100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Zelfgemaakte, complete samenvatting van Europees Recht (RS0402) €5,79   In winkelwagen

Samenvatting

Zelfgemaakte, complete samenvatting van Europees Recht (RS0402)

 26 keer bekeken  2 keer verkocht

Hoi, Ik heb deze samenvatting gemaakt aan de hand van literatuur, jurisprudentie, college aantekeningen en oude tentamens. Er heeft best wat tijd ingezeten, maar ik denk dat dat ook wel terug te zien is in de kwaliteit. Het document is 30 kantjes lang.

Voorbeeld 4 van de 31  pagina's

  • Ja
  • 2 oktober 2021
  • 31
  • 2021/2022
  • Samenvatting
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alle documenten voor dit vak (3)
avatar-seller
woutersmith
Europees Recht
LH1
Inleiding en rechtsbeginselen

Rechtsbeginselen van de Unie

O.g.v. art. 5 lid 1 VEU komt de Unie bevoegdheden toe middels het beginsel van
bevoegdheidstoedeling (de definitie van dit begrip staat in lid 2).
De bevoegdheidstoedeling wordt beheerst door een aantal rechtsbeginselen:

1. Attributiebeginsel (art. 4 lid 1 jo. 5 lid 1 en 2 VEU)  De Unie kan alleen
optreden als daarvoor een bevoegdheid te vinden is in een rechtsgrondslag (in
de Verdragen).
 Rechtsgrondslagen zijn belangrijk om 2 redenen:
o Inhoudelijke waarborgen  Om te controleren of de Unie niet
optreedt binnen een gebied waar zij niet toe bevoegd is.
(Tabaksreclame-arrest)
o Procedurele waarborgen  Deze vloeien voort uit
besluitvormingsprocedures, die allen van elkaar verschillen. Zo
weet men welke procedure moet worden gevolgd.
 De keuze voor de rechtsgrondslag moet berusten op objectieve gegevens
die voor rechterlijke toetsing vatbaar zijn, wat door het HvJEU (hierna:
Hof) wordt onderzocht.
 Zijn er in een situatie 2 verschillende soorten rechtsgrondslagen voor het
handelen van de Unie?  Men gebruikt de rechtsgrondslag die het meest
van toepassing is op het handelen van de Unie.
 Cumulatie van rechtsgrondslagen = Als beide rechtsgrondslagen
moeten worden gebruikt, omdat beide aspecten even belangrijk zijn.
Als de besluitvormingsprocedures niet verenigbaar zijn, kan cumulatie
worden uitgesloten. (Titaandioxide-arrest)

2. Subsidiariteitsbeginsel (art. 5 lid 3 VEU)  Zie het artikel voor uitleg. Het
staat er allemaal in.
 Bij het subsidiariteitsbeginsel gaat het om niet-exclusieve
bevoegdheden van de Unie, die in art. 4 VWEU staan opgesomd. Het
gaat dus om bevoegdheden die worden gedeeld met de lidstaten.
 Het subsidiariteitsbeginsel bevat 2 componenten (de
subsidiariteitstoets):
o Positief component  De Unie kan de doelstelling beter
verwezenlijken dan de lidstaat.
o Negatief component  De lidstaten kunnen de doelstelling niet
voldoende verwezenlijken.
Conform lid 3 is bovenstaande toets vereist, overeenkomstig het
Protocol.
LET OP! Niet-wetgevingshandelingen zijn niet onderworpen aan deze
toets, maar zij er ook niet van uitgesloten.

