyseren, hele brede definitie van nation → termen daarin uitlegd (imagined, limited,
sovereign and community).
- Voorwoord: gedachte dat het aansluit bij de eerste versie vd conclusie (H9).
La
Inleiding: doel van zijn boek (p.4). Nationalisme is een raar ‘isme’ ivm connectie
met politiek en ideologieën, maar nationalisme heeft dit niet. ‘Hoe wordt het
gezien als een politieke ideologie, terwijl nationalisme het niet is?’ → meer
analyseren door de jaren heen als een sociaal-cultureel construct of als iets niet
natuurlijks.
2. Wat betekenen de drie paradoxen?
n
- Eerste paradox: ‘the objective modernity of nations of the historian’s eyes VS. their
subjective antiquity in the eyes of the nationalist.’ → historici kijken naar het hele
te
proces (ontstaan, bestaan, toekomst) en zien dus dat nationalisme best modern is,
terwijl nationalisten zelf alleen kijken naar wie is nationalistisch en niet perse hoe het is
ontstaan of iets dergelijks. Historici geven geen waarde aan nationalisme wanneer
ze ernaar kijken, terwijl nationalisten dit wel doen. Nationalisten beroepen zich
op een soort oudheid van een bepaalde nationalisme, terwijl het idd historisch
S.
relatief nieuw is.
- Tweede paradox: ‘the formal universality of nationality as a socio-cultural concept VS.
the irremediable particularity of its concrete manifestations.’ → Paradox is keuze vs. in
hokje plaatsen. Je hebt nationalisme met die nationaliteit of je hebt het niet VS. je kiest
of je bij een bepaalde nationaliteit hoort / wilt identificeren. Er wordt vanuit gegaan
dat iedereen een nationaliteit heeft of niet, maar tegelijkertijd is het heel gek dat
dit particulier wordt ingevuld → universeel iets, maar kleinschalig ingevuld →
Iedereen heeft een nationaliteit (universeel), maar binnen die nationaliteit heb je
sub-nationaliteiten (kleinschalig).
- Derde paradox: ‘the ‘political’ power of nationalisms VS. their philosophical poverty and
even incoherence.’ → Paradox is zeg maar kracht dat je veel aanhang hebt en dat
nationalisten alles doen voor hun land, maar nationalisme zelf is niet perse een
, denkwijze met ‘eigen’ denkers zoals bijv. Voltaire of Marx etc. Kracht van
nationalisme in de politiek, terwijl het niet hetzelfde is als de andere ‘ismes’.
- Eerste paradoxen uitleggen voor de definitie om te laten zien wat nationalisme
allemaal niet is en zich af te vragen ‘wat is het dan wel?’. → Nationalisme is dus niet
iets makkelijks om te definiëren omdat alles heel paradoxaal kan zijn.
3. Analyseer de verschillende componenten van Anderson’s definitie van de natie. Leg aan de
hand van een voorbeeld uit wat deze betekenen.
- Imagined → student bij een Bachelor is onderdeel van een imagined community sinds
je deel bent van iets en je voelt je verbonden, maar je kent lang niet iedereen. Je kan
je voorstellen dat iemand tot een natie behoort, maar je hoeft dat individu niet
persoonlijk te kennen.
- Limited → er zijn grenzen want als iedereen in hetzelfde nationalisme wordt gestopt,
e
dan heb je geen nationalismes waarmee je kan concurreren. Als je je verbeeld als
natie en dus onderscheid maakt van jezelf als groep met de rest, dan maak je
nd
ook onderscheid dat er andere groepen zijn met naties. Het bestaat alleen bij de
graad van andere naties. Het houdt ergens op, maar het is wel elastisch.
- Sovereign
- Community
La
Hoorcollege 1 - It’s all about identity
‘It is imagined because the members of even the smallest nation will never know most of their
fellow-members, meet them, or even hear of them, yet in the minds of each lives the image of their
communion.’ | Anderson
‘I am because we are.’ | Guadeloupe
n
Leidende vraag = ‘All around the world [ethno]nationalists are gaining ground. Why?’
te
Het tijdperk van nationalisme is niet voorbij.
