Internationale grondslagen van de indirecte belastingen.
Hoorcollege 1.
World Trade Organisation (WTO)
Het WTO is een internationale organisatie vergelijkbaar met de VN, maar op het gebied van handel.
Het is een autonome bron van internationaal publiekrecht, ook wel bekend als het WTO-recht.
- De WTO is gevestigd in Geneve en is officieel op 1 januari 1995 begonnen. Daarvoor heette
het GATT. Grootste verschil: vanaf de oprichting van de WTO was arbitrage mogelijk, dus
rechtspraak in handelsgeschillen.
- In 2013 had de WTO 159 leden. Deze landen zijn gebonden aan de overeenkomsten die in
het kader van de WTO zijn afgesloten.
- Naast de WTO bestaat ook de Wereld Douaneorganisatie (WCO). Als je hier lid van bent, ben
je meestal ook lid van WTO. De belangrijkste handelslanden zijn zowel lid van WCO als van
WTO. Alleen Taiwan is geen lid van het WTO.
- De basisregels in het douanerecht zijn wereldwijd dus nagenoeg hetzelfde.
Belangrijkste overeenkomsten in WTO verband
1. General Agreement on Tariffs and Trade (GATT 1994): dit zijn overeenkomsten die bepalen
hoe je het stelsel van douanerechten en indirecte belastingen moet inrichtingen.
2. Antidumping overeenkomst: Anti-dumpingrechten zijn douanerechten bij invoer die worden
ingesteld omdat goederen afkomstig uit een ander land of andere douane-unie tegen te lage
prijzen worden afgezet. De anti-dumpingrechten zijn een protectionistische heffing en
beogen de eigen markt te beschermen.
o Als dumping plaatsvindt (zware subsidie of onder de kostprijs) kan een EU-bedrijf
een klacht indienen tegen dumping, waarop een antidumpingrecht kan worden
opgelegd.
o Vooruitlopend op een anti-dumpingrecht kan de EC een registratieplicht instellen,
deze maakt het mogelijk om na het instellen van een voorlopig antidumpingrecht
met terugwerkende kracht een navordering op te leggen voor antidumpingrechten.
De terugwerkende kracht is beperkt tot 90 dagen voorafgaand aan het instellen van
het voorlopige anti-dumpingrecht
o Voorbeeld is het antidumpingrecht op zonnepanelen uit China. Hiermee wordt
voorkomen dat er zonnepanelen onder de kostprijs in de EU worden gedumpt.
3. Customs Valuation Agreement (CVA): overeenkomst die bepaalt hoe je de douanewaarde
moet bepalen. Deze zijn grotendeels opgenomen in het handboek Douane
4. Rule of origin Agreement: regels die de nationaliteit van goederen bepalen. Ook belangrijk
voor vrijhandelsakkoorden: partijen bepalen welke oorsprongsregels van toepassing zijn.
Andere overeenkomsten in WTO verband
5. Import licensing: administratieve procedures die een aanvraag of andere documentatie bij de
relevante administratieve instantie vereisen als voorwaarde om goederen in te voeren.
6. Pre-shipment inspection
Welke overeenkomsten hebben een nauw verband met douane?
In principe hebben alle overeenkomsten een nauw verband met douane omdat een
douanemaatregel van de EU of op nationaal niveau theoretisch gezien schending kan opleveren van
een WTO overeenkomst. Maar: GATT 1994, CVA, Rules of Origin en Anti-dumping overeenkomsten
zijn meer douane gerelateerd dan andere overeenkomsten.
,Meest begunstigde beginsel – MFN-beginsel (most favoured nation)
Handelsvoordelen die aan een overeenkomstsluitende partij worden toegekend, moeten op gelijke
voet aan alle overeenkomstsluitende partijen worden toegekend. Hierdoor is het onmogelijk om te
discrimineren door handelsvoordelen toe te kennen aan slechts enkele staten. De WTO heeft dit
principe als eerste grondbeginsel opgenomen. Hierdoor zijn alle leden verplicht alle mede-leden op
dezelfde manier te behandelen, behoudens uitzonderingen.
- Is ook een soort antidiscriminatiebepaling. Bijvoorbeeld: een nationaal product hetzelfde
behandelen als een vergelijkbaar buitenlands product.
o Voorbeeld: als je een product uit Brazilie maar belast met 5% invoertarief, dan moet
je hetzelfde product uit andere derde landen ook belasten met een 5% invoertarief
en niet hoger. Dit tarief moet je toepassen op hetzelfde product uit elk land als ze lid
zijn van de WTO, want anders schend je het meestbegunstigde beginsel
o Wat is een vergelijkbaar product? Hiervoor kijken naar fysieke eigenschappen, maar
perceptie van de consument is doorslaggevend.
Bij invoer-btw is er heffing bij invoer en een vrijstelling bij uitvoer. Schending van het MNF-beginsel?