,3. Evenredigheidsbeginsel (art. 5 lid 4 VEU)  Het optreden van de Unie hoort
niet verder te gaan dan wat voor het bereiken van de doelstelling noodzakelijk
is.
 Overeenkomstig het Protocol (aldus lid 4) bestaat het
evenredigheidsbeginsel uit 3 toetsen/vragen (de evenredigheidstoets):
o Geschiktheid van de maatregel (1e vraag)  Een maatregel is
ongeschikt wanneer deze niet kan leiden tot een bepaald doel; en
o De noodzakelijkheidstoets (2e vraag)  Gaat het gekozen
middel, ter bereiking van de doelstelling, niet verder dan wat
noodzakelijk is? (Deense Flessen-arrest)
o De evenredigheid strictu sensu van een maatregel (3e vraag) 
Het gaat hier om een belangenafweging die wordt gemaakt: de
doelstelling van de maatregel wordt direct afgewogen tegen een
ander, publiek belang. Kortom: de doelstelling van de maatregel
zelf staat ter discussie.

4. Loyaliteitsbeginsel (art. 4 lid 3 VEU)  Lidstaten mogen niet in strijd
handelen met verdragen.
 Er wordt een onderscheid gemaakt tussen 3 sub-beginselen:
o Constitutioneel-institutioneel loyaliteitsbeginsel  Ziet toe op
de formele verhouding tussen de lidstaten, instellingen van de
Unie en de Unie zelf. Lidstaten dienen zich loyaal te gedragen
naar de Unie.
o Materieel loyaliteitsbeginsel  Bij rechtspraak van het Hof is de
werkingssfeer van materiele bepalingen uit het VWEU opgerekt.
o Procedureel loyaliteitsbeginsel  Ziet toe op doorwerking van
primair- en secundair Unierecht.
Rule of reason  Redelijke regels van nationaal procesrecht zijn
niet in strijd met het procedureel loyaliteitsbeginsel.
Kühne & Heitz-arrest: Het loyaliteitsbeginsel verplicht een
bestuursorgaan van een lidstaat om terug te komen op definitief
geworden besluiten om de volle werking van het Unierecht te
verzekeren, indien:
1. Het bestuursorgaan daartoe o.g.v. nationaal recht
verplicht is; en
2. Het besluit definitief is als gevolg van een uitspraak van de
hoogste nationale rechter; en
3. De belanghebbende zich onmiddellijk na kennis te hebben
genomen van de uitspraak van het Hof, zich tot het
bestuursorgaan heeft gewend; en
4. De uitspraak (o.g.v. Unierecht) onjuist is gebleken en is
gegeven zonder dat het Hof is verzocht om een prejudiciële
beslissing.  De nationale rechter is hiertoe verplicht. Doet
hij dit niet, dan heeft dat gevolgen voor de formele
rechtskracht van onaantastbare besluiten.

, Werking van het primaire Unierecht

Primair Unierecht:
 Verdragen (VEU en VWEU)

De autonomie van het Unierecht bestaat uit voorrang (Costa/ENEL-arrest) en
rechtstreekse werking (Van Gend en Loos-arrest).
Het Unierecht heeft werking als intern recht: een onderdaan kan zich beroepen op de
nationale rechtsorde. Voor het doen van een beroep op een regel van Unierecht moet
men dus bij de nationale rechter van de eigen lidstaat zijn.
LET OP! Wanneer een nationale regel niet verenigbaar is met het Unierecht, dan gaat
het Unierecht voor. Dit is de Nederlandse visie. Duitsland deelt een andere visie.

Het Unierecht bepaalt zelf dat er sprake is van rechtstreekse werking. De
basisvoorwaarde daarvoor is dat een regel van Unierecht voldoende duidelijk (1) en
onvoorwaardelijk (2) moet zijn (Van Gend en Loos-arrest).
LET OP! Dit geldt voor zowel primair- als secundair Unierecht.
De nationale rechter moet een bepaling rechtstreeks kunnen toepassen, zonder dat hij
daarbij de plaats van de Europese- of nationale rechter inneemt (Lütticke 2-arrest).

Bij de werking van Unierecht zijn er telkens 2 situaties te onderscheiden:
 Verticale situaties  Een beroep op Unierecht t.o.v. een
overheidsinstelling van een lidstaat.
o Omgekeerde verticale situaties  Een overheidsinstelling van
een lidstaat doet een beroep op Unierecht t.o.v. een particulier.
Dit werd óók in het Van Gend en Loos-arrest bepaald.
 Horizontale situaties (Walrave en Koch-arrest)  Het inroepen van
het Unierecht tussen particulieren onderling.