- De ‘nieuwe nationalist’ voelt zich bedreigd.
“The erosion [sic] of the nation-state, national economies and national cultural identities is a very
complex and dangerous moment. Entities of power are dangerous when they’re ascending and when
they’re declining… when the era of nation-states in globalization begins to decline, one can see a
S.
regression to a very defensive and highly dangerous form of national identity which is driven by a very
aggressive form of racism.” | Hall 1997
- Letterlijke en figuurlijke muren bouwen om bepaalde ‘mensen’ buiten te sluiten (ve land) →
bijv. migranten.
- Inclusiviteit en exclusiviteit zijn erg gevoelige fenomenen geworden → (nationale) identificering
is heel dicht geworden → (letterlijke + figuurlijke) grenzen die leiden naar homogeniteit.
‘The ‘end of the era of nationalism,’ so long prophesied, is not remotely in sight. Indeed, nation-ness is
the most universally legitimate value in the political life of our time.’ | Anderson.
Er is een verschil tussen nationalisme en etniciteit, [maar] een van de zorgwekkende dingen is dat het
nu aan de hand is volgens Anderson.
, Guadeloupe zegt ‘Ik zie Nederland als een Caribisch eiland.’. Dit is komt vanuit een perspectief die we
niet in het werk van Gloria Wekker terugvinden.
Identiteitspolitiek om te bepalen wie wel en wie niet tot een collectief verbeelde gemeenschap behoort
is een belangrijke troef in ons gesprek, denken, hoe we ons voelen, over thuis zijn, over in- en
uitsluiting.
Nationale soevereiniteit, identificatie, russificatie..? → welcome to identity land → intern: wie
identificeert zich met de natie en extern: wat gebeurt er als de grenzen van de natiestaat worden
overschreven. Hoe kunnen we ons dan nog identificeren met een natie?
‘Kleine reis door het identiteitsbegrip’
e
1. Psychologie
- Sigmund Freud (1856-1939) en Erik Erikson (1902-1994)
nd
- Individualistische, psychodynamische benadering
➔ Ontwikkeling eigen, persoonlijke, stabiele identiteit; consistent & coherent zelf
> Ieder individu heeft zo zijn eigen, wezenlijke, persoonlijke identiteit en die
ontwikkelt door de loop der tijd. Maar die gerichtheid blijft op de persoon zijn of
haar identiteit.
La
➔ Identiteitscrisis. > een probleem waaraan gewerkt moest worden als individu
Dit is problematisch.
- Culture & Personality School (1930-1940) > Margaret Mead (1901-1978) en Ruth
Benedict (1887-1948)
- Centrale element = consistente, persoonlijke, redelijk geëssentialiseerd identiteit
n
2. Sociologische interpretatie - symbolisch interactionisme
- Identiteit is niet iets wat je als persoon hebt en houdt. Het kan ontwikkelen naar iets
te
stabieler en zodanig vaststaand en wezenlijk kan zijn, maar dat identiteit, het begrip
van ‘wie je bent’ altijd alleen maar ontstaat in sociale interactie met anderen en in de
context van sociaal leven.
- Charles H. Cooley (1864-1929) en George H. Mead (1863-1931)
- Sociale interactie, context van sociale beleving/ervaring
S.
➔ Looking-glass self (Cooley)
➔ Role-taking (Mead)
➔ We zien onszelf zoals anderen ons zien...
- Erving Goffman (1959) The Presentation of Self in Everyday Life
➔ Zelf = product van een voorstelling > alsof we op een podium staan en ons
presenteren naar anderen. Wij performen wie we zijn aan de hand van context
en de relaties naar anderen.
➔ Identiteit = dramatisch effect
- Centraal element = identiteit werd gezien als ‘altijd in relatie en binnen de context met
en door anderen gemaakt’ → zonder anderen hebben we geen meervoudige
identiteiten meer die we kunnen uitvoeren.