- Working group on border tax adjustments: Nee, een product komt de EU belastingschoon
binnen. Om gelijke voorwaarden voor alle producten in de EU te creëren, moet er btw
geheven worden. Als een product wordt uitgevoerd, is er geen verbruik in de EU en moet het
dus belastingschoon naar buiten. Dit vloeit voort uit het neutraliteitsbeginsel. Er mag dus
geen btw drukken op producten die de EU uitgaan.
- Het is dus geen exportsubsidie en is ook geen discriminerende heffing bij invoer.
Uitzonderingen op het MFN-beginsel:
1. Douane-unie: dit is een samenwerking op het gebied van douanetarieven. Tussen de leden
worden geen invoerrechten geheven en is er een gemeenschappelijk douanetarief.
a. De leden van de EU zijn lid van de WTO, maar de EU als douane-unie is ook lid van
het WTO. Als NL iets “exporteert” naar Duitsland, dan mag Duitsland geen
invoerheffing heffen.
b. Verschil met vrijhandelsakkoord: douane-unie is een verzameling van landen. Tussen
de landen van de douane-unie is sprake van open grenzen, dit wordt mogelijk
gemaakt door het vrije verkeer en is het niet meer onderworpen aan onderlinge
invoerrechten.
2. Vrijhandelsakkoord: een verdrag waarbij een afwijkend tarief afgesproken. Met een
vrijhandelsakkoord worden de handelsbelemmeringen afgebouwd. Dit leidt er niet toe dat
dit tarief ook op de rest van de WTO-leden moet worden toegepast.
a. Vrijhandelsakkoorden worden altijd door de EU gesloten voor alle landen binnen de
EU -> anders geen douane-unie meer
b. Bijvoorbeeld sinds 2011 heeft de EU een vrijhandelsakkoord met Zuid-Korea. Dit
betekent dat auto’s die als oorsprong Zuid-Korea hebben, wij daar 0% invoertarief op
heffen. Andersom geldt ook 0% invoertarief. Dus een wederzijdse preferentie.
i. Maar stel Hyundai bouwt de auto in China, dan heeft de auto als oorsprong
waarschijnlijk China. Dan geldt dit 0% niet.
3. Eenzijdige preferentiële regelingen: eenzijdig worden geen of verlaagde invoerrechten
geheven. Dit is gericht op producten afkomstig uit ontwikkelingslanden.
a. In de EU: Algemeen preferentieel systeem (APS): regeling om goederen uit bepaalde
ontwikkelingslanden tegen een verlaagd tarief de EU in te kunnen voeren.
b. Er worden dan geen of verlaagde douanerechten toegepast op bepaalde producten
met oorsprong van ontwikkelingslanden, zonder dat de EU een tegenprestatie van
die landen vraagt.
,Voorwaarden van de douane-unie en vrijhandelsakkoorden
- Eliminatie invoerrechten en andere handelsbelemmeringen tussen de leden.
- Handel met ‘derde landen’ als gevolg van douane-unie mag niet moeilijker worden gemaakt.
- Voor de douane-unie is er nog een extra vereiste: invoerrechten en andere handelsrestricties
van de leden moeten ten aanzien van een substantieel deel van derde landen substantieel
gelijk zijn. Dat wil zeggen dat er een gemeenschappelijk douanetarief op gelijkwaardige
producten moet zijn. In de EU moet er dus overal een gemeenschappelijk douanetarief op
gelijkwaardige producten zijn.
Douane-unie
Er zijn 2 douane-unies waarbij de EU betrokken is:
- EU 27 Douane-unie: alle invoerrechten en handelsmaatregelen zijn hetzelfde
o Dus bijvoorbeeld ook dezelfde anti-dumpingrechten
- EU Turkije Douane-unie: alle invoerrechten zijn gelijk, maar er zijn verschillen in andere
handelsmaatregelen (bijvoorbeeld anti-dumping, of zie de vergeldingsmaatregelen van
Turkije jegens de VS in het kader van de handelsoorlog)
Een douane-unie leidt dus altijd tot gelijke invoerrechten, maar niet altijd tot dezelfde overige
maatregelen.
Belastingen die niet onder MFN-beginsel vallen:
- Binnenlandse belastingen: mogen wel worden geheven, want worden niet alleen ter zake
van invoer geheven (btw, accijnzen, energiebelastingen, BPM etc). Er wordt wel bij invoer
geheven, maar ook bij binnenlandse productie/verkoop (zelfde tarief).
o Deze zijn wel gebonden aan het verbod op discriminatie
- Antidumpingheffingen
- Heffingen geheven bij invoer om de kosten van dienstverlening te dekken (bijvoorbeeld
kosten voor de keuring aan de grens)
Binnenlandse belastingen: verbod op discriminatie
De producten uit derde landen en gelijksoortige nationale producten moeten voor de binnenlandse
belastingen op dezelfde manier worden behandeld (art. III, lid 2 GATT 1994). Er moet bijvoorbeeld
hetzelfde tarief worden toegepast als het om gelijkwaardige producten gaat.