Werking van secundair Unierecht

Secundair Unierecht
 Verordeningen (art. 288 VWEU)
 Besluiten (art. 288 VWEU)
 Richtlijnen (art. 288 VWEU)

De doorwerking van secundair Unierecht wordt beheerst door de nuttig-
effectdoctrine  Er mag geen afbreuk worden gedaan aan het nuttig effect van
Unierecht. Op grond hiervan heeft het Hof de doorwerking van secundair Unierecht
ontwikkeld.

1. Verordeningen  Maatregelen met een algemene strekking die verbindend
zijn in al hun onderdelen en rechtstreeks toepasselijk zijn in elke lidstaat.

,  LET OP! Verordeningen mogen niet in nationale wetgeving worden
omgezet. De verordeningen dienen als zichzelf plaats in te nemen in de
rechtsorde van de lidstaat.
 Bepalingen uit verordeningen hebben horizontale rechtstreekse werking.
Particulieren kunnen zich hier dus tegenover elkaar op beroepen.
(Munoz-arrest)

2. Besluiten  Besluiten zijn verbindend in al hun onderdelen.
 Indien het besluit adressanten bevat, is het alleen verbindend voor hen.
 Parallel aan verordeningen is het zo dat op besluiten in de Europese
rechtsorde een beroep kan worden gedaan als het besluit voldoende
duidelijk en onvoorwaardelijk is.

3. Richtlijnen  Richtlijnen zijn meer instructies. Lidstaten mogen zelf weten
hoe zij invulling geven aan het bereiken van het doel van de richtlijn, zolang
het doel maar wordt bereikt. Er geldt een implementatietermijn voor de
lidstaten. Bepalingen uit richtlijnen moeten vóór de implementatietermijn
worden geïmplementeerd of omgezet. Houden zij zich hier niet aan, dan gelden
er consequenties.
 LET OP! Richtlijnen moeten (in tegenstelling tot verordeningen)
worden omgezet of geïmplementeerd in nationale regelgeving van de
lidstaat.
 LET OP! Richtlijnen kennen (in tegenstelling tot verordeningen) geen
horizontale rechtstreekse werking. (Faccini Dori-arrest)
 Voor het verstrijken van de implementatietermijn is een richtlijn slechts
een document dat rechten en plichten creëert tussen de lidstaten en de
Unie  Particulieren kunnen zich in deze fase van de richtlijn nog NIET
op bepalingen uit de richtlijn beroepen. Horizontaal überhaupt niet (zoals
hierboven staat uitgelegd), maar óók niet verticaal.
 Voor het verstrijken van de implementatietermijn van de richtlijn mag de
lidstaat geen maatregelen nemen die lijnrecht ingaan tegen de beoogde
doelstelling van de richtlijn. (Inter/Environment-arrest)
 Wanneer de lidstaat de richtlijn niet binnen de implementatietermijn
heeft omgezet of geïmplementeerd, dan kan een particulier een beroep
doen op een bepaling van deze richtlijn, mits de bepaling
onvoorwaardelijk en voldoende duidelijk is. (zoals in Van Gend & Loos-
arrest) (Becker-arrest)
 Driehoeksverhouding (Wells-arrest) (dit is meer masterstof): Als een
particulier zich beroept op een richtlijn tegenover de overheid en het
effect van dit beroep de positie van een andere particulier verslechtert,
dan dient de rechter te kiezen wat belangrijker is  het nuttig effect van
de richtlijn te verzekeren, of de wens particulieren niet te belasten met
het falen van de overheid.
 Vanaf het moment van inwerkingtreding van de richtlijn rust er op de
nationale rechter een plicht om zich te onthouden van een uitlegging van
het nationale recht die het bereiken van de doelstellingen van de richtlijn

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper woutersmith. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,79. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 67474 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€5,79  2x  verkocht
  • (0)
  Kopen