- Met deze bepaling wordt voorkomen dat het MFN-beginsel wordt omzeild door
discriminerende binnenlandse belastingen te gebruiken.
Schedule of Concessions (art. II, lid 1 onderdeel a GATT 1994)
Hierin worden afspraken gemaakt dat het MFN-tarief verder verlaagd wordt. De WTO-leden doen
toezeggingen om de invoerrechten verder te verlagen.
- In zo’n ronde kan worden besproken dat een tarief van bijvoorbeeld auto’s van 10% naar 4%
verlaagd kan worden.
- Alle lidstaten van de WTO doen zulke consessies. Dit gebeurt in het kader van globalisering.
- Als een tarief wordt verlaagd moet je je hieraan houden en moet het worden toegepast voor
alle andere leden van het WTO, voor zover er geen vrijhandelsakkoord van toepassing is.
- Dit geldt niet voor ontwikkelingslanden, omdat zij afhankelijker zijn van invoerrechten. In
ontwikkelingslanden gelden ook vaak hogere douanetarieven dan in de EU of in de VS (zorgt
voor extra inkomsten)
- Er zijn veel producten die niet zijn onderworpen aan invoerrechten, bijvoorbeeld alles wat
met IT te maken heeft, hierdoor zijn de gemiddelde percentages heel laag.
, Heffing van invoerrechten onder WTO-recht
Het verschuldigde invoerrecht = douanewaarde * tarief
- Het tarief is afhankelijk van de oorsprong van de goederen, omdat zo wordt bepaald of tarief
van MFN of vrijhandelsakkoord van toepassing is. Bijvoorbeeld een auto ingevoerd uit de VS,
dan geldt MFN 10%. Maar wordt de auto ingevoerd uit Noord-Korea, dan is het 0%.
- In plaats van de douanewaarde kan ook een specifieke maatstaf worden gebruikt: gewicht of
volume (in de EU vooral in de landbouw, Zwitserland gebruikt het voor alle goederen)
Harmonised System
Hoe een product moet worden ingedeeld is afhankelijk van het geharmoniseerde systeem (GS) van
de Wereld Douane Organisatie. De structuur van het geharmoniseerd bestaat uit headings (4 cijfers),
subheadings van het geharmoniseerd systeem (6 cijfers) en subheadings van het gecombineerde
nomenclatuur van de EU (8 cijfers).
- De eerste 6 cijfers van de tariefsindeling zijn bepaald door de Wereld Douane Organisatie, de
laatste 2 op Europees niveau. Op Europees niveau wordt daarom gesproken van een
gecombineerde normenclatuur (GN).
- Dit systeem vormt de basis voor handelsonderhandelingen, quotaregels en oorsprongsregels
- Het GS wordt in 200 landen en in 98% van de wereldwijde handel gebruikt.
- De gecombineerde nomenclatuur (GN) bestaat uit
o GS nomenclature
o De op EU-niveau toegevoegde twee cijfers -> GN subheadings
o Toelichten en omschrijvingen.
o Conventioneel tarief van rechten
Auto (10%) of motorfiets (6%)
- 8703: motor cars and other motor vehicles principally designed for the transport of persons,
including station wagons and racing cars
- 8703 21: of a cylinder capacity not exceeding 1.000 cm3
- 8711: motorcycles and cycles fitted with an auxiliary motor, with or without side cars
- 8711 50: with reciprocating internal combustion piston engine of a cylinder capacity
exceeding 800 cm3.
Explanatory notes to 8703: Het ging erom of er een motor car type steering system was, en hieraan
werd voldaan, dus was het een auto.
Explanatory notes to 8711: three-wheeled vehicles are also classified here provided they do not have
the character of motor vehicles of heading 8703.
Oorsprong
Oorsprong van een goed: het land waar het goed of product geheel en al is voortgebracht, of waar
het product zijn laatste essentiële bewerking heeft ondergaan. Daarbij maken we onderscheid tussen
preferentiële en niet-preferentiële oorsprong.
1. Op basis van preferentiële oorsprong is het mogelijk gebruik te maken van een lager tarief.
Bij goederen met een preferentiële oorsprong worden preferentiële tarieven gebruikt. Dat
zijn verlaagde invoerrechten, bijvoorbeeld in het kader van een vrijhandelsakkoord of
gebaseerd op de eenzijdig toegekende algemene tariefpreferenties (APS). Het doel van
preferentiële oorsprong is dus om lagere invoerrechten te krijgen.
2. Niet-preferentiële oorsprong bevatten handels-maatregelen, bijvoorbeeld:
o Antidumpingrechten
o Handelsrestricties: zoals verboden en quota
o Vergeldingsmaatregelen: zoals de EU-heffingen op de producten uit de VS in het
kader van handelsoorlog.
Hierbij gelden dus de normale MFN-tarieven.